Ragnarok
Geplaatst: 06 jul 2009 20:00
Twee oogjes lichtten op in het schijnsel van de volle maan. Alles was in zilverig licht gehuld en over de vlakten deed het de vlagen mist schitteren al diamand. Het hert, de eigenaar van de ogen, kwam voorzichtig uit de beschutting van het bos tevoorschijn. Het zette enkele stappen het berijpte gras in en bleef toen opeens stokstijf staan. Het was gevaarlijk om de vlaktes op te gaan, zeker 's nachts. Het lage gras bood geen enkele bescherming en het maanlicht was zo fel dat je alles zag.
Toch nam het dier het risico, want even later kwam het in beweging en schoot met enorme sprongen weg. Meer herten volgden; hun leider achterna. Normaal waagden ze zich niet buiten de bomen, maar die nacht rook het bos raar. Het was te stil. Niet alleen de herten waren gevlucht. Vogels hadden hun nesten verlaten, vossen en konijnen zaten in hun holen onder de grond en de wolvenkolonie was vertrokken naar een ander stuk van hun territorium. Het was alsof ze allemaal wat vreemds opmerkten; iets gevaarlijks. De maan en de wolkeloze sterrenhemel hadden iets dreigends. De mist drukte als een onheilspellende deken op het land. Nee, die nacht was het bos verlaten.
Verderop, net aan de rand van het bos, zaten de enige wezens die niets vreemds merkten. De nomaden zagen de vluchtende herten niet; vertaalden de stilte als iets goeds; roken de vreemde geur niet. Voor hen was het een nacht als elke andere. Ze zaten lachend, drinkend en etend in groepjes langs de kampvuren. Alle talen klonken tegen de koele avondlucht; van Latijn, Gallisch, Germaans tot Egyptisch en Arabisch. Af en toe blafte een van de honden, of jankte een ander die een klap had gekregen omdat het geprobeerd had een stuk vlees van een spit te stelen. Er werd bij een groep zigeuners een lied ingezet en bij de weggelopen slaven werd er bulderend gelachen om een nogal foute grap. Germanen dansten, kooplieden vertelden verhalen en door de Romeinse gedeserteerden werden dronken zwaardspelletjes gedaan.
Bij een wat afgelegen vuur ging het er een stuk rustiger aan toe. De geur van zoete aardappelen en hertenvlees werd door de avondlucht weggedragen over de velden. Er zaten aanzienlijk minder mensen bij dit gezelschap; een jonge vrouw, een dove en blinde sjamaan, een eenzame krijger en een oude vrouw met een jong meisje op haar schoot. Het kind knabbelde op een reepje gedroogd vlees, om de honger te stillen tot het verse hert gaar was. Allen zwegen en staarden verdiept in hun eigen gedachtes en herinneringen in het vuur. De stilte werd pas verbroken toen het meisje, dat niet ouder dan 7 lentes kon zijn, haar vlees ophad en zich met een zucht uitstrekte. Haar grootmoeder glimlachte en streek haar over haar blonde krulletjes.
"Grootmoeder?" vroeg het meisje uiteindelijk zacht, meer uit vermoeidheid dan om de anderen rond het vuur niet te storen.
"Wat is er, Salem?"
"Is het waar?" De jonge Salem staarde naar de volle maan, met een wat trieste uitdrukking op haar gezichtje.
"Salem, begin nou niet wéér! Natuurlijk is het niet waar! Hoe oud ben je nu?"
Een oudere jongen van een ander vuur gekomen en liet zich nu op de half bevroren grond zakken. De kou leek hem niet te deren; in tegen stelling tot de rest legde hij geen stuk leer op de aarde. Hij warmde zijn handen aan het vuur en stal een stukje van het hertenvlees aan het spit.
"Shetan, je brandt -" De waarschuwing van de oude vrouw kwam al te laat. De jongen slaakte een gilletje en liet het vlees meteen vallen. Een vlam had een kleine blaar op zijn vingers getoverd. Hij haalde zijn schouders op, haalde nog een stukje vlees uit het vuur en stak dat in zijn mond.
De oude vrouw schudde haar hoofd. Ze bekeek haar kleinzoon, die zich nu achterover had laten vallen en naar de maan keek. Hij leek in niets op zijn zusje. Waren Salem's haartjes goudblond, waren die van hem spierwit.
En waren Salem's ogen heldergoud, die van Shetan waren vosbruin. Toch was de albino jongen haar kleinkind, hoe anders hij ook was.
Salem zuchtte en liet zich weer tegen haar oma aanzakken. "Laat ook maar," mompelde ze met een klein stemmetje. Haar broers vermanende woorden hadden haar enthousiasme totaal laten verdwijnen.
"Kom op, Sal. Je weet best dat het maar een fabeltje is." Shetan kwam weer overeind zitten en grijnsde naar zijn zusje.
"Nou, jíj hebt het aan me verteld. Het is jou schuld!"
Shetan begon te lachen. Hij haalde zijn schouders op, pikte nog een stukje vlees en liet zich weer op zijn rug zakken. Zijn zusje was zo goedgelovig; hij kon haar werkelijk alles wijs maken. Shetan was twee keer zo oud en alles wat hij zei, slikte Salem als zoete koek.
"Salem, wat wilde je vragen?" Met een waarschuwende blik op Shetan, keek de oude vrouw naar het meisje op haar schoot.
"Niets..."
"Shetan?"
Shetan nam niet de moeite rechtop te gaan zitten, maar antwoordde liggend.
"Dat stichtingsverhaal, van Romulus en Remus. Oudewijvenpraat, dat is alles." Salem begon nu te huilen en wees met haar kleine handje woedend naar Shetan.
"Jíj vertelde het! Jíj zei dat het echt waar was toen ik je niet geloofde! Liegbeest!" riep ze.
Shetan lachte, maar hield abrupt op toen hij een traan over de wang van de oude vrouw zag rollen. Verbaast en beschaamd keek hij naar zijn voeten. Salem was ook stil geworden.
De oude vrouw zuchtte en glimlachte mistroostig. Ze had de kinderen nogal laten schrikken met haar reactie, merkte ze. Het was gewoon zo... Ze schudde haar hoofd en richtte haar blik weer naar buiten, op de wereld. Ze wilde dat niet wéér meemaken en verloren raken in het verleden.
Salem kwam overeind en ging naast haar broer zitten. Deze sloeg zijn arm om haar heen en trok het meisje op schoot.
"Oma, wat is er?" vroeg Shetan bezorgd.
"Niets om je zorgen over te maken, lieverd. Gewoon herinneringen."
Salem knikte alsof alles daarmee afgedaan. Shetan knikte ook, maar aan zijn blik was te zien dat hij het er niet bij liet zitten. Het bleef even stil, terwijl ze allen in het vuur staarden, alleen met hun gedachtes. Toen verbrak de jonge albino de stilte weer.
"Herinneringen aan wát? Iets van dat scheppingsverhaal?" Hij liet het wel uit zijn hoofd het verhaal nog belachelijk te maken. Niet waar zijn grootmoeder bij was, ten minste. De oude vrouw twijfelde zichtbaar. Toen ze uiteindelijk sprak, klonk haar stem alsof die vele winters in het verleden was en bijna niet door het gordijn van tijd had kunnen komen.
"Je vroeg of het waar was. Het stichtingsverhaal," begon ze zacht. "Nee, het is niet waar. Het is een verzameling van leugens en verzonnen gebeurtenissen, maar - "
Shetan onderbrak haar met een lachje. "Zie je wel, Sal?" vroeg hij triomfantelijk. Maar bij het zien van zijn oma's blik, werd hij meteen weer stil. Hij besefte dat als hij haar verhaal wilde horen, hij haar moest laten uitpraten, omdat hij anders geen woord meer uit haar zou kunnen krijgen.
"Dank je," antwoordde zijn grootmoeder redelijk kortaf. Ze zuchtte vermoeid en had duidelijk zichtbaar moeite genoeg kracht te vinden om verder te gaan.
"Maar ook van verdraaide leugens. Er ís een echt verhaal."
Salem hapte opgewonden naar adem en klapte in haar handjes. Even ging haar blik naar haar oudere broer, die naar de grond keek. Ze schonk hem een zie-je-wel-blik.
"Ik zal eerst het stichtingsverhaal zoals wij dat kennen vertellen. Nee, Shetan, ik weet dat jij dat al gedaan hebt, maar ik ken de oorspronkelijke leugens," onderbrak ze de albino, nog voor hij wat kon zeggen.
"Alles begon bij Troje, de stad met de 'onneembare' muren, die dus niet zo onneembaar bleken te zijn. Op de nacht dat de Grieken met het houten paard de stad veroverden en de oorlog wonnen, vluchtte de burger Aeneas met zijn vader en zoon uit het brandende Troje."
"De lafbek... Maar dit weten we allebei al, grootmoeder. Vertel het echte verhaal." Shetan had zijn pogingen ongeïnteresseerd te zijn maar opgegeven. Hij keek vragend naar de oude vrouw, die geïrriteerd zijn vermaning vertaalde als ongeduldigheid. Shetan zag echter dat het haar heel veel kracht kostte en was gewoon bezorgd. Oké, toegegeven. Ongeduld speelde ook wel een rol.
"Shetan..." Waarschuwend keek zijn oma naar de jonge albino. "Maar goed, waar was ik? Bij Aeneas, die met zijn vader en zoon vluchtte uit Troje. Zijn vrouw was die nacht in de vlammen omgekomen, maar was nog één keer aan hem verschenen. Ze droeg hem op weg te gaan, zodat hun zoon later de stad Alba Longa kon stichten. Dus Aeneas ging, zijn zoon stichtte de stad en droeg die uiteindelijk over aan zijn twee zonen, Amulius en Numitor. Deze spraken af dat de ene de schatkist zou beheren en de ander de macht zou krijgen. Je snapt wel dat dit nooit lang goed kon gaan. Daar waren het nou eenmaal mannen voor. "
Shetan snoof beledigd en liet zich weer achterover zakken. Hierbij viel Salem – die geboeid had zitten luisteren en nu alles probeerde te begrijpen – ook om en bleef lachend naast haar broer liggen.
"Amulius stootte zijn broer Numitor van de troon. Hij was te hebzuchtig en erven overtuigt dat hij de macht hoorde te hebben. Maar paranoïde als hij was, had hij een voorspelling opgevangen, die hij meteen geloofde. De kleinzonen van zijn broer zouden hem op zijn beurt van de troon stoten en hem vermoorden. Dus dwong hij Rhea Silvia, het enige kind van Numitor, een vestaalse maagd te worden. Op deze manier zou ze geen kinderen krijgen en was Amulius veilig. Hij had er alleen niet op gerekend dat de god Mars voor zijn nichtje zou vallen en bij haar een tweeling verwekte."
Shetan knikte, maar Salem was hem voor. "Romulus en Remus! Zie je wel!"
"Dit zijn de leugens, Sal. Dat zei ze net," zuchtte haar broer terwijl hij het meisje plagend tegen zich aantrok.
Hun grootmoeder knikte. "Wat er met Rhea Silvia gebeurde, is voor velen onduidelijk. Ik weet echter dat ze het overleefde. Het lukte haar te vluchten en werd nooit meer gezien. Amulius was woest. Hij liet de twee jongetjes in een mandje op de rivier de Tiber zetten, zodat ze zouden verdrinken. Maar de tweeling had het geluk aan hun zijde. De rivier was net overstroomt en ze bleven op het land achter toen ze zich weer terugtrok. Daar werden ze gevonden door een wolvin, die hun zoogde. Ze bleven leven en werden uiteindelijk gevonden door een herder. Deze voedde hen met zijn vrouw op, samen met zijn eigen kinderen.
Ze groeiden normaal op, hielpen hun ouders en werden groot en sterk. Toen ze echter van hun adoptievader van hun afkomst hoorden, vertrokken ze naar Alba Longa om hun moeder en vooral hun grootvader te wreken. Ze onttroonden Amulius en herstelden hun grootvader Numitor op de troon. Vervolgens besloten ze samen een nieuwe stad te stichten. Rome."
De oude vrouw schraapte zichtbaar vermoeid haar keel. Salem zuchtte luid. Het was en bleef een geweldig verhaal, maar ze had het al een keer van haar broer gehoord. Wat was het nut geweest om het nogmaals te herhalen? Ze keek even naar haar grootmoeder en fronste. Oud als ze was, kon de vrouw het niet goed meer hebben om zolang te praten en Salem wilde niet dat ze nu zo moe was dat ze het echte verhaal niet meer zou vertellen.
------------------------------
Mijn fantasyverhaal, hoofdstuk 1 - deel 1. Commentaar is welkom!
Toch nam het dier het risico, want even later kwam het in beweging en schoot met enorme sprongen weg. Meer herten volgden; hun leider achterna. Normaal waagden ze zich niet buiten de bomen, maar die nacht rook het bos raar. Het was te stil. Niet alleen de herten waren gevlucht. Vogels hadden hun nesten verlaten, vossen en konijnen zaten in hun holen onder de grond en de wolvenkolonie was vertrokken naar een ander stuk van hun territorium. Het was alsof ze allemaal wat vreemds opmerkten; iets gevaarlijks. De maan en de wolkeloze sterrenhemel hadden iets dreigends. De mist drukte als een onheilspellende deken op het land. Nee, die nacht was het bos verlaten.
Verderop, net aan de rand van het bos, zaten de enige wezens die niets vreemds merkten. De nomaden zagen de vluchtende herten niet; vertaalden de stilte als iets goeds; roken de vreemde geur niet. Voor hen was het een nacht als elke andere. Ze zaten lachend, drinkend en etend in groepjes langs de kampvuren. Alle talen klonken tegen de koele avondlucht; van Latijn, Gallisch, Germaans tot Egyptisch en Arabisch. Af en toe blafte een van de honden, of jankte een ander die een klap had gekregen omdat het geprobeerd had een stuk vlees van een spit te stelen. Er werd bij een groep zigeuners een lied ingezet en bij de weggelopen slaven werd er bulderend gelachen om een nogal foute grap. Germanen dansten, kooplieden vertelden verhalen en door de Romeinse gedeserteerden werden dronken zwaardspelletjes gedaan.
Bij een wat afgelegen vuur ging het er een stuk rustiger aan toe. De geur van zoete aardappelen en hertenvlees werd door de avondlucht weggedragen over de velden. Er zaten aanzienlijk minder mensen bij dit gezelschap; een jonge vrouw, een dove en blinde sjamaan, een eenzame krijger en een oude vrouw met een jong meisje op haar schoot. Het kind knabbelde op een reepje gedroogd vlees, om de honger te stillen tot het verse hert gaar was. Allen zwegen en staarden verdiept in hun eigen gedachtes en herinneringen in het vuur. De stilte werd pas verbroken toen het meisje, dat niet ouder dan 7 lentes kon zijn, haar vlees ophad en zich met een zucht uitstrekte. Haar grootmoeder glimlachte en streek haar over haar blonde krulletjes.
"Grootmoeder?" vroeg het meisje uiteindelijk zacht, meer uit vermoeidheid dan om de anderen rond het vuur niet te storen.
"Wat is er, Salem?"
"Is het waar?" De jonge Salem staarde naar de volle maan, met een wat trieste uitdrukking op haar gezichtje.
"Salem, begin nou niet wéér! Natuurlijk is het niet waar! Hoe oud ben je nu?"
Een oudere jongen van een ander vuur gekomen en liet zich nu op de half bevroren grond zakken. De kou leek hem niet te deren; in tegen stelling tot de rest legde hij geen stuk leer op de aarde. Hij warmde zijn handen aan het vuur en stal een stukje van het hertenvlees aan het spit.
"Shetan, je brandt -" De waarschuwing van de oude vrouw kwam al te laat. De jongen slaakte een gilletje en liet het vlees meteen vallen. Een vlam had een kleine blaar op zijn vingers getoverd. Hij haalde zijn schouders op, haalde nog een stukje vlees uit het vuur en stak dat in zijn mond.
De oude vrouw schudde haar hoofd. Ze bekeek haar kleinzoon, die zich nu achterover had laten vallen en naar de maan keek. Hij leek in niets op zijn zusje. Waren Salem's haartjes goudblond, waren die van hem spierwit.
En waren Salem's ogen heldergoud, die van Shetan waren vosbruin. Toch was de albino jongen haar kleinkind, hoe anders hij ook was.
Salem zuchtte en liet zich weer tegen haar oma aanzakken. "Laat ook maar," mompelde ze met een klein stemmetje. Haar broers vermanende woorden hadden haar enthousiasme totaal laten verdwijnen.
"Kom op, Sal. Je weet best dat het maar een fabeltje is." Shetan kwam weer overeind zitten en grijnsde naar zijn zusje.
"Nou, jíj hebt het aan me verteld. Het is jou schuld!"
Shetan begon te lachen. Hij haalde zijn schouders op, pikte nog een stukje vlees en liet zich weer op zijn rug zakken. Zijn zusje was zo goedgelovig; hij kon haar werkelijk alles wijs maken. Shetan was twee keer zo oud en alles wat hij zei, slikte Salem als zoete koek.
"Salem, wat wilde je vragen?" Met een waarschuwende blik op Shetan, keek de oude vrouw naar het meisje op haar schoot.
"Niets..."
"Shetan?"
Shetan nam niet de moeite rechtop te gaan zitten, maar antwoordde liggend.
"Dat stichtingsverhaal, van Romulus en Remus. Oudewijvenpraat, dat is alles." Salem begon nu te huilen en wees met haar kleine handje woedend naar Shetan.
"Jíj vertelde het! Jíj zei dat het echt waar was toen ik je niet geloofde! Liegbeest!" riep ze.
Shetan lachte, maar hield abrupt op toen hij een traan over de wang van de oude vrouw zag rollen. Verbaast en beschaamd keek hij naar zijn voeten. Salem was ook stil geworden.
De oude vrouw zuchtte en glimlachte mistroostig. Ze had de kinderen nogal laten schrikken met haar reactie, merkte ze. Het was gewoon zo... Ze schudde haar hoofd en richtte haar blik weer naar buiten, op de wereld. Ze wilde dat niet wéér meemaken en verloren raken in het verleden.
Salem kwam overeind en ging naast haar broer zitten. Deze sloeg zijn arm om haar heen en trok het meisje op schoot.
"Oma, wat is er?" vroeg Shetan bezorgd.
"Niets om je zorgen over te maken, lieverd. Gewoon herinneringen."
Salem knikte alsof alles daarmee afgedaan. Shetan knikte ook, maar aan zijn blik was te zien dat hij het er niet bij liet zitten. Het bleef even stil, terwijl ze allen in het vuur staarden, alleen met hun gedachtes. Toen verbrak de jonge albino de stilte weer.
"Herinneringen aan wát? Iets van dat scheppingsverhaal?" Hij liet het wel uit zijn hoofd het verhaal nog belachelijk te maken. Niet waar zijn grootmoeder bij was, ten minste. De oude vrouw twijfelde zichtbaar. Toen ze uiteindelijk sprak, klonk haar stem alsof die vele winters in het verleden was en bijna niet door het gordijn van tijd had kunnen komen.
"Je vroeg of het waar was. Het stichtingsverhaal," begon ze zacht. "Nee, het is niet waar. Het is een verzameling van leugens en verzonnen gebeurtenissen, maar - "
Shetan onderbrak haar met een lachje. "Zie je wel, Sal?" vroeg hij triomfantelijk. Maar bij het zien van zijn oma's blik, werd hij meteen weer stil. Hij besefte dat als hij haar verhaal wilde horen, hij haar moest laten uitpraten, omdat hij anders geen woord meer uit haar zou kunnen krijgen.
"Dank je," antwoordde zijn grootmoeder redelijk kortaf. Ze zuchtte vermoeid en had duidelijk zichtbaar moeite genoeg kracht te vinden om verder te gaan.
"Maar ook van verdraaide leugens. Er ís een echt verhaal."
Salem hapte opgewonden naar adem en klapte in haar handjes. Even ging haar blik naar haar oudere broer, die naar de grond keek. Ze schonk hem een zie-je-wel-blik.
"Ik zal eerst het stichtingsverhaal zoals wij dat kennen vertellen. Nee, Shetan, ik weet dat jij dat al gedaan hebt, maar ik ken de oorspronkelijke leugens," onderbrak ze de albino, nog voor hij wat kon zeggen.
"Alles begon bij Troje, de stad met de 'onneembare' muren, die dus niet zo onneembaar bleken te zijn. Op de nacht dat de Grieken met het houten paard de stad veroverden en de oorlog wonnen, vluchtte de burger Aeneas met zijn vader en zoon uit het brandende Troje."
"De lafbek... Maar dit weten we allebei al, grootmoeder. Vertel het echte verhaal." Shetan had zijn pogingen ongeïnteresseerd te zijn maar opgegeven. Hij keek vragend naar de oude vrouw, die geïrriteerd zijn vermaning vertaalde als ongeduldigheid. Shetan zag echter dat het haar heel veel kracht kostte en was gewoon bezorgd. Oké, toegegeven. Ongeduld speelde ook wel een rol.
"Shetan..." Waarschuwend keek zijn oma naar de jonge albino. "Maar goed, waar was ik? Bij Aeneas, die met zijn vader en zoon vluchtte uit Troje. Zijn vrouw was die nacht in de vlammen omgekomen, maar was nog één keer aan hem verschenen. Ze droeg hem op weg te gaan, zodat hun zoon later de stad Alba Longa kon stichten. Dus Aeneas ging, zijn zoon stichtte de stad en droeg die uiteindelijk over aan zijn twee zonen, Amulius en Numitor. Deze spraken af dat de ene de schatkist zou beheren en de ander de macht zou krijgen. Je snapt wel dat dit nooit lang goed kon gaan. Daar waren het nou eenmaal mannen voor. "
Shetan snoof beledigd en liet zich weer achterover zakken. Hierbij viel Salem – die geboeid had zitten luisteren en nu alles probeerde te begrijpen – ook om en bleef lachend naast haar broer liggen.
"Amulius stootte zijn broer Numitor van de troon. Hij was te hebzuchtig en erven overtuigt dat hij de macht hoorde te hebben. Maar paranoïde als hij was, had hij een voorspelling opgevangen, die hij meteen geloofde. De kleinzonen van zijn broer zouden hem op zijn beurt van de troon stoten en hem vermoorden. Dus dwong hij Rhea Silvia, het enige kind van Numitor, een vestaalse maagd te worden. Op deze manier zou ze geen kinderen krijgen en was Amulius veilig. Hij had er alleen niet op gerekend dat de god Mars voor zijn nichtje zou vallen en bij haar een tweeling verwekte."
Shetan knikte, maar Salem was hem voor. "Romulus en Remus! Zie je wel!"
"Dit zijn de leugens, Sal. Dat zei ze net," zuchtte haar broer terwijl hij het meisje plagend tegen zich aantrok.
Hun grootmoeder knikte. "Wat er met Rhea Silvia gebeurde, is voor velen onduidelijk. Ik weet echter dat ze het overleefde. Het lukte haar te vluchten en werd nooit meer gezien. Amulius was woest. Hij liet de twee jongetjes in een mandje op de rivier de Tiber zetten, zodat ze zouden verdrinken. Maar de tweeling had het geluk aan hun zijde. De rivier was net overstroomt en ze bleven op het land achter toen ze zich weer terugtrok. Daar werden ze gevonden door een wolvin, die hun zoogde. Ze bleven leven en werden uiteindelijk gevonden door een herder. Deze voedde hen met zijn vrouw op, samen met zijn eigen kinderen.
Ze groeiden normaal op, hielpen hun ouders en werden groot en sterk. Toen ze echter van hun adoptievader van hun afkomst hoorden, vertrokken ze naar Alba Longa om hun moeder en vooral hun grootvader te wreken. Ze onttroonden Amulius en herstelden hun grootvader Numitor op de troon. Vervolgens besloten ze samen een nieuwe stad te stichten. Rome."
De oude vrouw schraapte zichtbaar vermoeid haar keel. Salem zuchtte luid. Het was en bleef een geweldig verhaal, maar ze had het al een keer van haar broer gehoord. Wat was het nut geweest om het nogmaals te herhalen? Ze keek even naar haar grootmoeder en fronste. Oud als ze was, kon de vrouw het niet goed meer hebben om zolang te praten en Salem wilde niet dat ze nu zo moe was dat ze het echte verhaal niet meer zou vertellen.
------------------------------
Mijn fantasyverhaal, hoofdstuk 1 - deel 1. Commentaar is welkom!