titel volgt
Geplaatst: 12 nov 2009 14:06
Als het goed is komt Bart er zo aan. We fietsen altijd samen naar school. Een roffel op de deur verbreekt de stilte. Bart valt naar binnen en ploft op de grond neer. ‘Sorry’ Verontschuldigd hij zich. ‘geeft niet hoor’ zeg ik lachend. Bart staat kreunend op ‘Zullen we maar gaan?’ Ik sta op en til mijn tas op mijn rug. Bart is mijn enige vriend op school. Verder is er niemand die met ons praat. Bart wordt vaak geslagen of uitgescholden. Ik vind het vreselijk voor hem maar ik durf er niets tegen te doen. Hij weet het erg goed te verbergen voor zijn ouders en andere, maar ik zie hem steeds somberder worden. Het gaat echt niet goed met hem.
‘Ik heb gister een nieuw spel gekocht.’ Zegt Bart opgewekt, ‘leuk, wat voor een?’ zeg ik blijkbaar ongeïnteresseerd. Want Bart haalt zijn schouders op. ‘Laat maar’ gelijk heb ik spijt van mijn reactie. Zelfs ik kan niet gewoon aardig tegen hem doen. Ik ben de enige die hij nog heeft. ‘Wat hebben we het eerste uur?’ vraag ik maar om de stilte te verbreken. Bart kijkt me aan, ‘Volgens mij biologie’ Ik knik. Biologie is mijn favoriete vak. Het is eigenlijk ook het enige vak waar ik goed in ben. ‘Bart?’ Bart kijkt me van opzij aan ‘ja’ zegt hij vragend. ‘Heb je het er wel eens met je ouders over?’ Bart draait gelijk zijn hoofd weg. ‘Waarover?’ ‘nou je weet wel.’ Zeg ik voorzichtig, ik wil hem niet boos maken. ‘Nee’ zijn stem slaat over. ‘moet je er niet eens over praten?’ Bart doet een poging tot kwaad kijken. Maar hij faalt, ik zie dat hij het moeilijk heeft. ‘nou weetje’ zegt hij. Ik ben verbaast dat hij ineens gaat praten, maar ik laat het hem niet merken ‘vertel’ zeg ik voorzichtig ‘ik durf niet’ zegt hij zachtjes. Ik knik begrijpend ‘maar er moet toch iets gebeuren?’ Bart knikt onopvallend ‘zal ik het tegen je ouders zeggen?’ Bart kijkt me verschrikt aan ‘Nee echt niet!’ roept hij, hij schrikt van zijn schreeuw, en kijkt angstig om zich heen. ‘Oké, wat wil je dan?’ ‘Niets’ zegt Bart kortaf, hij kijkt strak voor zich uit. ‘Het is aan jou’ meer zeg ik niet, ik wacht af..
‘Jullie weten wat de taak is voor vandaag’ zegt Dhr. Noordhoff ‘pak je boek, en ga aan het werk.’ Dhr. Noordhoff is altijd chagrijnig, ik heb nog nooit één enkele glimlach op zijn gezicht gezien. In vergelijking met zijn gezicht uitdrukking klopt zijn manier van doen eigenlijk perfect. ‘Hoever ben jij?’ Bart tikt op mijn schouder, hij fluistert altijd in de klas. Misschien omdat hij bang is, hij wil zo min mogelijk opvallen. Het lukt hem alleen niet, met zijn rode haren, en zijn lange klunzige lichaam valt hij altijd op. daarbij draagt hij altijd zwart. Ik vind het hem mooi staan, maar de vijfde jaars denken daar anders over. ‘Vraag twaalf’ ik glimlach. ‘Zullen we het samen maken?’ Bart kijkt me hoopvol aan. Zijn ogen zijn dof, vroeger lachte ze nog. Maar nu zie ik daar niets van terug. ‘Ja natuurlijk, met wie moet ik het anders maken’ grap ik. Ik zie een verandering in Bart zijn gezicht. Ik weet niet precies wat het is, maar ik heb gelijk spijt van mij opmerking. ‘Sorry’ verontschuldig ik me. Bart glimlacht
Ik heb geen idee wat hij denkt.
‘Ga je even mee wat drinken halen?’ Bart kijkt me aan. ‘Ja natuurlijk’ Bart wil in de pauze nooit op het plein staan. Hij zegt het niet hardop maar ik weet dat hij bang is.
‘kies maar wat uit, ik betaal wel.’ Ik vind dat hij wel eens recht heeft op wat extra’s. ‘Nee.’ Zegt hij, verbaast kijk ik hem aan. ‘Jawel, kies nou maar.’ Met een glimlach op zijn gezicht pakt hij een blikje drinken. Dit is de eerste keer sinds maanden dat ik hem zie lachen. En ik lach met hem mee.
‘Daar hebben we die gothic’s!’ ik kijk achterom en zie vier jongens van de vijfde klas aan komen lopen. Ik probeer oog contact te maken met Bart, maar hij kijkt strak voor zich uit. De jongens komen steeds dichterbij. Ik probeer niet om te kijken, maar het lukt me niet. ‘Wat kijk je!’ een van de jongens komt naast me fietsen. Hij legt een hand op mijn schouder en trekt me omver. Ik raak uit balans en val op de grond.
Ik slaak een gil. Bart remt af, en kijkt me aan. de blik in zijn ogen. Angst en verdriet, Hij steekt zijn hand naar me uit. voor ik de kans krijg zijn hand vast te pakken. Heeft een andere jongen Bart al vast. Bart rukt zich los, de jongen stompt hem in zijn gezicht. Bart zakt in elkaar, maar herstelt zich. Hij gaat recht op staan, en wil zijn fiets pakken. Het gaat allemaal zo snel, voor ik het door heb ligt Bart kreunend op de grond. ik probeer op te staan, maar de jongen die zonet mijn schouder pakte heeft me nog steeds vast. ‘Laat me los!’ schreeuw ik. De jongen grijnst. ‘waarom zou ik.’ Ik kijk naar Bart, hij probeert op te staan, maar een van jongens houd hem vast. Ineens laat de jongen hem los. Zo snel als Bart kan staat hij op.
‘Rennen jij!’ roept de jongen. Bart blijft stokstijf staan. Hij kijkt me aan. een koude blik, bezorgt me rillingen. Ook de jongen die mij vast houd laat me nu los. Ik sta op, ik pak mijn stuur vast. Zodra ik hem bijna omhoog heb stapt een van de jongens op mijn wiel. Mijn fiets stort terug neer op de grond. de jongen lacht hardop, een neppen valse lach. ‘Dat is jammer, valt hij zomaar weer op de grond’ lacht een ander. Bart pakt zijn fiets. Maar een van de jongens heeft zijn band leeg laten lopen. Bart stapt naar me toe. Pakt mijn hand en trekt me mee. Samen rennen we weg. Achter me hoor ik de jongens nog lachen en roepen. Verstaan doe ik ze niet.
Al rennend kijk ik achterom ‘ze komen niet.’ Zeg ik hijgend, Bart stopt met rennen. Opgelucht laat ik me op de grond zakken. ‘onze fietsen.’ Bart kijkt naar de grond. Hij heeft een bloed neus, en ik zie dat zijn gezicht is opgezwollen. Hij gaat vast kapot van de pijn. En waar hij aan denkt zijn onze fietsen. ‘Die halen we straks op.’ Bart knikt. ‘gaat het?’ vraagt hij. Ik kijk hem verbaast aan. ‘gaat het wel met jou?’ Bart knikt: ‘Ja prima’ Ik geloof hem niet, ik zie dat hij pijn heeft. Maar hij laat zelfs mij het niet merken, ik laat het dus maar zo.
wordt vervolgd...
‘Ik heb gister een nieuw spel gekocht.’ Zegt Bart opgewekt, ‘leuk, wat voor een?’ zeg ik blijkbaar ongeïnteresseerd. Want Bart haalt zijn schouders op. ‘Laat maar’ gelijk heb ik spijt van mijn reactie. Zelfs ik kan niet gewoon aardig tegen hem doen. Ik ben de enige die hij nog heeft. ‘Wat hebben we het eerste uur?’ vraag ik maar om de stilte te verbreken. Bart kijkt me aan, ‘Volgens mij biologie’ Ik knik. Biologie is mijn favoriete vak. Het is eigenlijk ook het enige vak waar ik goed in ben. ‘Bart?’ Bart kijkt me van opzij aan ‘ja’ zegt hij vragend. ‘Heb je het er wel eens met je ouders over?’ Bart draait gelijk zijn hoofd weg. ‘Waarover?’ ‘nou je weet wel.’ Zeg ik voorzichtig, ik wil hem niet boos maken. ‘Nee’ zijn stem slaat over. ‘moet je er niet eens over praten?’ Bart doet een poging tot kwaad kijken. Maar hij faalt, ik zie dat hij het moeilijk heeft. ‘nou weetje’ zegt hij. Ik ben verbaast dat hij ineens gaat praten, maar ik laat het hem niet merken ‘vertel’ zeg ik voorzichtig ‘ik durf niet’ zegt hij zachtjes. Ik knik begrijpend ‘maar er moet toch iets gebeuren?’ Bart knikt onopvallend ‘zal ik het tegen je ouders zeggen?’ Bart kijkt me verschrikt aan ‘Nee echt niet!’ roept hij, hij schrikt van zijn schreeuw, en kijkt angstig om zich heen. ‘Oké, wat wil je dan?’ ‘Niets’ zegt Bart kortaf, hij kijkt strak voor zich uit. ‘Het is aan jou’ meer zeg ik niet, ik wacht af..
‘Jullie weten wat de taak is voor vandaag’ zegt Dhr. Noordhoff ‘pak je boek, en ga aan het werk.’ Dhr. Noordhoff is altijd chagrijnig, ik heb nog nooit één enkele glimlach op zijn gezicht gezien. In vergelijking met zijn gezicht uitdrukking klopt zijn manier van doen eigenlijk perfect. ‘Hoever ben jij?’ Bart tikt op mijn schouder, hij fluistert altijd in de klas. Misschien omdat hij bang is, hij wil zo min mogelijk opvallen. Het lukt hem alleen niet, met zijn rode haren, en zijn lange klunzige lichaam valt hij altijd op. daarbij draagt hij altijd zwart. Ik vind het hem mooi staan, maar de vijfde jaars denken daar anders over. ‘Vraag twaalf’ ik glimlach. ‘Zullen we het samen maken?’ Bart kijkt me hoopvol aan. Zijn ogen zijn dof, vroeger lachte ze nog. Maar nu zie ik daar niets van terug. ‘Ja natuurlijk, met wie moet ik het anders maken’ grap ik. Ik zie een verandering in Bart zijn gezicht. Ik weet niet precies wat het is, maar ik heb gelijk spijt van mij opmerking. ‘Sorry’ verontschuldig ik me. Bart glimlacht
Ik heb geen idee wat hij denkt.
‘Ga je even mee wat drinken halen?’ Bart kijkt me aan. ‘Ja natuurlijk’ Bart wil in de pauze nooit op het plein staan. Hij zegt het niet hardop maar ik weet dat hij bang is.
‘kies maar wat uit, ik betaal wel.’ Ik vind dat hij wel eens recht heeft op wat extra’s. ‘Nee.’ Zegt hij, verbaast kijk ik hem aan. ‘Jawel, kies nou maar.’ Met een glimlach op zijn gezicht pakt hij een blikje drinken. Dit is de eerste keer sinds maanden dat ik hem zie lachen. En ik lach met hem mee.
‘Daar hebben we die gothic’s!’ ik kijk achterom en zie vier jongens van de vijfde klas aan komen lopen. Ik probeer oog contact te maken met Bart, maar hij kijkt strak voor zich uit. De jongens komen steeds dichterbij. Ik probeer niet om te kijken, maar het lukt me niet. ‘Wat kijk je!’ een van de jongens komt naast me fietsen. Hij legt een hand op mijn schouder en trekt me omver. Ik raak uit balans en val op de grond.
Ik slaak een gil. Bart remt af, en kijkt me aan. de blik in zijn ogen. Angst en verdriet, Hij steekt zijn hand naar me uit. voor ik de kans krijg zijn hand vast te pakken. Heeft een andere jongen Bart al vast. Bart rukt zich los, de jongen stompt hem in zijn gezicht. Bart zakt in elkaar, maar herstelt zich. Hij gaat recht op staan, en wil zijn fiets pakken. Het gaat allemaal zo snel, voor ik het door heb ligt Bart kreunend op de grond. ik probeer op te staan, maar de jongen die zonet mijn schouder pakte heeft me nog steeds vast. ‘Laat me los!’ schreeuw ik. De jongen grijnst. ‘waarom zou ik.’ Ik kijk naar Bart, hij probeert op te staan, maar een van jongens houd hem vast. Ineens laat de jongen hem los. Zo snel als Bart kan staat hij op.
‘Rennen jij!’ roept de jongen. Bart blijft stokstijf staan. Hij kijkt me aan. een koude blik, bezorgt me rillingen. Ook de jongen die mij vast houd laat me nu los. Ik sta op, ik pak mijn stuur vast. Zodra ik hem bijna omhoog heb stapt een van de jongens op mijn wiel. Mijn fiets stort terug neer op de grond. de jongen lacht hardop, een neppen valse lach. ‘Dat is jammer, valt hij zomaar weer op de grond’ lacht een ander. Bart pakt zijn fiets. Maar een van de jongens heeft zijn band leeg laten lopen. Bart stapt naar me toe. Pakt mijn hand en trekt me mee. Samen rennen we weg. Achter me hoor ik de jongens nog lachen en roepen. Verstaan doe ik ze niet.
Al rennend kijk ik achterom ‘ze komen niet.’ Zeg ik hijgend, Bart stopt met rennen. Opgelucht laat ik me op de grond zakken. ‘onze fietsen.’ Bart kijkt naar de grond. Hij heeft een bloed neus, en ik zie dat zijn gezicht is opgezwollen. Hij gaat vast kapot van de pijn. En waar hij aan denkt zijn onze fietsen. ‘Die halen we straks op.’ Bart knikt. ‘gaat het?’ vraagt hij. Ik kijk hem verbaast aan. ‘gaat het wel met jou?’ Bart knikt: ‘Ja prima’ Ik geloof hem niet, ik zie dat hij pijn heeft. Maar hij laat zelfs mij het niet merken, ik laat het dus maar zo.
wordt vervolgd...