Life After
Geplaatst: 10 mei 2009 22:34
Veel mensen leven de helft van hun leven in angst voor de dood. Veilig leven, beperkt leven, angstig voor wat er komen kan wanneer er te veel risico genomen wordt. Kansen mislopen om gevaar te vermeiden. Ik was een van die mensen. Altijd op mijn hoede voor de dood, altijd voorzichtig om mijn leven te verlengen. Achteraf wou ik dat ik volop had geleefd. Dat ik met volle tuigen de geneugtes van het leven tot me had genomen, risico's genomen om zo ook intenster te leven. De dood zou immers komen, en ik zou hem nooit tegen kunnen houden, hoe voorzichtig ik ook was. En beter een kort leven geleefd dan een lang leven net niet geleefd. Ik was dood voor ik in de gaten had wat er met me gebeurde. Een pijl door het hart bij een overvalling van ons rijtuig.
1
Kreunend opende ik mijn ogen en greep ik met mijn vingers door het zand onder mijn handpalmen. Het licht drong langzaam door tot mijn netvlies. Ik was niet dood. Maar ik voelde me ook niet levend. De huid op mijn vingers voelde het zand nauwelijks en het licht droeg geen kleur met zich mee voor mij. Ik voelde dat ik niet leefde, hoewel ik nog niet echt kon zeggen hoe ik dat wist. 'Laat me je helpen, meid.' De krakende stem deed me enigzins bibberen van angst, maar het was de aanblik van de spreker die me werkelijk de stuipen op het lijf joeg. Hij miste zijn rechteroog en zijn kaak lag aan de rechterkant bloot. Zijn huid was zwart en bladerde hier en daar van zijn botten af. 'Niet schrikken. Mijn huis was afgebrand. Mijn lijk was het beste gebleven. De anderen zijn vergaan tot as.' Ik keek weg en liet me overeind helpen.
'Waar ben ik?' vroeg ik met mijn eigen bijzonder schorre stem.
'In de kerkers van de koning. Hier houdt hij ons ondoden.' antwoordde de verbrandde man. Het leek alsof mijn ingewanden door een gat in mijn buik wegzakten toen ik het woord 'ondood' hoorde. Ik had eerder wel gehoord van de zogenaamde ondoden. Alles dat geleefd had, kon ondood worden gemaakt door middal van sterke magie. Magie die je niet zomaar elke dag tegen kwam op straat. Ikzelf was ooit een redelijk begaafde magiër geweest, maar nooit had ik het talent bezeten om de gestorvenen terug tot een vorm van leven te brengen. Ik had nooit helemaal begrepen waarom iemand een ondode zou willen maken. Ik had vermoed dat iemand een geliefde terug zou willen brengen, hoewel ikzelf die keuze nooit zou willen maken: een overledenen leeft nooit meer na de dood. Maar nooit, ooit had ik vermoed dat iemand, laat staan de koning zelf, ondoden zou verzamelen. En tot welk doeleind?
'Waarom?' kraakte ik.
'Om de militairen te trainen. Het verlies van ondoden is immers geen ramp.' Zijn stem klonk sarcastisch en bitter. 'Ik kan niet wachten tot mijn beurt komt om weer te rusten. Om perminent te rusten.' Ik knikte. Ik was er eindelijk achter hoe ik merkte dat ik niet leefde: ik ademde niet, en mijn hart klopte niet langer. Ook kwamen er geen tranen tot mijn ogen toen ik me bedacht dat ik mijn geliefde voor altijd kwijt was, ook al voelde ik een immens verdriet.
Een voordeel van dood zijn is absoluut dat het besef van tijd volledig verdwijnt. Hoe lang ik in die kerker heb gezeten, dat weet ik niet. Het had kunnen zijn dat ik er net zat, maar het had net zo goed kunnen zijn dat ik er al maanden zat. Ik had al verschillende andere ondoden uit de kooi gehaald zien worden. Mensen die geschoten waren, mensen die dood geslagen waren, mensen die nog maar net waren overleden, mensen die al weken begraven waren. Het koninklijke leger was kennelijk niet kieskeurig over de lijken die ze tot leven lieten brengen. Maar mijn beurt was gekomen. Zonder angst liet ik mij meevoeren naar de onbekende plek waar wij allen zouden gaan.
Ik kreeg een zwaard in mijn hand geduwd en werd in een kamer geduwd. Ik kwam tegenover een stevige jongemand te staan, ook gewapend met een zwaard. Ik keek een beetje slapjes naar mijn zwaard. In mijn vorige leven deed ik niet aan wapens. Ik was een magiër en ik vond mijn weg met magie. Een staf was mijn wapen, niet de scherpe kant van een zwaard. Maar het zwaard kon dienen als een prima antenna voor mijn magie. Ik sloot mijn ogen en liet de magie van mijn lijf naar mijn zwaard lopen en hoopte zo mijn tegenstander te ontwapenen. Ik opende mijn ogen weer.
'Vervloekt!' riep ik angstig uit. Met het leven was alle magie uit mijn lijf gestroomd. Ik keek op en zag hoe de man met zijn zwaard op mij afstormde en bedacht me dat mijn leven zou eindigen. Alweer.
1
Kreunend opende ik mijn ogen en greep ik met mijn vingers door het zand onder mijn handpalmen. Het licht drong langzaam door tot mijn netvlies. Ik was niet dood. Maar ik voelde me ook niet levend. De huid op mijn vingers voelde het zand nauwelijks en het licht droeg geen kleur met zich mee voor mij. Ik voelde dat ik niet leefde, hoewel ik nog niet echt kon zeggen hoe ik dat wist. 'Laat me je helpen, meid.' De krakende stem deed me enigzins bibberen van angst, maar het was de aanblik van de spreker die me werkelijk de stuipen op het lijf joeg. Hij miste zijn rechteroog en zijn kaak lag aan de rechterkant bloot. Zijn huid was zwart en bladerde hier en daar van zijn botten af. 'Niet schrikken. Mijn huis was afgebrand. Mijn lijk was het beste gebleven. De anderen zijn vergaan tot as.' Ik keek weg en liet me overeind helpen.
'Waar ben ik?' vroeg ik met mijn eigen bijzonder schorre stem.
'In de kerkers van de koning. Hier houdt hij ons ondoden.' antwoordde de verbrandde man. Het leek alsof mijn ingewanden door een gat in mijn buik wegzakten toen ik het woord 'ondood' hoorde. Ik had eerder wel gehoord van de zogenaamde ondoden. Alles dat geleefd had, kon ondood worden gemaakt door middal van sterke magie. Magie die je niet zomaar elke dag tegen kwam op straat. Ikzelf was ooit een redelijk begaafde magiër geweest, maar nooit had ik het talent bezeten om de gestorvenen terug tot een vorm van leven te brengen. Ik had nooit helemaal begrepen waarom iemand een ondode zou willen maken. Ik had vermoed dat iemand een geliefde terug zou willen brengen, hoewel ikzelf die keuze nooit zou willen maken: een overledenen leeft nooit meer na de dood. Maar nooit, ooit had ik vermoed dat iemand, laat staan de koning zelf, ondoden zou verzamelen. En tot welk doeleind?
'Waarom?' kraakte ik.
'Om de militairen te trainen. Het verlies van ondoden is immers geen ramp.' Zijn stem klonk sarcastisch en bitter. 'Ik kan niet wachten tot mijn beurt komt om weer te rusten. Om perminent te rusten.' Ik knikte. Ik was er eindelijk achter hoe ik merkte dat ik niet leefde: ik ademde niet, en mijn hart klopte niet langer. Ook kwamen er geen tranen tot mijn ogen toen ik me bedacht dat ik mijn geliefde voor altijd kwijt was, ook al voelde ik een immens verdriet.
Een voordeel van dood zijn is absoluut dat het besef van tijd volledig verdwijnt. Hoe lang ik in die kerker heb gezeten, dat weet ik niet. Het had kunnen zijn dat ik er net zat, maar het had net zo goed kunnen zijn dat ik er al maanden zat. Ik had al verschillende andere ondoden uit de kooi gehaald zien worden. Mensen die geschoten waren, mensen die dood geslagen waren, mensen die nog maar net waren overleden, mensen die al weken begraven waren. Het koninklijke leger was kennelijk niet kieskeurig over de lijken die ze tot leven lieten brengen. Maar mijn beurt was gekomen. Zonder angst liet ik mij meevoeren naar de onbekende plek waar wij allen zouden gaan.
Ik kreeg een zwaard in mijn hand geduwd en werd in een kamer geduwd. Ik kwam tegenover een stevige jongemand te staan, ook gewapend met een zwaard. Ik keek een beetje slapjes naar mijn zwaard. In mijn vorige leven deed ik niet aan wapens. Ik was een magiër en ik vond mijn weg met magie. Een staf was mijn wapen, niet de scherpe kant van een zwaard. Maar het zwaard kon dienen als een prima antenna voor mijn magie. Ik sloot mijn ogen en liet de magie van mijn lijf naar mijn zwaard lopen en hoopte zo mijn tegenstander te ontwapenen. Ik opende mijn ogen weer.
'Vervloekt!' riep ik angstig uit. Met het leven was alle magie uit mijn lijf gestroomd. Ik keek op en zag hoe de man met zijn zwaard op mij afstormde en bedacht me dat mijn leven zou eindigen. Alweer.