Black Alley
Geplaatst: 22 aug 2009 15:06
Proloog
Black Alley. Het was een steeg zoals ieder ander. In ieder geval, dat was wat de bewoners van Olympica altijd hadden gedacht, en altijd zouden blijven denken.
Het mocht dan wel een steeg zoals ieder ander zijn, niemand kwam er graag. Want het was er donker, en koud, kouder dan op de gewone weg, leek het wel. De kinderkopjes die het pad vormden waren glad en donker, en als er regen was geweest, glommen ze zwart in het maanlicht en leken ze op de bovenkant van ingegraven schedels. Sommige mensen fluisterden erover, dat het echte schedels zouden zijn. Vooral kinderen zeiden het, om elkaar bang te maken. De volwassenen schudden dan meestal hun hoofd, glimlachend, want kinderen zeiden zoveel. Dat was wat ze elkaar voorhielden, maar toch kwamen ook de volwassenen er niet graag.
Er hing ook vaak een soort mist in Black Alley. Vooral ‘s nachts, maar ook wel eens overdag, of in de schemering. Soms was het erger dan andere dagen. En het rook er ook wel eens vreemd, naar zwavel. Niemand had daar een verklaring voor.
Het vreemdste aan Black Alley was echter wel de deur. In de linkermuur van de steeg, halverwege, zat namelijk een deur. Althans, de mensen waren van mening dat het een deur was, want een ander woord hadden ze er niet voor. Er zat een imposant, stenen kozijn in de muur, met grove planken erin die op een deur leken. Maar er zat geen raam in en een deurknop was er ook niet.
Die zogenaamde deur zat in de buitenmuur van een leegstaand hoekpand, een voormalige kledingwinkel. Uiteraard had daar een deur in de binnenkant moeten zitten, waardoor je in de steeg kon komen, maar het zat anders. Aan de binnenkant van het pand was namelijk geen deur. Toen de kledingzaak failliet ging, hadden ze zelfs het behang weggehaald om te zien of er misschien een dubbele muur was. Maar die was er niet. Het was alsof iemand gewoon voor de lol een deur op de buitenmuur had geplakt om iedereen voor de gek te houden. Eigenlijk was Black Alley helemaal geen steeg zoals ieder ander.
Niemand kon de deur open krijgen. Er zat tenslotte geen deurknop aan, maar het was zelfs de beste timmerman van Olympica niet gelukt met zijn duurste koevoet. Eigenlijk durfden de meeste mensen het ook niet meer te proberen. Want ze hadden nog nooit iemand uit de deur zien komen, en niemand had hem ooit open zien gaan. Maar af en toe kwam er rook onder de deur vandaan, terwijl er geen kier te zien was. Soms was het zwarte rook, dik en zwaar, die stonk naar zwavel, en soms was het juist alleen een soort wittige, neutrale stoom. De stoom deed niets, maar de door de rook gingen mensen zo erg hoesten dat ze helemaal rood werden en soms zeiden voorbijgangers dat de rook door hun huid heen leek willen te branden. Daarom kwam er nooit meer iemand in Black Alley. Want die zwarte rook kon zomaar tevoorschijn komen en je wist nooit wanneer. Dan kon je maar beter zo ver mogelijk uit de buurt blijven. En ook al gaven de mensen van Olympica het niet toe, diep van binnen wisten ze: waar rook is, is vuur.
Black Alley. Het was een steeg zoals ieder ander. In ieder geval, dat was wat de bewoners van Olympica altijd hadden gedacht, en altijd zouden blijven denken.
Het mocht dan wel een steeg zoals ieder ander zijn, niemand kwam er graag. Want het was er donker, en koud, kouder dan op de gewone weg, leek het wel. De kinderkopjes die het pad vormden waren glad en donker, en als er regen was geweest, glommen ze zwart in het maanlicht en leken ze op de bovenkant van ingegraven schedels. Sommige mensen fluisterden erover, dat het echte schedels zouden zijn. Vooral kinderen zeiden het, om elkaar bang te maken. De volwassenen schudden dan meestal hun hoofd, glimlachend, want kinderen zeiden zoveel. Dat was wat ze elkaar voorhielden, maar toch kwamen ook de volwassenen er niet graag.
Er hing ook vaak een soort mist in Black Alley. Vooral ‘s nachts, maar ook wel eens overdag, of in de schemering. Soms was het erger dan andere dagen. En het rook er ook wel eens vreemd, naar zwavel. Niemand had daar een verklaring voor.
Het vreemdste aan Black Alley was echter wel de deur. In de linkermuur van de steeg, halverwege, zat namelijk een deur. Althans, de mensen waren van mening dat het een deur was, want een ander woord hadden ze er niet voor. Er zat een imposant, stenen kozijn in de muur, met grove planken erin die op een deur leken. Maar er zat geen raam in en een deurknop was er ook niet.
Die zogenaamde deur zat in de buitenmuur van een leegstaand hoekpand, een voormalige kledingwinkel. Uiteraard had daar een deur in de binnenkant moeten zitten, waardoor je in de steeg kon komen, maar het zat anders. Aan de binnenkant van het pand was namelijk geen deur. Toen de kledingzaak failliet ging, hadden ze zelfs het behang weggehaald om te zien of er misschien een dubbele muur was. Maar die was er niet. Het was alsof iemand gewoon voor de lol een deur op de buitenmuur had geplakt om iedereen voor de gek te houden. Eigenlijk was Black Alley helemaal geen steeg zoals ieder ander.
Niemand kon de deur open krijgen. Er zat tenslotte geen deurknop aan, maar het was zelfs de beste timmerman van Olympica niet gelukt met zijn duurste koevoet. Eigenlijk durfden de meeste mensen het ook niet meer te proberen. Want ze hadden nog nooit iemand uit de deur zien komen, en niemand had hem ooit open zien gaan. Maar af en toe kwam er rook onder de deur vandaan, terwijl er geen kier te zien was. Soms was het zwarte rook, dik en zwaar, die stonk naar zwavel, en soms was het juist alleen een soort wittige, neutrale stoom. De stoom deed niets, maar de door de rook gingen mensen zo erg hoesten dat ze helemaal rood werden en soms zeiden voorbijgangers dat de rook door hun huid heen leek willen te branden. Daarom kwam er nooit meer iemand in Black Alley. Want die zwarte rook kon zomaar tevoorschijn komen en je wist nooit wanneer. Dan kon je maar beter zo ver mogelijk uit de buurt blijven. En ook al gaven de mensen van Olympica het niet toe, diep van binnen wisten ze: waar rook is, is vuur.