De Zilveren Viool
Geplaatst: 06 dec 2008 18:02
De zilveren viool
Koppig liep Dominique door, gevolgd door een meisje. Een bezorgde frons ontsierde haar voorhoofd.
‘Doe nou niet zo achterlijk, je kunt er onmogelijk achteraan.’
‘Hou me maar eens tegen.’
Een grauw kwam uit haar keel, als dat van een kat die je waarschuwde. Haar hoektanden groeiden tot ze een onnatuurlijke lengte van drie centimeter bereikten en ze kreeg een onmenselijke schoonheid.
‘Dominique, dat ding is van zilver, wij kunnen dat niet aanraken.’
‘Ik moet’
Ze siste en met een gekwetste stem zei ze: ‘ Wij moeten helemaal niks, Dominique dat wordt onze dood..’
‘Als dat mijn lot is, zij het zo. En trouwens, niemand heeft je gevraagd mee te gaan, ik kan dit prima alleen.’
‘Je hebt die hondenkop van je veel te vaak gestoten als je denkt dat ik je alleen laat gaan.’
Inmiddels hadden ze de top van de berg bereikt. Ze keken over een vlakte die nooit op leek te houden, een rivier verdween bij de horizon. En ze zagen beiden nog een burcht.
‘Over die afstand doen we minstens vijf uur.’
‘Als we ons best doen maken we er drie van.’
‘Dat is minstens 500 kilometer, te voet redden we dat niet in drie uur.’
‘Durf je erom te wedden?’
‘Ja’
‘Waar wedden we om?’
‘Zeg jij het maar.’
‘Een kus.’
‘Prima, die kun je dus mooi vergeten.’
Even keken ze elkaar aan, toen grijnsde Dominique en nam een enorme sprong. Het was echter geen mens meer dat landde , maar een prachtige grijze Siberische wolf. Even kon je nog een glimp opvangen van het tweetal, daarna maakte hun snelheid ze onzichtbaar.
Ze renden de berg af, kriskras door elkaar lopend, elkaar plagend. Zij daagde hem uit door sneller te gaan en andersom. Rennend waren ze vrij.
Na tweeëneenhalf uur gerend te hebben kwamen ze hijgend tot stilstand, honderd meter voor de reusachtige ophaalbrug.
Terwijl ze hun menselijke gedaante aannamen keek Anastacia op haar horloge, ze had nooit besef van tijd als ze aan het rennen was. Ze voelde zijn genoegen toen hij over haar schouder meekeek. Ze deed haar armen over elkaar en stak haar neus op. Grinnikend begroef hij zijn gezicht in haar nek en deed zijn armen om haar middel. Instinctief voelde ze ergens de dreiging van hun natuurlijke vijandschap, haar hals was kwetsbaar. Maar aan de andere kant hield ze van deze man… Hij voelde het. Hij draaide haar om en legde zijn nek bloot voor haar. Hij was niet bang voor haar. Hij vertrouwde haar. Zijn bloed rook heerlijk, en ze kwam langzaam dichterbij. Voorzichtig drukte ze haar lippen op zijn hals, bij de slagader. Ze zou hem nu kunnen vermoorden, in een oogwenk. Maar dat deed ze niet. Ze haalde haar lippen weer van zijn huid af.
‘Je kus..’ : Zei ze zachtjes, met moeite. Hij keek op, glimlachend, warm. Zo had ze hem nog nooit gezien.
‘En jij wilde nog niet achter die viool aan.’
‘Blijkbaar kun je zelfs uit de meest vervloekte dingen iets moois halen.’
Hij grinnikte: ' Het is niet eens een Viool van zilver, het is een Mens van vlees en bloed.'
Boos keek ze hem aan, ze had zich voor niets zorgen gemaakt.
'Ik moest toch zeker weten of je me leuk vond of niet! ehh, je ziet er heel boos uit.'
Lachend begon hij weg te huppelen, steeds zijn stappen vergrotend, uiteindelijk sprintte er een wolf vandoor, met een boze maar opgeluchte vampiermeisje op zijn hielen.
Koppig liep Dominique door, gevolgd door een meisje. Een bezorgde frons ontsierde haar voorhoofd.
‘Doe nou niet zo achterlijk, je kunt er onmogelijk achteraan.’
‘Hou me maar eens tegen.’
Een grauw kwam uit haar keel, als dat van een kat die je waarschuwde. Haar hoektanden groeiden tot ze een onnatuurlijke lengte van drie centimeter bereikten en ze kreeg een onmenselijke schoonheid.
‘Dominique, dat ding is van zilver, wij kunnen dat niet aanraken.’
‘Ik moet’
Ze siste en met een gekwetste stem zei ze: ‘ Wij moeten helemaal niks, Dominique dat wordt onze dood..’
‘Als dat mijn lot is, zij het zo. En trouwens, niemand heeft je gevraagd mee te gaan, ik kan dit prima alleen.’
‘Je hebt die hondenkop van je veel te vaak gestoten als je denkt dat ik je alleen laat gaan.’
Inmiddels hadden ze de top van de berg bereikt. Ze keken over een vlakte die nooit op leek te houden, een rivier verdween bij de horizon. En ze zagen beiden nog een burcht.
‘Over die afstand doen we minstens vijf uur.’
‘Als we ons best doen maken we er drie van.’
‘Dat is minstens 500 kilometer, te voet redden we dat niet in drie uur.’
‘Durf je erom te wedden?’
‘Ja’
‘Waar wedden we om?’
‘Zeg jij het maar.’
‘Een kus.’
‘Prima, die kun je dus mooi vergeten.’
Even keken ze elkaar aan, toen grijnsde Dominique en nam een enorme sprong. Het was echter geen mens meer dat landde , maar een prachtige grijze Siberische wolf. Even kon je nog een glimp opvangen van het tweetal, daarna maakte hun snelheid ze onzichtbaar.
Ze renden de berg af, kriskras door elkaar lopend, elkaar plagend. Zij daagde hem uit door sneller te gaan en andersom. Rennend waren ze vrij.
Na tweeëneenhalf uur gerend te hebben kwamen ze hijgend tot stilstand, honderd meter voor de reusachtige ophaalbrug.
Terwijl ze hun menselijke gedaante aannamen keek Anastacia op haar horloge, ze had nooit besef van tijd als ze aan het rennen was. Ze voelde zijn genoegen toen hij over haar schouder meekeek. Ze deed haar armen over elkaar en stak haar neus op. Grinnikend begroef hij zijn gezicht in haar nek en deed zijn armen om haar middel. Instinctief voelde ze ergens de dreiging van hun natuurlijke vijandschap, haar hals was kwetsbaar. Maar aan de andere kant hield ze van deze man… Hij voelde het. Hij draaide haar om en legde zijn nek bloot voor haar. Hij was niet bang voor haar. Hij vertrouwde haar. Zijn bloed rook heerlijk, en ze kwam langzaam dichterbij. Voorzichtig drukte ze haar lippen op zijn hals, bij de slagader. Ze zou hem nu kunnen vermoorden, in een oogwenk. Maar dat deed ze niet. Ze haalde haar lippen weer van zijn huid af.
‘Je kus..’ : Zei ze zachtjes, met moeite. Hij keek op, glimlachend, warm. Zo had ze hem nog nooit gezien.
‘En jij wilde nog niet achter die viool aan.’
‘Blijkbaar kun je zelfs uit de meest vervloekte dingen iets moois halen.’
Hij grinnikte: ' Het is niet eens een Viool van zilver, het is een Mens van vlees en bloed.'
Boos keek ze hem aan, ze had zich voor niets zorgen gemaakt.
'Ik moest toch zeker weten of je me leuk vond of niet! ehh, je ziet er heel boos uit.'
Lachend begon hij weg te huppelen, steeds zijn stappen vergrotend, uiteindelijk sprintte er een wolf vandoor, met een boze maar opgeluchte vampiermeisje op zijn hielen.