Nooit meer hoeven wachten
Geplaatst: 22 jan 2010 16:46
Zijn ijskoude ogen staarde intensief naar het verzwakte meisje tegenover hem. Ze had de weerstand niet meer om nog op haar eigen benen te staan. Ze zat verslapt, bang en ijskoud in het hoekje van de betonnen ruimte gekruld. Als een coyote die een weerloos klein geitje in de ijskoude gebergte naderde.
Coyote’s zijn jagers die bekend zijn voor hun geduld. Deze man was het evenbeeld hiervan.
Zijn glimlach was niet oprecht, maar honend. Zijn ogen half gesloten in bekoring. Hij tapte met zijn wijsvinger en middenvinger tegen de muur naast hem. Holle en benauwende tikken klonken oorverdovend in haar oren. Deze man ging haar het leven niet bespaard blijven. Zij wist waarop hij uit was. Hoe zij begeerde dat hij snel actie zou ondernemen om er gewoon af van te zijn. Hij bleef stil, antwoordde niet op haar ademloze gesmeek en ondervragingen, en bekeek haar maar met die ijzingwekkende, sinistere staar.
Ze probeerde zoveel mogelijk zijn blik op haar te negeren. Ze probeerde aan andere dingen te denken. Zeilen met haar twee broers. Met haar vader bij de ijsjeskraam staan. Met haar moeder de bibliotheek bezoeken, met haar vriendinnen naar de stad gaan om vervolgens bij haar thuis te eindigen met een romantische komedie.
Maar niks bleef haar te lang in haar geheugen kleven. Het wezenloos bekijken was veel te afleidend.
Zijn gezicht was net dat van een rat- kleine kraaloogjes, smalle gelaatstrekken, uitstekende kin, mond en neus. Oren dat eigenlijk te hoog geplaatst waren op zijn gezicht. Bovendien was hij broodmager. Scherpe tanden.
Toen ik vier was hadden we eens een rat. Bedacht ze zich plotseling. Hij beet mij.
Maar hij was nog steeds een roofdier. Die haar vanbinnen zelfs leek aan te kijken. Ze vocht op een gegeven moment te slapen. Waarom ze daartegen vocht wist ze niet precies. Hoopte ze nog om gered te worden? Dat was een kans van één op uit de miljoen. Er flitste voor heel kort een klein zilver lichtje vanuit zijn broekzak.
Zakmes, merkte ze meteen.
‘’Toe maar, lieverd.’’ Zijn stem was laag en zacht, een schrikbarende fonkeling in zijn ogen toen hij sprak. ‘’Slaap.’’
Uren verstreken en nog steeds zat hij gehurkt voor haar. Glimlach messcherp. Het mes afwachtend in zijn broekzak.
Ze was ten dode gekerfd.
En ze liet los. Compleet los.
Het laatste wat ze zag was hoe zijn grote hand heel erg traag naar zijn rechterbroekzak bewoog.
Coyote’s zijn jagers die bekend zijn voor hun geduld. Deze man was het evenbeeld hiervan.
Zijn glimlach was niet oprecht, maar honend. Zijn ogen half gesloten in bekoring. Hij tapte met zijn wijsvinger en middenvinger tegen de muur naast hem. Holle en benauwende tikken klonken oorverdovend in haar oren. Deze man ging haar het leven niet bespaard blijven. Zij wist waarop hij uit was. Hoe zij begeerde dat hij snel actie zou ondernemen om er gewoon af van te zijn. Hij bleef stil, antwoordde niet op haar ademloze gesmeek en ondervragingen, en bekeek haar maar met die ijzingwekkende, sinistere staar.
Ze probeerde zoveel mogelijk zijn blik op haar te negeren. Ze probeerde aan andere dingen te denken. Zeilen met haar twee broers. Met haar vader bij de ijsjeskraam staan. Met haar moeder de bibliotheek bezoeken, met haar vriendinnen naar de stad gaan om vervolgens bij haar thuis te eindigen met een romantische komedie.
Maar niks bleef haar te lang in haar geheugen kleven. Het wezenloos bekijken was veel te afleidend.
Zijn gezicht was net dat van een rat- kleine kraaloogjes, smalle gelaatstrekken, uitstekende kin, mond en neus. Oren dat eigenlijk te hoog geplaatst waren op zijn gezicht. Bovendien was hij broodmager. Scherpe tanden.
Toen ik vier was hadden we eens een rat. Bedacht ze zich plotseling. Hij beet mij.
Maar hij was nog steeds een roofdier. Die haar vanbinnen zelfs leek aan te kijken. Ze vocht op een gegeven moment te slapen. Waarom ze daartegen vocht wist ze niet precies. Hoopte ze nog om gered te worden? Dat was een kans van één op uit de miljoen. Er flitste voor heel kort een klein zilver lichtje vanuit zijn broekzak.
Zakmes, merkte ze meteen.
‘’Toe maar, lieverd.’’ Zijn stem was laag en zacht, een schrikbarende fonkeling in zijn ogen toen hij sprak. ‘’Slaap.’’
Uren verstreken en nog steeds zat hij gehurkt voor haar. Glimlach messcherp. Het mes afwachtend in zijn broekzak.
Ze was ten dode gekerfd.
En ze liet los. Compleet los.
Het laatste wat ze zag was hoe zijn grote hand heel erg traag naar zijn rechterbroekzak bewoog.