Nachtwaker
Geplaatst: 18 dec 2008 16:44
25. Nachtwaker
Nachtwaker
Proloog
Er hing een drukkende duisternis rondom de stad. De donder ronkte in de bovenste contreien van de hemel en de inktzwarte nacht werd enkel verlicht door de zwakke flitsen van de bliksem. De lantarens waren vandaag niet aangestoken, uit angst dat de man met de fakkel weggeblazen zou worden door de sterke ruk winden, of dat hij zou verdrinken in de modder rivieren die langzaam maar welvarend door de straten liepen.
De paleiselijkewacht had zich teruggetrokken achter de beschermende deuren van onze herberg, en weigerde toegang aan de eenzame reizigers die wanhopig op onze deuren bleven bonken. Ik wisselde heimelijke blikken met de waard, maar we wisten beiden dat we ons niet tegen de wacht in konden bewegen.
Met de volgende klap donder sloegen alle kaarsen als door magie uit. Kleine kreten van verbazing en angst vulde de ruimte om mij heen, en met mijn hart in mijn keel richtte ik mij op. Het was echter niet mijn stem die de duisternis doorboorde, maar die van de waard. ‘’Alstublieft eerbiedwaardige gasten, vreest u niet,..’’ Een kleine vlam ontstak links van mij, en in de schemering zag ik zijn bolle gezicht glimmen in het kaarlicht, ‘’Wees niet bang voor wind en regen, ik verzeker u dat u hier veilig bent voor de grillen van moeder natuur..’’ Ik luisterde niet naar zijn toespraak.. Door de spleten van de deur kon ik iets zien…
Mijn adem stokte in mijn keel, mijn hart stopte met kloppen.. Bij de volgende donderslag sloeg de deur in stukken uiteen……….
---------------------------------------------------------------
Pérron bewoog zich zwijgend voor over de begraafplaats, blij in het gezelschap te zijn wat hij het meest waardeerde. Groene vlammen van duisternis branden zijn voetstappen in de zompige grond onder hem, en de geur van zwavel en zuur vulde zijn vermoeide neusgaten. Te lang had hij over deze vlaktes gezweefd, te lang had hij tussen het de stinkende aroma’s van liefde en vergiffenis gelopen. Vervreemd van huis en haard was hij deze stinkende, rottende zandbak ingeslingerd en nu zijn verblijf op zijn einde liep was hij opzoek naar zijn laatset daad
Maanden had de veldslag om Meterster geduurd, eeuwen had hij naar het gezever en gezwets van dat zielige mormol moeten luisteren, te lang had hij zich verscholen in de schaduwen geworpen door het zonlicht. Hoewel zijn zwarte hart zwol van het feestmaal en duistere emotie’s, en kille woede van het strijdperk, was de prijs voor zijn verblijf de nachtwaker te hoog geworden.
Zijn giftige stem had de fluisteringen van de strijd engelen heel langzaam verdrongen, tot er niets eer restte dan het kille verlangen om te moord in de zwakke harten van de mensen. Pérron had bijna elke druppel bloed die er vergoten werd op zijn weggeteerde lippen kunnen proeven. Hij had zich kunnen wentelen in de doodskreten, genieten van de bloeddorst van de mens terwijl dolken hun harten doorboorden.
Het was bijna te makkelijk om Generaal Thane de dolk van verderf te geven, de mans ogen glommen met lust toen hij het met goud uitgewerkte ding zag.. Even lachte de demon, even genietend hij zijn stem als donder de vele grafstenen om hem geen spleet. Wat een dwaas, wat een arrogante dwaas. Zijn ziel, voor niet meer dan een sieraad.
Met gepast gemak gooide hij zijn geblakerde hoofd in zijn nek, de geur van de man kon nooit ver weg zijn… In de duisternis waren de geuren van de stad hem nog toegankelijker, bloed urine… Hij negeer zijn eigen zwavel geur en ging op zoek naar de angst die hem zo makkelijk naar zijn doel zou kunnen leiden….
Met een triomfantelijk kreet op zijn lippen stormde Pérron de kleine heuvel af, waarop zijn gekoesterde begraafplaats was gebouwd.. Niet ver onder hem lag de volledig verduisterde stad op hem te wachten, of liever gezegd.. zijn prooi lag op hem te wachten.
------------------------------------------
Epiloog
Mijn adem leek te zijn veranderd in ijs, en bleef steken in mijn keel. De net gedoofde haard ontstook in een zwartvuur toen de koude wind door de open gebroken deuren sloeg. Plotseling leek de hemel open gebroken te zijn, en regen kletterde genadeloos op de houtenvloeren. De waard viel even naast mij met een klap neer. Ongewild sloeg ik een gil uit, ik was niet de enige.
De hysterica sloeg toe in de herberg, de wacht leek te struikelen over elkaar om naar buiten te komen, de bediening gooide met dienbladen, messen werden getrokken. Maar niets, had ons kunnen redden van wat er kwam. De glinstering die ik bij de deur had gezien, was veranderd in een gestalte. Hij stond ter midden van het versplinterde hout, en de storm leek zich om hem heen te verzamelen. Groene vlammen leken van zijn huid af te slaan, hij was drie keer zo lang als een normaal man… Zijn zwarte ogen keken ongeïnteresseerd om zich heen.
Zwarte wezen sprongen uit het duivelse vuur in de haard. Ik hoorde schreeuwen, ik hoorde gillen.. Ik hoorde hun onnatuurlijke gegiechel toen één van hen een wachter te pakken kreeg en zijn ogen eruit rukte met zijn kleine drievingerige klauwtjes.
De gestalte in de deur nam een stap naar voren, zwavel en bloed vermengde zich in mijn neus.. Net voor hij zijn enorme zwarte klauw naar me uitstrekte. Mijn hart stond stil.
Nachtwaker
Proloog
Er hing een drukkende duisternis rondom de stad. De donder ronkte in de bovenste contreien van de hemel en de inktzwarte nacht werd enkel verlicht door de zwakke flitsen van de bliksem. De lantarens waren vandaag niet aangestoken, uit angst dat de man met de fakkel weggeblazen zou worden door de sterke ruk winden, of dat hij zou verdrinken in de modder rivieren die langzaam maar welvarend door de straten liepen.
De paleiselijkewacht had zich teruggetrokken achter de beschermende deuren van onze herberg, en weigerde toegang aan de eenzame reizigers die wanhopig op onze deuren bleven bonken. Ik wisselde heimelijke blikken met de waard, maar we wisten beiden dat we ons niet tegen de wacht in konden bewegen.
Met de volgende klap donder sloegen alle kaarsen als door magie uit. Kleine kreten van verbazing en angst vulde de ruimte om mij heen, en met mijn hart in mijn keel richtte ik mij op. Het was echter niet mijn stem die de duisternis doorboorde, maar die van de waard. ‘’Alstublieft eerbiedwaardige gasten, vreest u niet,..’’ Een kleine vlam ontstak links van mij, en in de schemering zag ik zijn bolle gezicht glimmen in het kaarlicht, ‘’Wees niet bang voor wind en regen, ik verzeker u dat u hier veilig bent voor de grillen van moeder natuur..’’ Ik luisterde niet naar zijn toespraak.. Door de spleten van de deur kon ik iets zien…
Mijn adem stokte in mijn keel, mijn hart stopte met kloppen.. Bij de volgende donderslag sloeg de deur in stukken uiteen……….
---------------------------------------------------------------
Pérron bewoog zich zwijgend voor over de begraafplaats, blij in het gezelschap te zijn wat hij het meest waardeerde. Groene vlammen van duisternis branden zijn voetstappen in de zompige grond onder hem, en de geur van zwavel en zuur vulde zijn vermoeide neusgaten. Te lang had hij over deze vlaktes gezweefd, te lang had hij tussen het de stinkende aroma’s van liefde en vergiffenis gelopen. Vervreemd van huis en haard was hij deze stinkende, rottende zandbak ingeslingerd en nu zijn verblijf op zijn einde liep was hij opzoek naar zijn laatset daad
Maanden had de veldslag om Meterster geduurd, eeuwen had hij naar het gezever en gezwets van dat zielige mormol moeten luisteren, te lang had hij zich verscholen in de schaduwen geworpen door het zonlicht. Hoewel zijn zwarte hart zwol van het feestmaal en duistere emotie’s, en kille woede van het strijdperk, was de prijs voor zijn verblijf de nachtwaker te hoog geworden.
Zijn giftige stem had de fluisteringen van de strijd engelen heel langzaam verdrongen, tot er niets eer restte dan het kille verlangen om te moord in de zwakke harten van de mensen. Pérron had bijna elke druppel bloed die er vergoten werd op zijn weggeteerde lippen kunnen proeven. Hij had zich kunnen wentelen in de doodskreten, genieten van de bloeddorst van de mens terwijl dolken hun harten doorboorden.
Het was bijna te makkelijk om Generaal Thane de dolk van verderf te geven, de mans ogen glommen met lust toen hij het met goud uitgewerkte ding zag.. Even lachte de demon, even genietend hij zijn stem als donder de vele grafstenen om hem geen spleet. Wat een dwaas, wat een arrogante dwaas. Zijn ziel, voor niet meer dan een sieraad.
Met gepast gemak gooide hij zijn geblakerde hoofd in zijn nek, de geur van de man kon nooit ver weg zijn… In de duisternis waren de geuren van de stad hem nog toegankelijker, bloed urine… Hij negeer zijn eigen zwavel geur en ging op zoek naar de angst die hem zo makkelijk naar zijn doel zou kunnen leiden….
Met een triomfantelijk kreet op zijn lippen stormde Pérron de kleine heuvel af, waarop zijn gekoesterde begraafplaats was gebouwd.. Niet ver onder hem lag de volledig verduisterde stad op hem te wachten, of liever gezegd.. zijn prooi lag op hem te wachten.
------------------------------------------
Epiloog
Mijn adem leek te zijn veranderd in ijs, en bleef steken in mijn keel. De net gedoofde haard ontstook in een zwartvuur toen de koude wind door de open gebroken deuren sloeg. Plotseling leek de hemel open gebroken te zijn, en regen kletterde genadeloos op de houtenvloeren. De waard viel even naast mij met een klap neer. Ongewild sloeg ik een gil uit, ik was niet de enige.
De hysterica sloeg toe in de herberg, de wacht leek te struikelen over elkaar om naar buiten te komen, de bediening gooide met dienbladen, messen werden getrokken. Maar niets, had ons kunnen redden van wat er kwam. De glinstering die ik bij de deur had gezien, was veranderd in een gestalte. Hij stond ter midden van het versplinterde hout, en de storm leek zich om hem heen te verzamelen. Groene vlammen leken van zijn huid af te slaan, hij was drie keer zo lang als een normaal man… Zijn zwarte ogen keken ongeïnteresseerd om zich heen.
Zwarte wezen sprongen uit het duivelse vuur in de haard. Ik hoorde schreeuwen, ik hoorde gillen.. Ik hoorde hun onnatuurlijke gegiechel toen één van hen een wachter te pakken kreeg en zijn ogen eruit rukte met zijn kleine drievingerige klauwtjes.
De gestalte in de deur nam een stap naar voren, zwavel en bloed vermengde zich in mijn neus.. Net voor hij zijn enorme zwarte klauw naar me uitstrekte. Mijn hart stond stil.
