Pagina 1 van 1

Smaragdgroene ogen (tijdelijke titel)

Geplaatst: 25 aug 2009 17:10
door Yalena
Hoi,

... ik heb al heel veel proberen een verhaal af te schrijven, maar steeds vind ik het slecht en wordt ik het beu. ;)
Dus nu plaats ik het hier en hoop ik op heel veel tips en commentaar. :angel
Alles wat je dwarszit over mijn verhaal, schrijfstijl, ... mag je hier zeggen, maar doe het beleefd. Ik zou het fijn vinden als je ook zegt hóé ik het beter kan doen, dat zou me al een heel eind op weg helpen.
Ik heb geen proloog, die schrijf ik meestal pas aan het eind ( :mrgreen: ).
Ik post nu maar een stuk van hoofdstuk één, anders krijg je een hele lap tekst, en dat wil ik niemand aandoen :P


HOOFDSTUK ÉÉN
“Crash”
Die avond deed ik alles trager, aandachtiger dan gewoonlijk. Ik gooide mijn kleren niet achteloos in de richting van de stoel, hopend dat ze juist terechtkwamen, maar liep langzaam naar de stoel toe, plooide mijn kleren één voor één goed, en gaf ze een plaats. Ik trok mijn nachtkleed niet razendsnel aan, maar liet het over mijn lichaam glijden, genietend van de stof tegen mijn huid. Ik sprong niet in mijn bed, daarbij een halve salto makend, maar liep er langzaam heen, ging zitten en keek mijn kamer rond. In stilte nam ik afscheid van alles wat al zo lang mijn thuis was. Pas toen ik dat gedaan had, liet ik me langzaam zakken. Traag tilde ik mijn deken op en legde het over me heen. Ik kneep in de stof. Dit deken zou ik niet meehebben. Toen ik nog eens gedag had gezegd aan mijn kasten, muren, spiegels, tafels, zocht ik met mijn hand naar de lichtschakelaar. Toen de knop omdraaide, sloot ik een hoofdstuk in mijn leven af.

Verbaasd keek ik om me heen. Wat een drukte! Leerlingen liepen af en aan, maar niemand lette op mij. Ik, een onbeduidend persoontje. Niemand kende me, niemand deed de moeite me te leren kennen. Ik wist niet waar ik heen moest.
Wat moest ik doen?
Waar moest ik heen?
Wat, wat, wat?
Niemand wilde me helpen. Zagen ze me niet?
Een harde knal, een pijnscheut in mij zij. Verdoofd keek ik op, naar de jongen die me zojuist omver had gelopen.
Iedereen begon te lachen. Ze lachten me uit. Ze lachten me uit omdat ik onzichtbaar en onbetekenend was.

Ik zat in de eetzaal, kijkend naar het eten op mijn bord. Ik nam een hapje van de vis. “Hé,” zei iemand. “Yalena was het toch?”
Ik keek opzij. Mijn hart jubelde, ze praatten tegen me!
“O, eh... nee, laat maar,” zei de persoon, en mijn blijheid was als sneeuw voor de zon verdwenen. Ik staarde terug naar mijn bord, naar de vis die onherkenbaar was. Daar was ik blij om; ik zou hem niet hebben kunnen eten als ik zijn holle ogen zag, zijn staart die ooit bewoog. Ik zette de gedachte van me af en nam nog een hap. Tranen sprongen me in de ogen. Wat...?
Maar ik zag iedereen gniffelen en snapte dat ze me beet hadden. De jongen naast me zwaaide triomfantelijk met het pepervaatje.


Ik kwam overeind met tranen in mijn ogen. “Nee,” zei ik. “Nee, nee, nee. Ik wil niet.” Ik kneep mijn ogen stijf dicht, tot ik vormen begon te onderscheiden. Was dat normaal? Ik deed ze terug open en wreef met mijn vuisten. “Ik wil niet,” fluisterde ik nog een keer zacht.
Toen knipte het licht aan. “Yalena? Ben je wakker?” vroeg mijn moeder zacht. Ik keek haar met betraande ogen aan. Troosten kwam ze naast me zitten, en ze nam me in haar armen. “Ach, meid.” Ze wreef over mijn donkerbruine haren. “Zit je in over morgen?”
Ik knikte met mijn hoofd tegen haar borst. Woorden waren overbodig, want mijn moeder had hetzelfde meegemaakt.
Ik glimlachte even bij de gedachte aan mijn moeder die onzeker was. Sandra Adriannas, altijd in mantelpakjes en met een zelfzekere glimlach op haar gezicht. Het was moeilijk om me haar twijfelend voor te stellen. Mam werkte bij het succesvolste tijdschrift van het land, als hoofdredactrice. Ze deed haar job graag, maar ze had heel onregelmatige uren.
Pap, Roland Rickman, werkte als makelaar bij zijn eigen bedrijf. Ook hij draaide veel uren, en dat maakte dat Pim en ik hen niet veel zagen. We hadden een kindermeisje, Nona, en hoe leuk ze ook was, ze kon onze ouders niet vervangen.
Daarom dat ik naar kostschool moest.
Eerst had het me leuk geleken, en ik had volmondig ‘ja’ gezegd, maar nu het moment zo dichtbij was, begon ik te twijfelen. Ik wilde niet weg. Ik wilde niet alleen toekomen op een vreemde school, slapen bij vreemden op de kamer. Ik wilde mijn weg niet zoeken en verdwalen, de regels leren en zo snel weer vergeten. Ik wilde mam en pap en Pim en Nona en al mijn vriendinnen niet achterlaten. Maar het moest.
En ik zou hen natuurlijk terug zien.
“Het wordt leuk, geloof me maar,” zei mam. “Het is even wennen, maar het wént wel.”
“Echt?” vroeg ik gesmoord. De tranen waren opgehouden, maar nu stroomden ze opnieuw.
“Kijk me eens aan,” zei mam en ze hield mijn gezicht een eindje van zich af. “Als er iemand expert is op dat gebied, dan ben ik het toch wel?” Ze keek me stralend aan.
“Ja,” moest ik toegeven, en ik glimlachte even terug.
“Wel dan,” zei mam. “Geloof me nou maar en geniet nog van je nachtrust. Morgen is het vroeg dag.” Ze knipoogde en gaf me toen een zoen op mijn voorhoofd. “Welterusten, schat.” Nadat ze me opnieuw had toegedekt, liep ze de kamer uit en deed de deur zachtjes toe. Het duurde nog een tijdje voor ik kon stoppen met piekeren en ik in een lichte, droomloze slaap viel.

Re: Smaragdgroene ogen (tijdelijke titel)

Geplaatst: 26 aug 2009 10:46
door Patrick
Erg leuke inleiding dat eerste stukje. Het stukje flash-forward is erg effectief. Je weeft in het laatste stuk de gedachtes en het dialoog erg mooi door elkaar.
Ben benieuwd hoe het verder gaat. (Ze zal wel een mooie jongen ontmoeten, aangezien dit verhaal bij Liefde staat :D)

Re: Smaragdgroene ogen (tijdelijke titel)

Geplaatst: 26 aug 2009 18:18
door Yalena
pbrouwers schreef:Erg leuke inleiding dat eerste stukje. Het stukje flash-forward is erg effectief. Je weeft in het laatste stuk de gedachtes en het dialoog erg mooi door elkaar.
Ben benieuwd hoe het verder gaat. (Ze zal wel een mooie jongen ontmoeten, aangezien dit verhaal bij Liefde staat :D)


Hm, en ik dacht dat ik subtiel bezig was. :angel

------------------------------------------------
*
Het was zover. Ik stond op het winderige perron. Ik had mijn shirtje aan waar ik me zeker in voelde. Normaal gezien, toch. Nu was ik alles behalve dat. Mijn weekendtas en koffer stonden naast me, ik had ze even op de grond gezet. Een koffer met spullen voor een jaar lang weegt nogal, had ik ondervonden.
Het was precies de dag die het zou moeten zijn: motregen wisselde af met hoosbuien en alles was grijs. Zelfs ik. Ik had om één of andere reden grijze kleren aangedaan.
Eén of andere reden?
Nou, oké; ik had kleren aangedaan die bij mijn stemming pasten. Ik wéét dat ik vrolijk moest zijn, uitgelaten, opgewonden... maar dat kon ik nu eenmaal niet. Dus had ik mijn kleerkast doorgespit op zoek naar grijze kleren, zo grijs als maar kon. Saai. Onopvallend. En ik had er nog gevonden ook.
Waarom was ik zenuwachtig?
Dat vroeg ik me af.
Waarom, waarom?
Ik ben nooit gepest geweest of zoiets, dus waarom zou dat nu wel zo zijn?
Waarom, waarom?
Om eerlijk te zijn – en ik weet dat ik dat niet hoor te zeggen – kan ik over mezelf geen reden bedenken om me te pesten. Ik heb volle, lange, donkerbruine haren, blauwe ogen en een gebruinde huid. Ik ben lang en slank. Je zal mij nooit horen zeggen dat ik mooi ben, maar anderen wijzen me er maar al te vaak op. Maar mijn naam is niet alledaags en pesterijen hebben nooit een goede aanleiding. Ze beginnen gewoon omdat er een slachtoffer gezocht wordt. Ze konden net zo goed zeggen dat ik dik was.
En daar ging ik weer. Twijfel overspoelde me, sleurde me mee. Ik begon oppervlakkig adem te halen. Concentreer. Concentreer. Relax, chill, rústig.
Een luidspreker kraakte toen een vrouw die verkouden was een trein aankondigde.
Mijn trein, welteverstaan.
“Zo, je vertrekt bijna,” zei mijn vader. Ik vond het dapper van hem dat hij het zo luchtig kon brengen, maar zijn grijze ogen verraadden hem.
Alweer dat grijze.
De grijze ogen blonken. Niet uit zichzelf. Niet omdat het licht erop zat. Omdat mijn vader die nooit huilde, bijna ging huilen. Ik omhelsde hem. “Ik kom terug hoor, papa,” fluisterde ik in zijn oor en hij zuchtte. Ik liet los en glimlachte. Dapper glimlachte hij terug.
Mam streek zenuwachtig haar lichtgrijze mantelpakje glad – idem - hoewel er geen kreukje te bekennnen was. “Mam, je ziet er goed uit,” forceerde ik een opmerking. Ik had helemaal niets te zeggen, maar wilde haar daar niet zo laten staan. Ze zag er alleen, verloren uit. Ook haar omhelsde ik. “Schrijf maar een mooi artikel over me,” probeerde ik grappig te zijn. “Over hoe Yalena Rickman op kostschool ging.”
“Hm, daar zit wat in,” zei mam tussen de tranen door en ik was haar dankbaar dat ze meedeed. Ik merkte nu pas dat ze huilde.
Pim stond er maar een beetje beteuterd bij. Alsof hij bang was dat ik zo over hem heen zou kijken en zonder hem te groeten, zou vertrekken. “Hé, Pims?” zei ik, en ik knielde zodat ik op gelijke hoogte als hem kwam. “Niet huilen, oké? Ik kom wel terug hoor.” Glimlachje, bemoedigend schouderklopje. “En nu mag je in mijn kamer rondsnuffelen,” probeerde ik.
“Ik wil niet in kamer rondsnuffelen,” zei hij verdrietig. Hij beet op zijn onderlip. “Ik wil jou.”
“Maar dat kan nu niet, Pims. Weet je wat? We zullen veel schrijven: je vertelt me alles wat je doet en ik vertel jou wat ik doe. Dan is het net alsof we bij elkaar zijn.” Ik gaf hem een zoen op zijn voorhoofd en ging even met mijn hand door zijn ultrablonde haartjes. “Maar nu moet ik rennen.” Ik keek nog eens bemoedigend naar iedereen, en toen ik hun gezichten was, besefte ik ineens waarom ik bang was. Het had niets te maken meteen nieuwe school, nieuwe mensen, zoals ik eerst dacht, maar ik was bang dat, wanneer ik thuiskwam, ze vreemden voor me zouden zijn. Dat ik mijn plekje thuis zou moeten verdienen. Ik dacht dat het zou zijn alsof ik bij een gastgezin kwam.
Dit maakte het nog moeilijker, maar toch nam ik mijn koffers op en op de één of andere manier geraakte ik op de trein. Mijn schoenen wogen als lood. Ik wilde nog eens terugrennen, maar het was te laat; de deuren sloten sissend en de trein zette zich in beweging. Met mijn wang tegen de ruit geplakt zag ik hoe Sandra, Roland en Pim kleiner en kleiner werden.

Het viel niet mee – het viel niet mee om met die koffers door de gangen te manoeuvreren. Na een hele tijd had ik eindelijk een lege coupé gevonden, want no way dat ik bij anderen ging zitten. Ik deed de moeite niet om alles in het bagagerek te plaatsen, want dat nam meer plaats in, en dan was de kans kleiner dat er iemand bij me kwam zitten.
Kromme redenering.
Ik zou twee uur op de trein zitten; dat betekende dat ik rond tien uur toekwam op wat mijn nieuwe school moest zijn. Rond één à twee uur ‘s middags zouden alle ‘formaliteiten’ achter de rug moeten zijn en hadden we vrij.
Fijn.
“Ze willen de leerlingen laten kennismaken met iedereen, vandaar,” had mam uitgelegd. Wel, ik zag er tegenop. Ze begrepen toch wel dat als ze ons een hele dag vrijgaven, we ons in ons eentje moesten bezighouden? Een hele dag?
O ja, daar dacht ik nu pas aan. Niet iederéén was nieuwkomer. Ik zuchtte. Waarschijnlijk had iedereen z’n vrienden al en kon ik lekker in mijn uppie zitten. En kennismaken – hoezo kennismaken? Iedereen praat bij met z’n vrienden. Dát noem ik niet kennismaken.
Mensen zijn soms gewoon zó oppervlakkig.
Ik zuchtte diep. Voorheen had ik nooit last gehad van piekeren, maar nu leek het of ik het constant deed. Ik kreeg er hoofdpijn van, en ik denk niet dat ik daar zo blij mee was.
Ik keek weg van het raam, omdat ik allemaal gestommel hoorde, en een deur die opengeschoven werd. De deur van mijn coupé.
Puree.
Een meisje met een pikzwart haar, geknipt in een bob tot aan haar kaaklijn en helderblauwe ogen die fel contrasteerden met haar huid en haar, keek me glimlachend aan. Hoewel haar uiterlijk anders deed vermoeden, wist ik meteen dat dit geen katje om zonder handschoenen aan te pakken, was. “Sorry dat ik zo binnenval, maar de trein zit zo vol. En ik heb geen zin om bij mijn nicht te zitten.” Ze propte zichzelf, inclusief drie koffers, door de deuropening. Haar geklungel, gevloek, geratel en enthousiasme waren grappig om te horen.
Toen ze eindelijk door de opening kwam, vielen haar tassen op de grond. “Whatever,” zei ze, en ze ging rustig zitten.
Ik keek haar een hele tijd onderzoekend aan, maar dat leek ze niet te merken. Ze had een fijn gezicht en een mooi profiel. Ze had een LG Touch qua mobieltje, waar ze best veel mee bezig was, droeg een jeans en gympen, in combinatie met een stoer, zwarte T-shirt. Ik vond haar op een onverklaarbare wijze vreemd.
De eerste tien minuten was het stil, de ‘indringster’ was naar ik vermoed berichten aan het sturen en ik, ik keek gewoon wat rond.
“Oh, hé!” zei ze, toen ze even opkeek. Het mobieltje hield ze nog steeds in haar hand. “Jij bent nieuw!”
Wauw, wat een opmerkingsgave.
“Ja,” glimlachte ik geforceerd. Ik kreeg het gevoel dat de coupé te klein leek voor haar stem. “Ik ga naar de vijfde.”
“Cool, ik ook!” riep het meisje, die zich voorstelde als Page Bushell, uit. “Misschien zitten we bij elkaar in de klas.”
Ik wilde antwoorden, maar haar mobieltje trilde en ze boog zich eroverheen. Ik slikte mijn woorden in en keek terug uit het raam.

Ik vroeg me af hoe je met iemand bevriend geraakte, hoe je verliefd werd. Waarom ging je op feestjes juist op die persoon af? Omdat hij/zij je aantrekt? Omdat je ergens, diep vanbinnen, wéét dat het zal klikken tussen jullie?
Waarom, oh, waarom?
Eigenlijk kan je het leven als een computerprogramma zien. Alles is geprogrammeerd, maar als er iets fout gaat, crasht alles.
Ik wist het antwoord op mijn vraag al, voordat ik de vraag bedacht. Wat zorgt er in het dagelijkse leven voor dat je crasht?
Liefde.
Het antwoord is liefde.
Als je iemand leuk vind, en die persoon is bij je: ga je dan niet ontzettend zenuwachtig en raar doen? Crash je dan niet?
Juist ja, precies mijn punt.
Liefde is het virus in ons leven.
Ha, virus! Technisch gezien klopt het dan nog ook.
Ik grinnikte, en Page keek verstoord op. “Wat?” vroeg ze. “Ik weet dat het er anders uitziet, maar ik heb vrienden.”
Het kwam er kattiger uit dan ze bedoelde. Hoop ik toch. Ofwel mocht ze me gewoon niet, kon ook. “Ik lachte niet om jou,” verdedigde ik mezelf.
“Vast niet,” mompelde ze. “Waarom dan wel?”
Ze was duidelijk nieuwsgierig geworden, maar ik ging het niet aan haar neus hangen. Ik had geen zin om haar al chanteermiddelen te geven, dat kon mijn jaar namelijk verpesten. “Binnenpretje,” mompelde ik.
Ze zuchtte, stak haar mobieltje - wonderbaarlijk! - weg, en sloeg haar armen over elkaar. “Je kan best tegen me zeggen dat je om mij lachte, dat vind ik veel minder erg dan dat je liegt.”
“Ik lieg niet!” zei ik verontwaardigt. “Ik heb een hekel aan liegen.”
Ze leek nog niet helemaal overtuigd, maar uiteindelijk klaarde haar gezicht op. “O!” Ze klapte enthousiast in haar handen. “Oh, ik ook!” kirde ze. “Weet je, wij zullen vast goede vriendinnen worden, maar ik word een beetje verlegen bij nieuwe mensen.”
Verlégen? Zij?
“Jahaa, ik wéét dat het ongeloofwaardig klinkt, maar merkte je dan niet hoe zenuwachtig ik was?” Ze spreidde haar hand, over de tassen heen. “Vertel eens waar je vandaan komt?”
Hm, dit is duidelijk een andere Page, dacht ik. Waar is Page-met-de-gsm naartoe?
“Toe?” Ze trok een gek gezicht, en ik grinnikte lichtjes.
“Ik heet trouwens Yalena Rickman,” zei ik, en ik trok mijn wenkbrauwen op.
“O ja,” zei Page stil. “Daar was ik vergeten naar luisteren, hè?” Ze keek schuldbewust.
“Laten we het erop houden dat je het was vergeten vragen,” grinnikte ik.
*

Re: Smaragdgroene ogen (tijdelijke titel)

Geplaatst: 27 aug 2009 15:41
door Yalena
Eindelijk voelde ik de trein vertragen. Ik snakte ernaar om mijn benen te strekken, na twee uur stil te zitten. Mijn relatie met Page was aanzienlijk verbeterd, en ik wist nu dat ze al sinds het eerste jaar naar Victoria High School ging. “Weet je; de school is best oké, alleen jammer dat mijn nicht er ook nog op zit.” Daarna had ze iets onduidelijks gezegd.
Ik vroeg me af wie haar nicht was, dat Page haar zo afgrijselijk vond. Page leek me niet het type om mensen te haten.
Hoe dan ook, ik nam mijn tas en koffer op, en Page deed hetzelfde. Deze keer pakte ze het handiger aan en ging eerst door de deur en trok pas daarna haar tassen mee.
“Slim,” merkte ik droog op.
“Hahaha,” zei ze. “Je lachte dus wél om me. Waarom verbaast me dat niet?” Ze begon tegen zichzelf te mompelen en ik verstond iets van ‘typisch’ en ‘bang’. Verder kon ik er geen touw aan vastknopen.
“Nee,” zei ik, ter verdediging.
Page grijnsde. “Laten we gaan, of we keren al terug naar huis toe. Niet dat ik dat erg zou vinden, maar mijn ouders die zouden het niet zo leuk vinden. En ouders zijn heilig,” voegde ze eraan toe met een engelengezicht. Ik denk niet dat ik er veel van moest geloven.
We snelden de trein uit, de gietende regen in. Ik stopte bruusk. O my god. Het gebouw dat Victoria High School vertegenwoordigde was net een kasteel uit een sprookjesboek. Het was gebouwd uit rode baksteen. Het was enorm. Het had twee torens en twee zijvleugels. Het had waterspuwers.
Echt; waterspuwers.
Page keek me geamuseerd aan. “Oké, ik geef toe: dat gevoel had ik ook,” verklaarde Page en ze kneep even haar ogen toe. “Maar kan je alsjeblieft binnen verder bewonderen? Het regent, weet je?”
Ik schudde even met mijn hoofd heen en weer. Ik voelde me alsof ik zojuist gehypnotiseerd was. “In de ban van Victoria,” zei Page en ze schudde haar zwarte haren uit.
“Ik wist al dat het regende,” zei ik bedachtzaam.
Ik voelde me... raar. Ik weet niet waarom, maar het voelde alsof alles wat ik deed automatisch gebeurde. Vreemd. “Kom je nog of heb je ambitie om een verzopen kat te worden?” schreeuwde Page me toe. Ze stond al een paar meter verder dan mij, midden op het grasveld, dat vol modder lag. Ik nam ook mijn koffer en tas en liep tot bij haar.
Hoe Page het voor elkaar kreeg om door de modder te ploeteren – inclusief drie koffers – en er toch nog elegant uit te zien, moest ze me beslist eens vertellen.
*
Toen we binnenkwamen, zei Page dat ze met mij meest moest. Ik kon niet eens de hal bekijken waar we waren aanbeland. “Maakt niet uit,” besliste ze. “Na een jaar ga je deze hal haten. Je hebt nog tijd genoeg om hem te zien.”
Ze bracht me naar het kantoor van mevrouw Hastings, de directrice. Ik had de indruk dat Page en Wilma niet echt beste maatjes waren.
Wilma Hastings was de zesentwintigste directrice van deze school, ze had wit haar dat in een strenge knot was gedraaid en een fijn brilletje op haar neus gerimpelde neus.
Cliché.
Page vertelde me dat mevrouw Hastings dacht dat ze de gewoonten (en het interieur) die de school honderd jaar geleden had, moest houden. “Gelukkig zijn de leraren in opstand gekomen. Dat had je moeten meemaken. Ze sloegen elkaars tanden uit, sleurden elkaar aan de haren over de grond en – nee, nu overdrijf ik.” Ze trok een spijtig gezicht. “Het had anders wel leuk geweest.”
Ik vroeg me af waar ik was aanbeland, toen mevrouw Hastings zei dat we binnenmochten.
“Zo, Page, ben je al naar hier gestuurd?” vroeg ze met een venijnige stem.
“Nee, mevrouw. Ik toon voor één keer het goede voorbeeld: Yalena Rickman is nieuw hier.”
“O,” zei mevrouw Hastings, en haar venijnige stem maakte plaats voor een suikerzoete stem.
Onopvallend.
Met haar hand gebaarde ze dat ik mocht gaan zitten, en tot mijn verbazing deed Page dat ook. De directrice keek haar even verbaasd aan, maar zij niets. Ze wendde zich tot mij. “Welkom, juffrouw Rickman. Hoe beviel de reis?” Ze keek me quasi-geïnteresseerd aan.
“Bwa,” zei ik. Ik besloot Page te beschermen en vertelde haar hoe Page me vanalles over de school verteld had. “Ik ken de belangrijkste regels al, en ze heeft me verteld hoe het eraan toe gaat in de lessen en tijdens het eten en zo van die dingen.”
Vanuit mijn ooghoeken zag ik Page triomfantelijk grijnzen. Wilma Hastings leek verbaasd. Ze had een blik in haar ogen van: jij, Page?
Nadat ze me allemaal verschillende dingen had uitgelegd, zei ze dat we niet meer moesten gaan aanschuiven aan de balie in de inkomhal. Mijn ogen flitsten even naar Page. Die had ik zelf niet gezien... omdat zij me zonodig moest meetrekken. “Ik zal wel doorgeven dat jullie al op jullie kamers zijn.”
O ja.
Mijn stemming daalde. Ik zou naar mijn kamer gaan. Zonder Page.
Alleen.
Verwilderd.
“Jullie zitten in de gang van de vijfdes – dat systeem legt Page je nog wel uit – op kamer 526. en julllie kamergenote heet Elize. Elize Bloomwood. Miss Bloomwood is een uitstekende leerlinge en ik denk dat jullie het goed met haar zullen kunnen vinden.” Ze boog zich over een stapel papieren. Ik neem aan dat we moesten gaan, maar noch Page, noch ik maakte aanstalten om recht te staan.
Ik keek de directrice lang aan. “Zitten Page en ik samen?” vroeg ik.
Mevrouw Hastings keek verstoord op. “O? Oh ja,” zei ze. “Toevallig.”
*
We zoefden de inkomhal door – wie let er nu op de binnenkant van een school? - en sprintten de trappen op. Buiten adem kwamen we op de gang van de vijfdes aan. “Ik hoop dat Elize er nog niet is,” zei Page. “Kunnen we kiezen welk bed we hebben.”
Ik knikte, hijgend. We liepen bedaard verder, zoekend naar nummer vijfhonderdzesentwintig. Uiteindelijk was ik het, die hem vond.
We duwden de deur open, zó hopend dat Elize er nog niet was.
Midden in de kamer stond een meisje. Ze was bloedmooi. Haar goudblonde haren glansden en haar gebruinde benen staken in een jeansshort. Ze stond tussen een hele hoop op de grond gesmeten kleren en keek ons verstoord aan.
Elize.

Re: Smaragdgroene ogen (tijdelijke titel)

Geplaatst: 29 aug 2009 21:47
door krisjuh
Of een mooi meisje patrick!

nee nee, sorry! het zal wel een goeie vriednin woorden!
mooi geschreven, leuk broertje!!
ik zie alles voor me.

ga snel verder kijk uit naar meer ;)

Re: Smaragdgroene ogen (tijdelijke titel)

Geplaatst: 30 aug 2009 11:41
door Patrick
Ik denk toch dat die smaragdgroene ogen van een jongen zullen zijn :D

Leuk sfeertje, je beschrijft het leuk en de inhoud staat me wel aan. Geeft me een beetje een Harry Potter indruk (kasteel, trein...)

Ga maar verder :D

Re: Smaragdgroene ogen (tijdelijke titel)

Geplaatst: 30 aug 2009 11:43
door krisjuh
jaja, ik dnek ook dta het een jongen word. Haha

Re: Smaragdgroene ogen (tijdelijke titel)

Geplaatst: 30 aug 2009 19:30
door Yalena
pbrouwers schreef:Ik denk toch dat die smaragdgroene ogen van een jongen zullen zijn :D

Leuk sfeertje, je beschrijft het leuk en de inhoud staat me wel aan. Geeft me een beetje een Harry Potter indruk (kasteel, trein...)

Ga maar verder :D
Ik wilde een beetje een 'oude' sfeer op de school. ;)

Bedankt voor de reacties!


--------------------------------------
HOOFDSTUK TWEE
“De test”
“Oké, dit is hoe we het gaan doen,” zei ze. Geen ‘hallo’ of ‘hoi’, gewoon haar regeltjes stellen. “Ieder haar eigen kleerkast en bed. Jullie mogen jufllie spullen uitlenen aan elkaar, maar van mijn spullen blijf je af.” Ze legde de nadruk op het woord ‘af’. “Als ik zeg dat jullie de kamer uitmoeten, dan gáán jullie de kamer uit. Ik heb als laatste de badkamer, en jullie hebben vijftien minuten,” verklaarde ze.
Ik dacht in eerste instantie dat dat aardig bedoeld was, maar ik had het mis. Ik besefte dat, als wij een kwartier hadden, en zij laatst ging, ze niet vroeg zou moeten opstaan, én ze meer dan een halfuur tijd had.
“O nee, dat gaat niet door,” onderbrak ik haar geratel. Ik keek haar fel aan en sloeg mijn armen over elkaar.
“Jullie – wát?” Ze keek me aan met opgetrokken wenkbrauwen.
“Precies wat ik zeg,” verduidelijkte ik. “Dit is net zo goed onze kamer. Je mag dan wel mooi zijn” - ik gebaarde met mijn hand naar haar lichaam - “maar jij hebt het hier niet voor het zeggen. We wisselen af; morgen ga ik eerst, overmorgen Page en de dag daarna jij. We hebben het recht om hier te zijn wanneer dat toegestaan is, en we zullen hier niet zijn wanneer dat niet toegestaan is, daarbij -”
Ik sta het jullie niet toe,” zei ze ijzig, en ze versmalde haar ogen.
“En dan bedoel ik; niet toegestaan door iemand die de macht en de positie heeft om ons iets te verbieden. Als je zonodig zonder ons wil zijn, ga je zelf maar weg.” Ik keek haar resoluut aan.
Even leek het of ze iets wilde gaan zeggen, maar dat deed ze niet. In plaats daarvan stampte ze over haar kleren heen en sloeg de deur met een knal dicht.
“Wauw, ik ben je eeuwig dankbaar,” zei Page met een enorme grijns op haar gezicht.
Hm, zou het kunnen dat mijn vriendin een paar duivelse trekjes heeft?

Tijdens het uitpakken verviel Page weer in haar gewone getetter, en toen ze even zweeg merkte ik op: “Je was daarnet nogal zwijgzaam?”
Ze begreep me niet, zag ik, maar net toen ik het wilde verhelderen, riep ze ‘Oh!’. “Moest ik iets zeggen dan? Jij loste het al allemaal op. Had ik eerlijk gezegd niet van je verwacht. Ik dacht dat je een pussy was.”
“En bedankt.” Ik begon mijn broeken opnieuw op te plooien, ookal zaten ze nog netjes in mijn tas. Maar ik ben redelijk perfectionistisch als het om kleerkasten gaat.
“Zo bedoelde ik het niet.” Ze beet op de binnenkant van haar wang. “Hé, is het de bedoeling dat je die dingen nog draagt?” Ze wees naar mijn broeken.
Page zat voor haar opengeklikte koffer, voor de kast. Ze was duidelijk aan het twijfelen over wat waar moest. Ik had daar geen problemen mee, deponeerde alles gewoon waar ik dacht dat het hoorde. Zo vond ik alles makkelijk terug ook. “Ja, waarom?” Ik keek haar vragend aan.
“O, niets,” zei ze, en ze keek weer naar de kast. “Het zag er alleen uit alsof je hen probeerde te vermoorden.” Ze zei het achteloos, maar ik had haar wel door.
“Droog,” merkte ik droogjes op. Ze draaide zich weer naar mij toe. Volgens mij maakte haar nek een beetje overuren.
“Oké dan,” zei Page schouderophalend. “Dan was dat droog.” Ik trok mijn wenkbrauwen vragend op. “Whatever, stomme kleren,” praatte ze nu tegen haar koffer. Ze begon energiek alles in haar kast te gooien.
“Héél overzichtelijk, Page,” zei ik met een knikje.
“Droog,” zei ze.
“Touché,” zei ik, en we begonnen te lachen.
“En laat me nu even werken.”
“Werken? Hoezo werken?” merkte ik fijntjes op.
“Oké dan,” zuchtte Page. “Laat me dan nog even gooien. Ik vind dit leuk. En ik bereid je ook nog even voor op je ontmoeting met de prins – alhoewel koning beter bij zijn ego past – van Victoria. Je zal het nodig hebben.”
Mm, heel bemoedigend.
“Wat is hij voor iemand?” vroeg ik en ik ging in kleermakerszit zitten. Page wriemelde aan een witte blouse en gooide hem toen ook in de kast. Ik zag nog net de onoverzichtelijke bende voor ze de deur met een klap sloot. Page ging op haar rug liggen en zuchtte.
“Hm, even kijken... Hij is arrogant, véél te zelfingenomen, kleineert iedereen, voelt zichzelf de beste, daagt iedereen uit, heeft een vriendin die hij bedriegt en -”
“Oké, stop maar al,” zeg ik. “Ga nu eens niet zo subjectief doen en geef me een goede kant.”
“Hij is mooi,” flapte Page eruit. Ze keek steels mijn richting uit.
Ik hield mijn hoofd vragend schuin. Een grijns speelde om mijn lippen. “Mooi mooi of móói?”
“Nee, ik ben niet verliefd op hem, maar geloof me; je zal mijn mening delen!” Ze keek me aan om haar woorden kracht bij te zetten. Toen staarde ze terug naar de zoldering.
“Whatever,” zuchtte ik. “Hoe ziet hij eruit?”
Ze keek me geamuseerd aan. “Hoe ziet hij eruit? Bespeur ik daar enige nieuwsgierigheid?” Het was een grappig gezicht haar daar zo te zien ligen met haar handen onder haar hoofd, starend naar de dak. Page zag er zo... rustig uit. Alhoewel, misschien is rustig niet het juiste woord. Ze was druk, druk, druk, maar... ze zag er zo chilled uit. Ja, dat was het juiste woord. Volgens mij was Page ook nergens bang voor. Ook niet voor Jonathan.
Oké, waarom dacht ik dat?
“Weet je wat?” zei ze, mijn gedachten onderbrekend. “We gaan naar onze woonkamer. Daar is hij vast al zijn show aan het geven. Die jongen lééft van aandacht.” Ze stond op en liep naar de deur, ik volgde haar.
Ik hoopte dat we Elize niet zouden tegenkomen, want eerlijk gezegd was ik nogal bang voor haar. Ze zou woest op me zijn, en ik wilde niet met een woeste kamergenote opgescheept zitten.
Ontlopen was de boodschap.
Page liep voorop naar het einde van de gang. “Vind je zo weer terug,” zei ze, en ze duwde de deur open.
Meteen verstomde het geroezemoes en alle hoofden draaiden onze kant op.

“Hallo jongens,” riep Page vrolijk, terwijl ze naar binnen liep.
Er werd gekreund. “Wanneer komt die nieuwe nou?” hoorde ik iemand zeggen. Hij was duidelijk teleurgesteld.
Die nieuwe.
Dat was ik.
Ineens durfde ik de kamer niet meer binnen te gaan, en ik bleef als versteend op het hoekje staan.
Damnit.
Puréé.
Als ik naar binnen zou gaan, overdacht ik de situatie, zou iedereen naar me staren en zou ik gekeurd worden, als een rund of een paard. Als ik niet naar binnen zou gaan, dan... kwam de confrontatie nog. Page maakte me het heel makkelijk. “Yal! Kom je nog?”
Had ik haar ooit toestemming gegeven om ‘Yal’ te zeggen? Whatever, ik besloot dat ik maar beter mijn stoere masker kon opzetten. Als ze me zonodig wilden keuren, zou ik het hen niet makkelijk maken. Ik haalde diep adem en zette mijn masker op. Met zekere tred – hoewel ik dat niet was – kwam ik de kamer in. En ik suisde honderden jaren terug in de tijd. Zware groene gordijnen omlijstten de hoge, brede ramen tot op de grond. Verspreid over de kamer stonden eenzame fauteuils of een groepje zetels. De vloerbedekking was onopvallend, maar heerlijk zacht en bovenop het haardvuur stonden allemaal foto’s. Die zou ik later eens bekijken. “Zo goed?” zei ik, mijn stem klonk een tikkeltje venijnig.
Ja hoor. Iedereen keek naar me. Iedereen. Hadden ze niets beter te doen? Ik dacht aan mijn masker, versmolt ermee. “Hallo,” zei ik daarna koeltjes, alsof het me geen barst intresseerde, toen niemand reageerde.
Ik keek de kamer rond en liet mijn blik snel over de leerlingen gaan. Gewoon om te doen alsof ik geïnteresseerd was, maar eigenlijk zag ik niets.
“Zo, dus jij bent de nieuwe,” zei een jongen met bruin haar. Mijn eerste gedachte was dat dit Jonathan was, maar daar zag ik algauw vanaf. Ik voelde gewoon dat dit hem niet was, hij was te... gewoon.
“Ik heb een naam gekregen,” zei ik vijandig. ‘De nieuwe’ beviel me niet. Alsof ze me uitlachten, pestten. “En die is Yalena, als je het wil weten.”
“Niet zo nijdig, juffrouwtje, jij hebt hier niets te zeggen.” Door zijn wimpers keek hij me aan.
Horen meisjes dat niet te doen?
“Gedraag je, Nicholas,” zei een jongen die nonchalant geleund stond tegen een fauteuil. Zijn bruine haren vielen een beetje voor zijn ogen, en met een nochalante-arrogante beweging met zijn hoofd, zorgde hij dat ze terug op hun plaats vielen. Zijn ogen waren groen, en ik zag goudkleurige spikkeltjes, zo klein, maar zo opvallend. Zijn lichaam was perfect. Niet te slungelachtig, niet te gespierd. Hij keek me indringend aan.
Jonathan.
Het verbaasde me dat ik hem nog niet eerder gezien had. Naast zo’n ego kon je toch niet makkelijk kijken?
De jongen die Nicholas genoemd werd, keek zijn vriend verbaasd aan. Net als de rest van de kamer, merkte ik opeens zenuwachtig op. Zelfs Page keek ontzet.
Deze mensen hier maakten me bang, ik hoorde hier niet. Ik snapte er niets van, zij hadden geen woorden nodig om elkaar te begrijpen. Ik snapte het nog niet met uitleg.
“Stel jezelf voor,” commandeerde de jongen die me eerst verdedigd had.
“Je kan het ook gewoon vrágen,” bromde ik, kijkend naar de grond. Toen sloeg ik mijn ogen op en trots keek ik naar Jonathan. “Mijn naam is Yalena Rickman, ik ben zestien jaar oud, ik wordt zeventien op vijf oktober, mijn hobbies zijn schilderen, joggen en skaten, mijn vader is makelaar, mijn moeder hoofdredactrice bij Take, mijn broertje Pim is negen jaar oud. Ik ben verslaafd aan appeltaart – en nee, ik schaam me er niet voor – en ik kwam tegen mijn zin hier op school.”
Jonathan knikte goedkeurend. “Je luistert goed,” zei hij.
Ik keek hem vlammend aan. “O ja?” zei ik uitdagend. “En jij?”
Hij deed een pas naar voren. Ik vond het vreemd om hem niet nonchalant tegen die zetel geleund, te zien. Alsof hij niet echt was, een droom. En als hij zijn mond hield en dat arrogante lachje van zijn gezicht haalde, zou het een mooie droom zijn.
Hij stond vlak voor me. De hele kamer hield zijn adem in, ik was geen uitzondering. Onwillekeurig bracht ik mijn hoofd wat naar achteren, verzette mijn voet. Hij leek het niet te merken. Na wat een eeuwigheid leek, verbrak hij de betovering die zijn groene ogen veroorzaakten door te knipperen. Toen fluisterde hij die vier simpele woorden. “Ik mag jou wel.”
*
Ik was beroemd.
Ja, echt, ik was beroemd. Jonathan was zo’n droom – zo’n onbereikbare droom – dat het feit dat hij die woorden tegen mij had uitgesproken velen ongelovig deed kijken. Er was zelfs iemand die me vertelde dat een meisje uit het zesde was flauwgevallen.
Ik geloofde het niet, net zomin als anderen niet geloofden dat Jonathan ‘ik mag jou wel’ tegen mij gezegd had. Ik werd nagestaard toen ik samen met Page de school verkende. Ik voelde hun ogen brandden in mijn rug, ik was gestresst. Ik zag hoe leerlingen elkaar aanstootten en naar me wezen, dachten dat ze het onopvallend deden. “Zie je haar? Jonathan heeft gezegd dat hij haar mag.”
“Ha, ha. Met die woorden?” vroeg de ander dan ongelovig.
“Ja, echt. ‘Ik mag jou wel’. Dat zei hij. De hele vijfde was erbij. Behalve Brianna, anders was de hel allang losgebarsten.”
“Ik geloof je niet.”
“Hé, kijk, daar loopt Elize Bloomwood! Zij was er wel bij. Laten we het vragen.”
Waarop ze druk speculerend wegliepen en ik opgelucht zuchtte. Ik had me mijn eerste dag op Victoria High School eerlijk gezegd wel anders voorgesteld.

“Page,” zei ik, toen we naar de eetzaal liepen voor het avondmaal.
“Mm?”
“Ik haat het hier.”
Met een ruk draaide ze haar hoofd naar mij toe. “Nee! Je hebt gewoon een slechte dag, da’s alles! En je hebt de lessen nog niet meegemaakt; puur vakantie. Waar vind je dat elders? Geloof me, dit is hier de hemel!” Ze probeerde me op te monteren, met een grote glimlach op haar gezicht, stralende ogen en wijdse gebaren, maar het lukte niet. Ze kwam te nep over – als zo’n vrouw in een reclame van een wasproduct.
Die reclames en vrouwen waren allemaal hetzelfde. Een vlek op kleren – een vrouw met het wasproduct die zomaar, woep, in het huis staat – toont aan door middel van photoshop dat hún wasproduct beter is – eindigt met de zin: “Zoals je ziet: ons wasproduct verwijdert alle vlekken en zorgt dat het wit wit blijft!” Ondertussen heeft ze al die tijd een een grijns op haar gezicht zoals Page nu. Normaal zou ik erom moeten lachen, maar nu was ik was zowat depressief. En ik wist niet eens waarom. Ik bedoel: ik geloofde niets van die Jonathan-houdt-van-Yalena-verhalen. Ze steunden op die vier woorden, vier woorden die ik ongetwijfeld ook al heb uitgesproken tegen een jongen.
Dus waarom dan? Waarom?
“Ja, de hemel. Zonder Jonathan,” mompelde ik stuurs.
En toen hoorde ik die – intussen al – overbekende stem.
“Hé, Yalena! Page.”
“Spaar me,” mompelde ik, terwijl ik halt hield. Ik klemde me aan Page vast, en ze lachte naar me, alsof ze wilde zeggen: wat ben jij een angsthaas, zeg!
“Jonathan!” knikte ik toen hij naast ons kwam lopen. Ik voelde zelf hoe belachelijk dit was. Ten eerste hoorde deze jongen niet naast ons te lopen, en ten tweede: als hij dat wel deed moest ik hyperen “O, Jonathan, ik verklaar je mijn eeuwigdurende liefde”, waarna we ons verloren in een passionele kus.
Weer zo standaard, alle sprookjes eindigen hetzelfde.
Kon de mens niet eens origineel zijn?
Ik merkte dat ik nogal zwartgallig dacht, wat misschien normaal was op de dag voor de eerste schooldag. Maar ik dacht niet aan de dingen waar ik aan hoorde te denken. Ik dacht aan Jonathan en hoe ik hem het liefst een oplawaai zou verkopen. Waarom was hij zo populair? Waarom had hij net tegen mij gezegd dat hij me mocht? Het stelde theoretisch gezien niets voor, maar iedereen was zó in zijn ban dat het wél wat voorstelde.
Oké, er ontbrak enige logica in deze zin.
“Uhm... ik wilde vragen of...”
Ik liet Page los en seinde dat ze moest gaan. Ze deed niets liever, want voor ik met mijn ogen kon knipperen, was ze verdwenen. Ik draaide me om naar Jonathan. We liepen nogal in het zicht, dus ik zei dat hij moest meekomen. Het geduld om zijn antwoord af te wachten, had ik niet. Ik sleurde hem zowat mee naar een andere gang, die redelijk verlaten was. We liepen wat verder door, tot we alleen waren. Zijn groene ogen twinkelden. “Waarom heb je dat gezegd?” siste ik.
Hij keek me fronsend aan. “Wat?” vroeg hij.
Alsof hij niet wist waarover ik het had! “Je hebt nog niet zo bijster veel tegen me gezegd, hè? Alleen ‘stel jezelf voor’ en ‘ik mag jou wel’. Over welke zin zou ik het hebben?” Het sarcasme droop van mijn stem.
“Hm, ik heb je alleen gered van de ondergang,” zei hij doodrustig. Hij plaatste zijn hand tegen de muur.
“O, noem je het zo?” katte ik.
“Wat anders?” vroeg hij, en hij trok zijn wenkbrauwen op. Perfect gevormde wenkbrauwen...
Grr... Ik haat Jonathan, en als ik dat niet deed, zou ik hem – inderdaad – sexy gevonden hebben. Maar ik haatte hem nu eenmaal. Niet alleen om zijn woorden, zijn arrogantie en zelfzekerheid, maar ook omdat hij zo mooi was dat het pijn deed, zo mooi dat ik spontaan een minderwaardigheidscomplex voelde opkomen.
“Ik geloof niet dat ik je moet vertellen hoe ze je aanbidden, hier op school?”
“Nope,” zei hij schouderophalend.
“Daar verwachtte ik dus geen antwoord op,” snauwde ik. Toen ging ik op gewone toon verder: “Iedereen gaapt me aan, roddelt over me en doen alsof we getrouwd zijn -”
“Menig meisje zou er een moord voor doen om jou te zijn,” zei hij achteloos.
“Maar ik niet!” siste ik woedend. “Ik wil dat je je woorden terug neemt, in het bijzijn van iedereen.”
Hij keek geschokt, maar ik draaide me om en liep weg.

Re: Smaragdgroene ogen (tijdelijke titel)

Geplaatst: 01 sep 2009 19:32
door Yalena
HOOFDSTUK DRIE
“Waarom is zij zo populair?”
De volgende ochtend werd ik met een heerlijk humeur wakker, al was het de eerste lesdag. Zelfs het feit dat Jonathan zijn woorden niet terug had genomen, kon me niets schelen. Misschien moest ik toegeven dat ik overdreef. Mijn reacties kwamen niet helemaal overeen met mijn hoofd. Ik denk dat ik het stiekem zelfs fijn vond dat hij het gezegd heeft, maar ik haatt hem nog steeds.
Ik vond het fijn omdat ik me er belangrijker door ging voelen.
Ik geeuwde, rekte me uit. Elize draaide zich naar me toe, schoof zuchtend het maskertje voor haar ogen omhoog en keek me vernietigend aan. Ik beantwoorde haar blik met een grote glimlach. Kreunend draaide ze zich terug naar de muur, haar maskertje weer over haar ogen.
Ik moest nog niet wakker zijn, maar ik was het toch. Mijn bed lag heerlijk zacht en ik had als een roos geslapen, de opwinding was gaan liggen, maar laaiden nu weer hoog op. Ik besloot dat ik net zo goed al kon gaan douchen, en zwaaide mijn benen over de bedrand. Bedachtzaam keek ik de kamer rond. Hij was achthoekig, een vreemde vorm voor een kamer. Mijn bed stond tegen de muur rechtover de deur, dat van Page aan de muur links naast me. Rechts naast me was mijn kast. Links naast Page de hare. Naast mijn kast was de deur naar onze badkamer, daarnaast Elize’s kast en daarna haar bed. We hadden een bureau staan, groot genoeg voor ons drieën, midden in de kamer. Die hadden Page en ik naar daar versleept, omdat we vonden dat hij anders niet goed stond. Elk bed had een tafeltje naast.
Ik stond op en liep nog een beetje slaapdronken richting kast, gekleed in mijn te grote witte T-shirt met ‘Very Important Student’ erop geschreven. Erboven keek een vis de wereld idioot aan. Het was een T-shirt die op mijn vorige school eens was uitgedeeld.
Ik nam een jeansbroek, ondergoed en een leuk shirtje uit mijn kast. Daarna trippelde ik naar de badkamer, mijn tong uitstekend naar de weer slapende Elize. Zachtjes deed ik de deur open, maar toen ik hem terug sloot, kon ik niet voorkomen dat hij piepte. Elize bewoog, Page sliep door.
Niet veel later stond ik onder de hete straal van de douche en dacht ik aan school. Eindelijk.
Ik wist niet bij wie ik in de les zou zitten, maar wist wel dat Page en ik een verschillend rooster hadden. Mijn eerste les was zonder haar, maar ze had me beloofd dat ze me naar het juiste lokaal zou brengen. Was ik even opgelucht!
De leraren hadden namen die ik niet eens zou onthouden, behalve die van mijn mentor. Mevrouw Cassiede. Ik wilde dat ik zo heette.
Ik hoorde beweging in de kamer. Wie werd er wakker? “Page, verdomme!” hoorde ik iemand schreeuwen. Nu waren ze dus allebei wakker.
Ik droogde me af en kleedde me aan. Geen make-up, deed ik nooit. Ik borstelde mijn haar, maar liet het verder met rust. Toch besteedde ik meer aandacht aan mijn uiterlijk dan anders.
Ik verdrong de naam die in me opkwam.
“Hé, ben je bijna klaar?” schreeuwde Elize nu tegen mij. Ik hoopte niet dat dit haar dagelijkse ochtendritueel was.
“Ja!” schreeuwde ik terug.
“Mensen, kunnen jullie alsjeblieft ietsje stiller zijn?” vroeg Page stilletjes. Ze klonk alsof ze een kater had. Ik snelde naar buiten, wierp een vuile blik op Elize en liep naar Page’s bed.
“Wat heb je?” vroeg ik.
“Ik heb vannacht veel te weinig geslapen, en dan staat mijn hoofd op barsten. Niets om je zorgen over te maken, maar stilte zou ik waarderen.”
“Ja, natuurlijk.” Ik glimlachte naar Page.
“They taped over your mounth. Scribbled out the truth with their lies. You little spies...” begon Elize toen luidkeels te zingen.
Ik wilde net “Elize, hou je mond” schreeuwen, toen ik me bedacht.
Sorry, mimede ik naar Page.
Gelukkig stopte Elize al snel met zingen. Omdat ze geen reactie kreeg? Zat ze zo in elkaar? Of had ze gewoon geen zin meer? Aan de ene kant wel jammer, Elize zong als een nachtegaal.

------------------------------------------------

De dag vloog voorbij. Ik zat te dromen in de les, maar zelfs ik kon niet vertellen over wat. Ik had wel een beetje mee van een paar leraren, maar voor de rest had ik een probleem. Ach, dat kwam later.
In de laatste pauze liepen Page en ik Brianna tegen het lijf. Brianna was het vriendinnetje van Jonathan, al zegt Page dat je dat nergens aan merkt. Ze zijn alleen de twee populairste mensen op school. Relaties die op dat gebaseerd zijn, mislukken soieso, was onze gedeelde mening.
Brianna was heel anders dan ik me had voorgesteld. Ze had een dikke bos bruin haar, dat tot aan het midden van haar rug kwam. Zelf was ze tenger, en ze zag er niet imponerend uit. Maar ik zou er al snel achterkomen dat dat de reden was waarom ze zo veel zei.
En dan haar ogen. Haar ogen waren ook zo felblauw, zo blauw als een wolkenloze lucht. Ze contrasteerden fel met haar haarkleur en bleke huid. Ze was niet zo bleek als Page.
“Hé, jij bent Yalena, niet?” zei ze. Ze praatte hoog, kirrend, alsof ze met me flirtte, maar er school een bazige ondertoon in haar stem. “Jonathan heeft me over je verteld.”
Natuurlijk. Jonathan.
Ik knikte. Brianna was ongeveer even groot als mij, merkte ik toen ze dichter bij me ging staan. Ineens fluisterde ze in mijn oor: “Je krijgt nog een uitnodiging.”
Ik kon niet meer reageren, want weg was ze. “Wat bedoelde ze?” vroeg ik aan Page.
“Denk je dat ik gehoord heb wat ze zei?” Tot mijn verbazing klonk ze gekwetst. “Brianna negeerde me straal. Waarschijnlijk ga je nu bij haar lopen. Want wie ben ik?”
Ik snapte Page stemming aanvankelijk niet, maar toen bedacht ik dat ze heel snel van stemming wisselde. “Page, nee! Ik ken Brianna niet eens. Ik vind jou leuk, jij bent mijn vriendin! Niet Brianna,” voegde ik eraan toe.
Ze glimlachte alweer. “Nou, wat zei mijn nicht?”
“Is Briánna je nicht?” vroeg ik verbaasd.
“Ja,” zei ze stil. “Ze wordt aanbeden, en ik genegeerd.”
Ik wist niet wat te zeggen. “Jij bent voor mij belangrijk,” zei ik uiteindelijk.
“Dank je.” Page glimlachte, ik glimlachte bemoedigend terug.
“Je krijgt nog een uitnodiging.”
“Wat?” vroeg ze niet-begrijpend.
“Dat zei ze. Brianna,” verduidelijkte ik.
“O nee!” Page begon te gillen, ze klapte in haar handen. “Ga effe zitten voor ik dat uitleg.” Ze nam me bij de arm en trok me een gang in. Ze deponeerde me op een bank en ging voor me staan. Zachtjes, maar dramatisch, begon ze te vertellen. Het kwam er op neer dat het verhaal drie keer langer duurde dan het zou moeten, en dat we onze pauze kwijt waren.
Brianna had bijeenkomsten. Ze waren strikt geheim, maar de hele school wist ervan. Alleen wist niemand wat er gebeurde. Slechts een paar mensen waren uitverkoren, en dat waren haar beste vriendinnen. Gabriëlla, haar opperslaafje, al noemde Brianna het liever ‘beste vriendin’, zo legde Page uit, was er al van de eerste keer bij, en ook Shaolin zou veel gaan. De geruchten gingen dat ook Elize erbij zou komen.
En ik zou een uitnodiging krijgen.
Wat bezielde Brianna?
Ik wist het antwoord al voor de vraag in me opkwam. “Ik háát die jongen,” mompelde ik. “O, wat háát ik die jongen.”

------------------------------------------------

De lessen waren gedaan, en we hadden geen huiswerk. Vandaag was voornamelijk kennismaking en voorbereiding en ditjes en datjes, waar ik dus niets van onthouden had. Ik zou eigenlijk alles moeten noteren en kijken of ik in orde was, maar toen Page vroeg of ik mee naar de leerlingenkamer ging, zei ik geen nee.
We kwamen terecht in volledige chaos.
Nicholas stond op een tafel en schreeuwde iedereen toe. De anderen waren één en al oor, ze stonden in een cirkel rondom de tafel met Nicholas. Page en ik wilden net gaan zitten toen hij ons toeriep dat we ook moesten komen. Jonathan keek me doordringend en vol ongeloof aan. Alsof het hem niet mogelijk leek dat we niet naar Nicholas luisterden. “Goed, waar was ik?” Hij dacht even na. “ O ja... Dus daarom, beste vijfdejaars, zal er vrijdagavond een fuif plaatsvinden ter ere van de eerste schooldag. Er worden een koning” - Jonathan - “en koningin van het bal gekozen. En die moeten daarom niet samen gekomen zijn,” voegde Nicholas er samenzweerderig aan toe. Ik zou zweren dat hij naar mij keek en een angstig gevoel maakte zich van mij meester.
Met de overenthousiaste Page op sleeptouw, liep ik de leerlingenkamer uit.

Re: Smaragdgroene ogen (tijdelijke titel)

Geplaatst: 02 sep 2009 19:27
door Patrick
Had ik hier nog niet op gereageerd?! Wat slecht van mij, want ik had het wel al gelezen.

Dus bij deze op de laatste twee hoofdstukken.

Ik vind dat er een geweldige sfeer in je verhaal zit. Ik geniet er echt van wanneer ik het lees.
Inhoudelijk steekt het ook wel goed in elkaar. Dat moet wel even schrikken zijn als je zonder illusies komt en dan opeens zo populair bent.
Ben benieuwd wat voor een rol die jongen met die mooie ogen gaat spelen :D

Ga maar weer snel verder :D

Re: Smaragdgroene ogen (tijdelijke titel)

Geplaatst: 13 sep 2009 12:10
door Yalena
Hier is het dan, het nieuwe stukje. Ik had even geen zin om te schrijven, maar uiteindelijk is het toch gebeurd.
Om misverstanden te vermijden: Yalena is erg verward, en haar gedachten wisselen elkaar snel af. Zo haat ze het ene moment iemand, en het andere niet meer. Nou ja; enjoy.

-------------------
HOOFDSTUK VIER
“Aantrekkingskracht”
“Wat was dat nou?” zei Page tussendoor. Ze was al tien minuten onophoudelijk aan het ratelen over het feest – waar ik overigens niets bijzonders aan kon ondekken. “Je doet echt... eh... een beetje weird, weet je dat?”
“Grr... als Jonathan me niet zo populair had gemaakt – of nee, als jullie niet zo overdreven reageerden, was ik nu aangenaam gezelschap,” was mijn antwoord. “Tenzij je kan zorgen dat Jonathan zijn woorden terugneemt, of dat jullie stoppen met me te aanbidden omdat een jongen tegen me gesproken heeft, gaat de situatie niet verbeteren.” Ik fronste mijn wenkbrauwen.
Page duwde met haar duim en wijsvinger tegen haar wang. “Zo, zo...” Ze draaide haar hoofd richting raam, en ik keek mee. Achter de school strekten zich velden uit, al dan niet met graan erop, maar eerst kwam de prachtige – en enorme - tuin van Victoria High School. Ik was er nog niet geweest, maar nam me voor om dat gauw eens te doen. Er was een vijver, en een treurwilg doopte zijn takken in het water. Aan de steiger lag een bootje aangemeerd. Rondom was er gras. Bomen en bankjes stonden verspreid en bloemen geurden de lucht.
Wauw, wat een droom.
“Weet je,” zei Page plotseling. “Ik denk dat ik wel wat kan regelen.”
Ze liep weg en liet mij achter op onze kamer, met uitzicht op de sprookjestuin.

------------------------------------------------

Ik had besloten om dan maar in mijn eentje rond te zwerven door school. In huiswerk had ik geen zin – niet dat we het al hadden. Ik liep door de hoofdgang, die leidde naar de refter en al de rest van het gebouw. Hier was ik Jonathan tegengekomen toen ik hem zei dat hij zijn woorden moest terugnemen, wat hij niet gedaan had.
Ik wilde boos op hem zijn. Woedend. Ziedend.
Maar als ik heel erg eerlijk was tegen mezelf, moest ik toegeven dat ik het populair zijn niet erg vond... net zomin als ik het haatte dat hij ‘ik mag jou wel’ gezegd had.

Iedereen keek me aan toen ik de leerlingenkamer binnenkwam. Wat nu weer? Ik scande de kamer, zoekend naar Jonathan, om uit te vinden wat hij nu weer aan het uitspoken was. Ik zag hem niet.
Iets vertelde me dat het met hem te maken had.
Toen ze mij zagen, zuchtten ze. “Wanneer komt hij?” vroeg Nicholas.
“Wie?” vroeg ik verbaasd, al had ik al een ideetje van de naam die zou genoemd worden.
“Duh, Jonathan!” Nicholas trok een gezicht, en als ik niet beter wist zou ik beginnen lachen. Maar niemand lacht Nicholas uit, alleen zijn vrienden héél soms, maar tot die groep behoorde ik nog niet. Ik was alleen interessant vanwege vier woorden, uitgesproken door een jongen.
“Ik weet niet waar hij is.”
“Ha-ha,” zei Nicholas sarcastisch.
“Hoezo?” vloog ik ineens uit. “Waarom zou ik moeten weten waar Jonathan is? Omdat hij ‘ik mag jou wel’ gezegd heeft? Djeezes, doe normaal! Ik ben het zat dat ik wordt aangekeken, alleen omwille van die uitspraak. En ik weet niet waar Jonathan is. En ik wil het ook niet weten.” Ik kruiste mijn armen over elkaar en keek Nicholas fronsend aan.
Hij stond recht uit de zetel waarin hij gezeten had en liep op me toe. Ik had een ieniemienie gedachte in mijn hoofd: nog één.
Gelukkig deed hij me dat niet aan. Hij trok mijn armen los en hield mijn ellebogen ter hoogte van mijn gezicht, ik moest opkijken om Nicholas’ gezicht te zien. “Jij moet een toontje lager zingen, juffrouw. Je bent mooi, maar dat wil niet zeggen dat je je alles kan permitteren.” Ik keek hem vlammend aan, trok me los en rende de ruimte uit.
Het moment bij uitstek om te tuin te gaan verkennen.

------------------------------------------------

Ik had niet doorgehad dat het was begonnen regenen, maar dat kon me niet schelen.
Tranen drupten op mijn wangen, en de regen camoufleerde het alleen maar. Ik was het zo zat om populair te zijn. Of nee... ik was het zo zat om eraan herinnerd te worden dat Jonathan die woorden gezegd had.
Ik. Haat. Jonathan.
Dat was het punt. Niemand leek het te begrijpen, niemand wilde het begrijpen. Ze waren allemaal te blind en te naïef om te beseffen dat er ook mensen waren die Jonathan niet aanbidden.
En ik was er één van.
Ik kneep mijn ogen samen, opende ze weer en herhaalde dat zo’n tien keer. Toen was ik gekalmeerd en liep ik terug naar binnen.
Ik liet de tuin achter, samen met mijn woede en verdriet. Het zou me niets meer kunnen schelen.

------------------------------------------------

Page was boos. Woedend. Ziedend.
Ik stommelde binnen en ze keek me aan, zonder een woord te zeggen. De rillingen liepen me over de rug. Page’s ogen deden denken aan ijsgrotten; prachtig maar koud.
Haar mond was vertrokken tot een smalle streep. Ze knipperde met haar ogen, toen ze ze weer opendeed, was haar aandacht weer gevestigd op het stuk papier dat ze in haar handen had.
Ik keek haar niet begrijpend aan, wat had ik gedaan? Ik...
Ik besefte dat ik weer wilde gaan huilen. Als je één keer op een dag gehuild hebt, doe je dat heel makkelijk weer. En gehuild had ik.
Ik zag er waarschijnlijk niet uit, met roodomrande, dikke ogen en blozende wangen.
“Page...?” Ik kreeg geen antwoord, en dat verbaasde me niet. Haar blik had een paar minuten eerder genoeg gezegd. Ze las het vel gewoon verder, alsof ze me niet gehoord had. “Page? Toe nou!”
Even flitsten haar ogen mijn richting uit, maar toen las ze verder. Ik zei niets, durfde niet te praten, in de hoop dat ze nog iets wilde zeggen. Ze legde kalm het blad papier op de tafel en keek me aan. Ik besefte dat ik nog steeds in de deuropening stond, maar ik wilde me niet verroeren. Ze trok vragend haar rechterwenkbrauw op. Ik interpreteerde haar gebaar als ‘sluit de deur’, en ik deed dat dan ook. Toen ik me weer naar haar omdraaide, was ze weg. Ik hoorde geneurie uit de badkamer en zuchtte verslagen.
Yep, het leek erop dat ik mijn eerste vriendschap verpest had.

De deur werd opengeslagen en Elize liep naar binnen met Brianna, Gabriëlla en een nog onbekend meisje.
Ze kiest wel haar momenten uit, zeg!
“Weet je nog wat ik gezegd heb?” vroeg ze. Het klonk eisend. Brianna, Gabriëlla en Onbekend keken me aan.
“Weet je nog wat ik gezegd heb?” Elize deed of haar neus bloedde. “Ik zei dat, al je alleen wilde zijn, je zelf maar weg ging.”
“Elize?!” gilde Brianna. “Yalena hoort erbij” - ze dempte haar stem - “daarom dat ik haar een uitnodiging gegeven heb, weet je wel?” Ze ging weer op luide toon praten. “Dus ze mag blijven. Maar Page moet weg.”
“Nee,” zei ik meteen, “dat gaat niet door. Het is een; je nicht en twee; ook haar kamer,” zei ik op strenge toon. Normaler ging ik verder: “Trouwens, ik heb nu even geen tijd, meiden” - het kostte me moeite om dat laatste woord uit te spreken, alsof we vriendinnen waren! - “ik moet nog... naar Nicholas. Yep, Nicholas...” Bedachtzaam mompelend liep ik naar buiten.

Ik dwaalde weer door de school. Deze dag was een eeuwigdurende déjà-vû. Ik besloot dat ik maar beter iets kon gaan doen. Was alleen de vraag nog: wat?
Ik verliet de hoofdgang en ging een zijgang in, nam een trap naar boven, liep naar links, ging weer naar boven, herhaalde dat, tot ik in een volkomen verlaten gang was. Het was donker, en ik vroeg me af wat hier was. Ik rook de geur van hout, en het gaf me een vreemd, maar toch vertrouwd gevoel. Behoedzaam liep ik verder, alsof ik een heiligdom ging betreden. Deuren werden zichtbaar, en ik werd bang. Waarom weet ik niet, maar ineens liep een rilling over mijn rug. Toch ging ik niet terug. In plaats daarvan liep ik naar de wand. Schoolfoto’s. Ik werd nog banger – ik vond zwart-witte schoolfoto’s eng, doodeng. En deze waren zwart-wit. Ik zoog mijn wangen naar binnen en bekeek die uit 1970. half en half verwachtte ik holle ogen, een vertrokken mond of wat dan ook te zien, maar dat gebeurde niet. Ik was gerustgesteld en verzamelde moed om een deur te openen. Ik liet mijn handen bedachttzaam over het hout glijden. Uiteindelijk nam in de klink vast en duwde de deur open.
Wat ik daar zag, had ik nooit verwacht. Het was eng, schrikbarend. Alsof we elkaar aantrokken, maar dat deden we niet. Dat kon niet. Mocht niet.
Ik stond daar verwilderd, met een verbaasde blik in mijn ogen, in de deuropening. Hij draaide zich om en keek me al even verbaasd aan.
Jonathan.

Re: Smaragdgroene ogen (tijdelijke titel)

Geplaatst: 13 sep 2009 13:55
door Carpe Diem
Ooh, dit is echt zo'n leuk verhaal!
Ik vind dat typische school-sfeer echt leuk, behalve dan dat jij het nog iets anders schrijft, zodat het toch nog origineel blijft. Ik hoop dat je snel weer verder gaat! :D

Re: Smaragdgroene ogen (tijdelijke titel)

Geplaatst: 13 sep 2009 17:40
door Yalena
Rima schreef:Ooh, dit is echt zo'n leuk verhaal!
Ik vind dat typische school-sfeer echt leuk, behalve dan dat jij het nog iets anders schrijft, zodat het toch nog origineel blijft. Ik hoop dat je snel weer verder gaat! :D
Oh, bedankt. Ik ben erg blij met je reactie, omdat ik weet dat er nu meer lezers zijn. ^^ Een stukje komt héél misschien vanavond nog. (:

Re: Smaragdgroene ogen (tijdelijke titel)

Geplaatst: 15 sep 2009 16:03
door Patrick
Hallo

Leuk en vooral mooi stukje weer. De gedachtes zijn erg functioneel. Maar wat is mis is de omgeving. Vooral in het stukje in de tuin. Dat is maar zeer klein en daarin kun je de gedachtes vermengen met de bloemen die ze ziet tijdens haar wandeling. Eventueel kan je de regen een beetje uitstellen in dat stukje. Nu komt het er zo neergezet in. Mooier zou zijn als je begint met een wandeling door de tuin, met haar gedachtes. Het dan laten regenen, enz.

Voor de rest verwoord je je verhaal erg mooi. Schrijf maar weer snel verder.

Re: Smaragdgroene ogen (tijdelijke titel)

Geplaatst: 15 sep 2009 20:32
door Yalena
pbrouwers schreef:Hallo

Leuk en vooral mooi stukje weer. De gedachtes zijn erg functioneel. Maar wat is mis is de omgeving. Vooral in het stukje in de tuin. Dat is maar zeer klein en daarin kun je de gedachtes vermengen met de bloemen die ze ziet tijdens haar wandeling. Eventueel kan je de regen een beetje uitstellen in dat stukje. Nu komt het er zo neergezet in. Mooier zou zijn als je begint met een wandeling door de tuin, met haar gedachtes. Het dan laten regenen, enz.

Voor de rest verwoord je je verhaal erg mooi. Schrijf maar weer snel verder.
Oké. Als ik morgen tijd heb, zal ik eraan werken. Pas daarna komt en nieuw stukje. (a)
Bedankt. (: