Schaduwvuur
Geplaatst: 08 apr 2009 16:21
Hoofdstuk 1
Het was een troep, een enórme troep. Ze poetste haar boog, zittend op een ruwe rots. Tranen stroomden over haar wangen. Gaëlla, waar ben je nou? Ik mis je zo, dacht ze. Ik besef nu pas hoe verschrikkelijk ik het hier vind. Jij redde me, Gaëlla. Kom toch terug. Maar ze wist dat Gaëlla haar stille smeekbede niet kon opvangen en dat ze nog minder terug zou komen. Hoe graag ze ook wilde.
Safira keek op en dacht na. Wat was er gebeurd, de laatste vierentwintig uur? Gaëlla was weg, Stefan ook, en met Ciron viel geen land te bezeilen. Waarom toch? Waarom wilde hij haar niet gaan redden? Tenslotte... ze wilde er niet aan denken. Ze dacht echt dat ze zijn gedrag goed had opgevangen.
Blijkbaar niet. Hij ging schijnbaar veel liever bij Gaëlla. En toch was ze niet boos, op geen van hen beiden. Ik ben veel te vergevingsgezind, dacht ze bitter.
Toen ze een tak hoorde knakken, links van haar, keek ze automatisch om. Ze was te goed getraind. Zelfs in haar verdriet merkte ze zoiets op. Ciron stond op het grasveld, fors en trots, tenminste, zo zag zij hem.
‘Mag ik bij je komen zitten?’ vroeg hij verlegen. Ze haalde haar schouders op, tenslotte kon ze het hem niet verbieden, toch?
Toen hij zat, haalde hij adem. ‘Ik, eh,’ probeerde hij te beginnen. Het lukte niet, hij zweeg en Safira deed niet eens de moeite een gesprek aan te knopen.
‘Ben je boos?’ vroeg hij uiteindelijk?
‘Waarom?’ Haar stem sloeg over en ze begon het verdacht warm te krijgen. Ze boende harder op haar boog.
‘Volgens mij heb je reden.’
‘Wat? Ben ik de leidster die zegt of je met iemand mag rotzooien of niet?’ snauwde ze. Ze boende nog harder.
‘Nee, maar...’
‘Wel dan, doe wat je niet laten kan!’
Ciron keek haar verbaasd aan. ‘Wat is er met jou aan de hand?’
‘Niets.’ Ze aarzelde even. Toen barstte ze los. ‘Ik vind het alleen verschrikkelijk dat jij Gaëlla gebruikt! Ze verkeert in levensgevaar en jij wil haar niet eens redden. Zelfs al hadden jullie niet... Zelfs al waren julie alleen maar vrienden, we hebben een táák, en we gaan echt niet slagen als iemand vermist is, de ander dood en nog een ander niet wil meewerken! Ik begrijp eigenlijk niet waarom ik hier nog ben. Ik ga zelf Gaëlla wel redden, en voor mijn part eten de hyena’s je op!’ Ze schreeuwde maar door en vertikte het om naar zijn gezicht te kijken. ‘Ik ben zo moé, Ciron. Begrijp dat dan toch!’
Verbouwereerd keek Ciron haar aan. Even bleef ze ineengedoken zitten, maar toen nam ze haar pijlenkoker van de grond, hing hem over haar schouder, gespte haar zwaard terug aan haar middel, nam haar boog in de hand en stond op. ‘Dan zal ik zelf wel zorgen dat ze niet vermoord word,’ zei ze ineens doodrustig. Ze liep van hem weg, liet haar hart kalmeren, ademde diep in en uit. Eindelijk riep hij: ‘Wacht!’
Ze draaide zich om. ‘Toch besloten mee te gaan?’ vroeg ze ijzig.
‘Nee.’
Dat antwoord kwam als een donderslag. ‘Zo, je laat niet alleen Gaëlla in de steek, maar ook mij,’ zei ze beschuldigend. Om een of andere reden genóót ze hiervan. Ze wilde hem pijn doen, zo veel mogelijk.
Ciron stond zuchtend op, en bijna werd ze weer kwaad toen ze zag hoe rustig hij was. Al de hele tijd. Langzaam liep hij naar haar toe, toen hij vlak voor haar stond, hield hij stil.
‘Wat dan?’ fluisterde ze, in de ban van zijn ogen. Ze had het gevoel dat ze over witte wolken sprong, rolde, plezier maakte en zorgeloos was. O, wat zou ze dat graag echt zijn.
‘Ik... nee, laat maar,’ verbrak hij de betovering. Meteen stond ze weer voor hem, veel te dichtbij trouwens, keek ze in zijn smaragdgroene ogen en kwam het maar al te bekende gevoel in haar buik weer – alsof ze een zak stenen had opgegeten - opzetten. Sinds gisteren liep ze rond met dat gevoel, het was samen met de problemen begonnen.
‘Doe het voor Gaëlla,’ zei ze – ze wilde het nog één laatste keer proberen. Nu pas hoorde ze zelf hoe zielig haar schreeuw om hulp klonk. Zo ver was het dus al gegaan.
Ciron, die naar de grond was gaan kijken, keek weer op. Hij keek haar recht aan, zonder met zijn ogen te knipperen, hij drong gewoon haar hoofd binnen. Ineens was het over.
‘Gaëlla was een vergissing,’ zei hij luid en duidelijk, maar Safira dacht dat ze de pijn in zijn stem zelf kon voelen. Hij zuchtte, liep haar voorbij. Ze hoopte dat hij nog om zou kijken, maar dat deed hij niet. ‘En die zal ik niet opnieuw maken.’
En in plaats van dat zij wegliep, liep hij weg, besefte ze, en stond ze alleen voor het kleine groepje bomen.
Het was een troep, een enórme troep. Ze poetste haar boog, zittend op een ruwe rots. Tranen stroomden over haar wangen. Gaëlla, waar ben je nou? Ik mis je zo, dacht ze. Ik besef nu pas hoe verschrikkelijk ik het hier vind. Jij redde me, Gaëlla. Kom toch terug. Maar ze wist dat Gaëlla haar stille smeekbede niet kon opvangen en dat ze nog minder terug zou komen. Hoe graag ze ook wilde.
Safira keek op en dacht na. Wat was er gebeurd, de laatste vierentwintig uur? Gaëlla was weg, Stefan ook, en met Ciron viel geen land te bezeilen. Waarom toch? Waarom wilde hij haar niet gaan redden? Tenslotte... ze wilde er niet aan denken. Ze dacht echt dat ze zijn gedrag goed had opgevangen.
Blijkbaar niet. Hij ging schijnbaar veel liever bij Gaëlla. En toch was ze niet boos, op geen van hen beiden. Ik ben veel te vergevingsgezind, dacht ze bitter.
Toen ze een tak hoorde knakken, links van haar, keek ze automatisch om. Ze was te goed getraind. Zelfs in haar verdriet merkte ze zoiets op. Ciron stond op het grasveld, fors en trots, tenminste, zo zag zij hem.
‘Mag ik bij je komen zitten?’ vroeg hij verlegen. Ze haalde haar schouders op, tenslotte kon ze het hem niet verbieden, toch?
Toen hij zat, haalde hij adem. ‘Ik, eh,’ probeerde hij te beginnen. Het lukte niet, hij zweeg en Safira deed niet eens de moeite een gesprek aan te knopen.
‘Ben je boos?’ vroeg hij uiteindelijk?
‘Waarom?’ Haar stem sloeg over en ze begon het verdacht warm te krijgen. Ze boende harder op haar boog.
‘Volgens mij heb je reden.’
‘Wat? Ben ik de leidster die zegt of je met iemand mag rotzooien of niet?’ snauwde ze. Ze boende nog harder.
‘Nee, maar...’
‘Wel dan, doe wat je niet laten kan!’
Ciron keek haar verbaasd aan. ‘Wat is er met jou aan de hand?’
‘Niets.’ Ze aarzelde even. Toen barstte ze los. ‘Ik vind het alleen verschrikkelijk dat jij Gaëlla gebruikt! Ze verkeert in levensgevaar en jij wil haar niet eens redden. Zelfs al hadden jullie niet... Zelfs al waren julie alleen maar vrienden, we hebben een táák, en we gaan echt niet slagen als iemand vermist is, de ander dood en nog een ander niet wil meewerken! Ik begrijp eigenlijk niet waarom ik hier nog ben. Ik ga zelf Gaëlla wel redden, en voor mijn part eten de hyena’s je op!’ Ze schreeuwde maar door en vertikte het om naar zijn gezicht te kijken. ‘Ik ben zo moé, Ciron. Begrijp dat dan toch!’
Verbouwereerd keek Ciron haar aan. Even bleef ze ineengedoken zitten, maar toen nam ze haar pijlenkoker van de grond, hing hem over haar schouder, gespte haar zwaard terug aan haar middel, nam haar boog in de hand en stond op. ‘Dan zal ik zelf wel zorgen dat ze niet vermoord word,’ zei ze ineens doodrustig. Ze liep van hem weg, liet haar hart kalmeren, ademde diep in en uit. Eindelijk riep hij: ‘Wacht!’
Ze draaide zich om. ‘Toch besloten mee te gaan?’ vroeg ze ijzig.
‘Nee.’
Dat antwoord kwam als een donderslag. ‘Zo, je laat niet alleen Gaëlla in de steek, maar ook mij,’ zei ze beschuldigend. Om een of andere reden genóót ze hiervan. Ze wilde hem pijn doen, zo veel mogelijk.
Ciron stond zuchtend op, en bijna werd ze weer kwaad toen ze zag hoe rustig hij was. Al de hele tijd. Langzaam liep hij naar haar toe, toen hij vlak voor haar stond, hield hij stil.
‘Wat dan?’ fluisterde ze, in de ban van zijn ogen. Ze had het gevoel dat ze over witte wolken sprong, rolde, plezier maakte en zorgeloos was. O, wat zou ze dat graag echt zijn.
‘Ik... nee, laat maar,’ verbrak hij de betovering. Meteen stond ze weer voor hem, veel te dichtbij trouwens, keek ze in zijn smaragdgroene ogen en kwam het maar al te bekende gevoel in haar buik weer – alsof ze een zak stenen had opgegeten - opzetten. Sinds gisteren liep ze rond met dat gevoel, het was samen met de problemen begonnen.
‘Doe het voor Gaëlla,’ zei ze – ze wilde het nog één laatste keer proberen. Nu pas hoorde ze zelf hoe zielig haar schreeuw om hulp klonk. Zo ver was het dus al gegaan.
Ciron, die naar de grond was gaan kijken, keek weer op. Hij keek haar recht aan, zonder met zijn ogen te knipperen, hij drong gewoon haar hoofd binnen. Ineens was het over.
‘Gaëlla was een vergissing,’ zei hij luid en duidelijk, maar Safira dacht dat ze de pijn in zijn stem zelf kon voelen. Hij zuchtte, liep haar voorbij. Ze hoopte dat hij nog om zou kijken, maar dat deed hij niet. ‘En die zal ik niet opnieuw maken.’
En in plaats van dat zij wegliep, liep hij weg, besefte ze, en stond ze alleen voor het kleine groepje bomen.