Kidnapped
Geplaatst: 16 mar 2009 20:30
Hoooi :'D
Hier is een nieuw verhaal van mij! Het is weer een fanfic van Simple Plan. :] Ik hoop dat het jullie bevalt, en verbeteringen, reacties, etc. zijn áltijd welkom! ^^
i hope you enjoy it!
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
En daar liepen we, midden in de nacht door de straten van Montreal. Zwijgend liepen we door de uitgestorven straat. Katy was een beetje aangeschoten, dus we liepen niet zo snel. Vanuit de verte zag ik de felle lichten van een auto. In mezelf vroeg ik me af wat die auto hier nog zo laat moest. De auto sloeg een zijstraat in en verdween uit mijn zicht.
‘Zijn we er bijna?’ vroeg Katy.
‘Ja, nog vijf minuten,’ zei ik en we liepen weer zwijgend verder. Toen we langs de straat liepen waar de auto was ingereden, voelde ik dat er iemand naar me keek. Ik draaide me om, maar zag niemand. Katy, die stil bleef staan vroeg: ‘Is er wat?’
Ik schudde mijn hoofd en zei: ‘Nee, laat maar. Ik dacht dat ik iets hoorde.’ We liepen weer verder nog twee straten en dan waren we veilig thuis.
Opeens begon Katy te gillen, ik keek verschrikt naar mijn zusje en zag dat een brede man haar stevig in de houdgreep had.
‘Laat haar los, vieze gluiperd!’ schreeuwde ik naar de man. Ik kon zijn gezicht niet zien, omdat hij een bivakmuts over zijn hoofd had getrokken. Nu kwam er een andere gemaskerde man op me afgelopen, hij had een vuurwapen in zijn handen en hij richtte het ding op mij. ‘Niet schreeuwen, anders knal ik jullie allebei neer,’ dreigde de man. Hulpeloos keek ik naar mijn zusje, die zich uit alle macht probeerde los te wurmen. Ik zette mijn verstand uit en rende op de man die mijn zusje nog steeds vast hield. Ik begon hem te schoppen en te slaan. Toen ik zijn armen wilde pakken, voelde ik iets kouds tegen mijn voorhoofd. Meteen liet ik de man los en keek angstig opzij, daar stond de andere man. Hij hield zijn vuurwapen nog steeds tegen mijn voorhoofd aan en zei: ‘Nog even en ik knal je echt neer.’
‘Sara, ga weg!’ riep Katy angstig.
‘Ik laat je niet alleen! Je bent dronken!’ zei ik paniekerig.
‘Wil je dood?!’ gilde ze.
Ik zweeg. In mijn hoofd spraken twee stemmen. ‘Ren weg, Katy redt zich wel,’ zei de ene.
‘Je kunt je zusje toch niet hier achter laten bij die twee gluiperds?’ zei de ander. Het leek wel of ik gek werd.
Plotseling renden de mannen weg en tot mijn grote schrik zag ik dat ze Katy met zich mee sleurden.
‘Neeeee!’ gilde ik, ‘Katy! Blijf van haar af!’ Ik gilde alles bij elkaar, maar ik kon mijn zusje niet terug halen. Ik rende achter de mannen aan, maar ze waren te snel. Ze duwden Katy hun auto in en scheurden met piepende banden weg.
Tranen stroomden over mijn wangen. Ik liet me op de stoep zakken en huilde. Het leek wel of ik niet kon stoppen met huilen, de tranen bleven maar komen. Ik lag daar op de koude stoep, midden in Montréal, terwijl mijn zusje vol angst in een vreemde auto zat, niet wetend waarheen. Ik kon haar niet redden. Ik was in één grote nachtmerrie beland.
Hier is een nieuw verhaal van mij! Het is weer een fanfic van Simple Plan. :] Ik hoop dat het jullie bevalt, en verbeteringen, reacties, etc. zijn áltijd welkom! ^^
i hope you enjoy it!
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
INLEIDING
Het was drie uur in de nacht toen mijn zusje Katy en ik naar huis liepen. We waren net bij een tuinfeest van Pierre Bouvier geweest. Het was ontzettend gezellig geweest, en ik had veel nieuwe mensen leren kennen. En daar liepen we, midden in de nacht door de straten van Montreal. Zwijgend liepen we door de uitgestorven straat. Katy was een beetje aangeschoten, dus we liepen niet zo snel. Vanuit de verte zag ik de felle lichten van een auto. In mezelf vroeg ik me af wat die auto hier nog zo laat moest. De auto sloeg een zijstraat in en verdween uit mijn zicht.
‘Zijn we er bijna?’ vroeg Katy.
‘Ja, nog vijf minuten,’ zei ik en we liepen weer zwijgend verder. Toen we langs de straat liepen waar de auto was ingereden, voelde ik dat er iemand naar me keek. Ik draaide me om, maar zag niemand. Katy, die stil bleef staan vroeg: ‘Is er wat?’
Ik schudde mijn hoofd en zei: ‘Nee, laat maar. Ik dacht dat ik iets hoorde.’ We liepen weer verder nog twee straten en dan waren we veilig thuis.
Opeens begon Katy te gillen, ik keek verschrikt naar mijn zusje en zag dat een brede man haar stevig in de houdgreep had.
‘Laat haar los, vieze gluiperd!’ schreeuwde ik naar de man. Ik kon zijn gezicht niet zien, omdat hij een bivakmuts over zijn hoofd had getrokken. Nu kwam er een andere gemaskerde man op me afgelopen, hij had een vuurwapen in zijn handen en hij richtte het ding op mij. ‘Niet schreeuwen, anders knal ik jullie allebei neer,’ dreigde de man. Hulpeloos keek ik naar mijn zusje, die zich uit alle macht probeerde los te wurmen. Ik zette mijn verstand uit en rende op de man die mijn zusje nog steeds vast hield. Ik begon hem te schoppen en te slaan. Toen ik zijn armen wilde pakken, voelde ik iets kouds tegen mijn voorhoofd. Meteen liet ik de man los en keek angstig opzij, daar stond de andere man. Hij hield zijn vuurwapen nog steeds tegen mijn voorhoofd aan en zei: ‘Nog even en ik knal je echt neer.’
‘Sara, ga weg!’ riep Katy angstig.
‘Ik laat je niet alleen! Je bent dronken!’ zei ik paniekerig.
‘Wil je dood?!’ gilde ze.
Ik zweeg. In mijn hoofd spraken twee stemmen. ‘Ren weg, Katy redt zich wel,’ zei de ene.
‘Je kunt je zusje toch niet hier achter laten bij die twee gluiperds?’ zei de ander. Het leek wel of ik gek werd.
Plotseling renden de mannen weg en tot mijn grote schrik zag ik dat ze Katy met zich mee sleurden.
‘Neeeee!’ gilde ik, ‘Katy! Blijf van haar af!’ Ik gilde alles bij elkaar, maar ik kon mijn zusje niet terug halen. Ik rende achter de mannen aan, maar ze waren te snel. Ze duwden Katy hun auto in en scheurden met piepende banden weg.
Tranen stroomden over mijn wangen. Ik liet me op de stoep zakken en huilde. Het leek wel of ik niet kon stoppen met huilen, de tranen bleven maar komen. Ik lag daar op de koude stoep, midden in Montréal, terwijl mijn zusje vol angst in een vreemde auto zat, niet wetend waarheen. Ik kon haar niet redden. Ik was in één grote nachtmerrie beland.