De jongen met de wolf
Geplaatst: 04 mei 2009 18:47
Het landschap vliegt aan Claude voorbij. Het is al een paar dagen geleden dat hij van school is gestuurd. Nu zit hij in z’n tantes auto, leunend op zijn arm, het groene voorbijvliegende bos te bekijken.
Hij denkt terug aan eergisteren. Hoe hij – alweer – heeft gespijbeld. In plaats van naar school te gaan is hij met zijn vriend Mark naar het pretpark geweest. Ze hebben zich kapot gelachen. Totdat ze, in het dorp dicht bij school, de hoofdmeester tegenkwamen. ‘Zo Flint, Bakker, weer aan het spijbelen?’ had hij met zijn schorre stem gezegd. Claude was lijkbleek geworden en had aan de grond genageld gestaan. Mark zat ineengedoken bij de fontein, zijn handen voor zijn hoofd gevouwen. ‘Ik denk dat ik je ouders een keer moet bellen,’ hij had zijn voorhoofd gefronst en de jongens ruw in zijn auto getrokken. Toen Claude wegging van huis, hadden zijn ouders hem vol walging nagekeken. Alsof ze naar een vieze kever hadden staan kijken. En nu zit hij hier, wachtend tot hij bij tante Rianna’s huis komt. Het is een lange rijs geweest. Eerst had hij 3 uur in het vliegtuig moeten zitten, en nu zit hij al anderhalf uur in de renault espace van zijn tante.
‘Zo we zijn er,’ tante Rianna rijdt een smalle zandweg in. Langs de weg staan grote weilanden en stallen. Claude neemt aan dat ze voor paarden of koeien zijn. Ze rijden over een groot plein. De weg is hobbelig en Claude houdt zich stevig aan het stuur vast. Zijn tante lijkt er geen moeite mee te hebben, want haar armen hangen losjes aan haar schouders.
Rianna rijdt een grote rood beschilderde schuur in en brengt de auto tot stilstand. Naast hen staan een paar tractors. Een groene, blauwe en zelfs een gevlekte. Hij en zijn tante stappen uit de auto. Rianna opent de achterklep en haalt hem zijn tassen eruit. Het zijn er drie, om precies te zijn. Zijn ouders hebben hem verteld zo veel mogelijk mee te nemen, omdat hij daar nog wel even zou zitten. Onvoorzichtig gooit ze hem een voor een alle tassen toe. Onhandig loopt hij te sjorren naar het huis. Het ziet er gezellig uit. Het hele huis is van hout gemaakt, een meter boven de deur staat een bordje met de naam “De olle herberg” erop. Claude volgt Rianna naar binnen. Ze komen in een soort halletje met een paar rood geverfde kasten. Eentje staat open en hij ziet een zak met paarden bix. Een “bijkeuken” noemt Rianna het. Hij loopt achter Rianna naar boven. Er staan 3 deuren naast elkaar. Ze wijst hem de 2e aan en loopt naar binnen. ‘Hier zul je de komende maanden overnachten,’ ze zucht en strijkt door haar goudblonde haren. Met grote passen loopt ze de deur uit. Claude gooit zijn spullen naast zijn bed, trekt zijn kleren uit en ploft neer op het hemels zacht bed. Niet lang daarna valt hij in een diepe droomloze slaap.
Hij denkt terug aan eergisteren. Hoe hij – alweer – heeft gespijbeld. In plaats van naar school te gaan is hij met zijn vriend Mark naar het pretpark geweest. Ze hebben zich kapot gelachen. Totdat ze, in het dorp dicht bij school, de hoofdmeester tegenkwamen. ‘Zo Flint, Bakker, weer aan het spijbelen?’ had hij met zijn schorre stem gezegd. Claude was lijkbleek geworden en had aan de grond genageld gestaan. Mark zat ineengedoken bij de fontein, zijn handen voor zijn hoofd gevouwen. ‘Ik denk dat ik je ouders een keer moet bellen,’ hij had zijn voorhoofd gefronst en de jongens ruw in zijn auto getrokken. Toen Claude wegging van huis, hadden zijn ouders hem vol walging nagekeken. Alsof ze naar een vieze kever hadden staan kijken. En nu zit hij hier, wachtend tot hij bij tante Rianna’s huis komt. Het is een lange rijs geweest. Eerst had hij 3 uur in het vliegtuig moeten zitten, en nu zit hij al anderhalf uur in de renault espace van zijn tante.
‘Zo we zijn er,’ tante Rianna rijdt een smalle zandweg in. Langs de weg staan grote weilanden en stallen. Claude neemt aan dat ze voor paarden of koeien zijn. Ze rijden over een groot plein. De weg is hobbelig en Claude houdt zich stevig aan het stuur vast. Zijn tante lijkt er geen moeite mee te hebben, want haar armen hangen losjes aan haar schouders.
Rianna rijdt een grote rood beschilderde schuur in en brengt de auto tot stilstand. Naast hen staan een paar tractors. Een groene, blauwe en zelfs een gevlekte. Hij en zijn tante stappen uit de auto. Rianna opent de achterklep en haalt hem zijn tassen eruit. Het zijn er drie, om precies te zijn. Zijn ouders hebben hem verteld zo veel mogelijk mee te nemen, omdat hij daar nog wel even zou zitten. Onvoorzichtig gooit ze hem een voor een alle tassen toe. Onhandig loopt hij te sjorren naar het huis. Het ziet er gezellig uit. Het hele huis is van hout gemaakt, een meter boven de deur staat een bordje met de naam “De olle herberg” erop. Claude volgt Rianna naar binnen. Ze komen in een soort halletje met een paar rood geverfde kasten. Eentje staat open en hij ziet een zak met paarden bix. Een “bijkeuken” noemt Rianna het. Hij loopt achter Rianna naar boven. Er staan 3 deuren naast elkaar. Ze wijst hem de 2e aan en loopt naar binnen. ‘Hier zul je de komende maanden overnachten,’ ze zucht en strijkt door haar goudblonde haren. Met grote passen loopt ze de deur uit. Claude gooit zijn spullen naast zijn bed, trekt zijn kleren uit en ploft neer op het hemels zacht bed. Niet lang daarna valt hij in een diepe droomloze slaap.