Anorexia
Geplaatst: 15 feb 2010 14:52
Ik moet moedig zijn, dacht ze nog. Als ze had geweten wat er zou gebeuren, had ze dat nooit moeten denken. Ze had het verdriet niet moeten wegstoppen. Ze had het eruit moeten gooien. Het gewoon tegen één iemand moeten zeggen, desnoods aan de hele school. Ze had het gewoon niet voor zichzelf moeten houden. Nu is het te laat, te laat om alles terug recht te zetten. De fouten die ze eerder had gemaakt, kwamen nu dubbeldik bij haar terug. De mensen die haar lief hadden, lieten haar nu stikken. En ze had spijt. Spijt voor iets wat ze had moeten zien aankomen, maar ze wou het niet zien. Velen zagen het gebeuren maar deden er niks aan. Ze dachten dat het de leeftijd was. Maar zij wist beter Zij was baas in haar eigen lichaam. Over haar doen en laten. Over goed en kwaad. Ze kon het stoppen, maar ze deed het niet. Nu is het te laat, en ze weet het.
Ze wou gewoon niet zien dat ze achteruit ging. Ze wou niet zien dat het slechter en slechter met haar ging en op den duur zag ze het niet meer. Eten was een hel, slapen was beangstigend en zelfs ademen deed pijn. Maar ze ging door, door tot het einde. Niemand mocht het zien. Maar ze kon het niet meer verbergen. Velen zagen het. Niemand deed iets. Ze kwam ermee weg, en dat gaf haar moed. Moed om door te gaan. Dat was fout. Waarom deden de mensen er niks aan als ze zagen wat er gebeurde? Ze dacht er niet bij na en deed gewoon door. Wat eerst heel onschuldig begon, eindigde in een obsessie. Elke nacht was ze bang om niet meer wakker te worden. Dat was fout. Ze wist dat ze slecht bezig was. Maar ze negeerde haar intuïtie. En waarom? Dat was een raadsel. Niemand schudde haar wakker uit haar nachtmerrie. Ze had het gevoel dat niemand om haar gaf, maar was dat wel zo? Waren de mensen niet gewoon bang? Bang om iets te zeggen? Of interesseerde het hen niet? Honderden vragen spookten rond in haar hoofd, maar ze bleven onbeantwoord. Ze ging door, alsof er niks aan de hand was. Vanbuiten leek ze gelukkig, maar vanbinnen stierf ze. Ze lachte als er mensen bij waren, maar ze huilde als ze alleen was. De spiegels moesten eraan geloven. Ze wou zichzelf niet meer zien. Ze wou het monster niet zien wat haar kapot maakte. Zij was niet het meisje dat ze zag als ze in de spiegel keek. Ze herkende zichzelf niet meer.
Bij niemand kon ze terecht om haar hart te luchten. Niemand wou naar haar problemen luisteren. Waarom deed ze dan nog de moeite om een vertrouwenspersoon te vinden? Sommige leerkrachten deden alsof het hun wat interesseerde, maar ze merkte goed genoeg dat ze hen irriteerde als ze weer iets kwijt wou. Ze klapte toe en vertrouwde de mensheid niet meer en na een tijdje vertrouwde ze zichzelf niet meer. Zij was toch degene die haar lichaam kapot maakte? Niet die andere mensen! Zij was egoïstisch, door altijd over haar problemen te willen praten. Zij was heus niet de enige persoon met problemen. Waarom dacht ze dan van wel? Ze trok gewoon aandacht, door telkens zo zielig te doen tegen iedereen. Er was niks aan de hand, ze wou gewoon dat er iets aan de hand was zodat ze aandacht kreeg. Ze herhaalde het zo vaak dat ze het begon te geloven. Ze praatte er met niemand meer over en deed alsof het beter met haar ging. Maar als ze thuis was, ging het alleen maar slechter en slechter met haar. Haar lichaam en haar gedachten waarschuwden haar, maar ze luisterde niet. Ze was te koppig om toe te geven dat er meer aan de hand was dan dat ze dacht. Bij elke minuut die voorbij tikte, voelde ze zich zwakker worden. Haar ouders en vrienden zagen het niet. Ze verloor de zin om met vriendinnen af te spreken, ze verloor de zin om met haar ouders in haar lievelingsrestaurant te gaan eten. Ze verloor de zin om te leven. Al die tijd stond ze er niet bij stil dat dit niet meer normaal was. Omdat niemand er iets van zei, dacht ze dat het normaal was. Gewoon de harde realiteit. Maar zij is degene die haar dit aandoet. Zij is de moordenaar van haar eigen lichaam. Ze vergiftigd haar lichaam en ze doet er niks aan. Zij is degene die alle pijn moet doorstaan. Degene die het had moeten zien aankomen, degene die er iets aan had moeten doen. Ze kon zich niet meer concentreren op school en haar punten zakten. Ze kon er iets aan veranderen, maar ze deed het niet. Wat had leren nog voor zin? Als ze één zin vanbuiten probeerde te leren, was ze die na 5min. alweer vergeten. Geen moment dacht ze aan het feit dat het haar eigen schuld was. Het was gewoon mijn dag niet, prentte ze zich in als ze een slechte toets terugkreeg. Ze herhaalde het zo vaak dat ze het geloofde. Dat was fout, maar dat besefte ze niet meer. Ze was het overzicht over goed en fout verloren.
Ze was gevoelloos geworden. Iets waarvan ze vroeger plat lag, deden nu haar mondhoeken niet eens meer krullen. Maar dat was normaal… Volgens haar.
En nu is het te laat. Te laat om er iets aan te doen. Alles is voorbij. Misschien is het wel beter zo. Nu voelt ze de pijn niet meer. Nu is ze op een betere plek, ver weg van alle problemen en mensen die haar pijn hadden gedaan.
En nu beseffen de mensen pas dat er iets aan de hand was. Ze beseffen nu pas dat ze er iets aan hadden moeten doen. Maar nu is het te laat. Het was hun schuld, niet die van haar. De mensen hadden het gezien! Als ze op tijd hadden ingegrepen, was ze er nu nog.
Maar het heeft geen zin dat ze zich nu schuldig voelen.
Het is toch te laat.
Ze wou gewoon niet zien dat ze achteruit ging. Ze wou niet zien dat het slechter en slechter met haar ging en op den duur zag ze het niet meer. Eten was een hel, slapen was beangstigend en zelfs ademen deed pijn. Maar ze ging door, door tot het einde. Niemand mocht het zien. Maar ze kon het niet meer verbergen. Velen zagen het. Niemand deed iets. Ze kwam ermee weg, en dat gaf haar moed. Moed om door te gaan. Dat was fout. Waarom deden de mensen er niks aan als ze zagen wat er gebeurde? Ze dacht er niet bij na en deed gewoon door. Wat eerst heel onschuldig begon, eindigde in een obsessie. Elke nacht was ze bang om niet meer wakker te worden. Dat was fout. Ze wist dat ze slecht bezig was. Maar ze negeerde haar intuïtie. En waarom? Dat was een raadsel. Niemand schudde haar wakker uit haar nachtmerrie. Ze had het gevoel dat niemand om haar gaf, maar was dat wel zo? Waren de mensen niet gewoon bang? Bang om iets te zeggen? Of interesseerde het hen niet? Honderden vragen spookten rond in haar hoofd, maar ze bleven onbeantwoord. Ze ging door, alsof er niks aan de hand was. Vanbuiten leek ze gelukkig, maar vanbinnen stierf ze. Ze lachte als er mensen bij waren, maar ze huilde als ze alleen was. De spiegels moesten eraan geloven. Ze wou zichzelf niet meer zien. Ze wou het monster niet zien wat haar kapot maakte. Zij was niet het meisje dat ze zag als ze in de spiegel keek. Ze herkende zichzelf niet meer.
Bij niemand kon ze terecht om haar hart te luchten. Niemand wou naar haar problemen luisteren. Waarom deed ze dan nog de moeite om een vertrouwenspersoon te vinden? Sommige leerkrachten deden alsof het hun wat interesseerde, maar ze merkte goed genoeg dat ze hen irriteerde als ze weer iets kwijt wou. Ze klapte toe en vertrouwde de mensheid niet meer en na een tijdje vertrouwde ze zichzelf niet meer. Zij was toch degene die haar lichaam kapot maakte? Niet die andere mensen! Zij was egoïstisch, door altijd over haar problemen te willen praten. Zij was heus niet de enige persoon met problemen. Waarom dacht ze dan van wel? Ze trok gewoon aandacht, door telkens zo zielig te doen tegen iedereen. Er was niks aan de hand, ze wou gewoon dat er iets aan de hand was zodat ze aandacht kreeg. Ze herhaalde het zo vaak dat ze het begon te geloven. Ze praatte er met niemand meer over en deed alsof het beter met haar ging. Maar als ze thuis was, ging het alleen maar slechter en slechter met haar. Haar lichaam en haar gedachten waarschuwden haar, maar ze luisterde niet. Ze was te koppig om toe te geven dat er meer aan de hand was dan dat ze dacht. Bij elke minuut die voorbij tikte, voelde ze zich zwakker worden. Haar ouders en vrienden zagen het niet. Ze verloor de zin om met vriendinnen af te spreken, ze verloor de zin om met haar ouders in haar lievelingsrestaurant te gaan eten. Ze verloor de zin om te leven. Al die tijd stond ze er niet bij stil dat dit niet meer normaal was. Omdat niemand er iets van zei, dacht ze dat het normaal was. Gewoon de harde realiteit. Maar zij is degene die haar dit aandoet. Zij is de moordenaar van haar eigen lichaam. Ze vergiftigd haar lichaam en ze doet er niks aan. Zij is degene die alle pijn moet doorstaan. Degene die het had moeten zien aankomen, degene die er iets aan had moeten doen. Ze kon zich niet meer concentreren op school en haar punten zakten. Ze kon er iets aan veranderen, maar ze deed het niet. Wat had leren nog voor zin? Als ze één zin vanbuiten probeerde te leren, was ze die na 5min. alweer vergeten. Geen moment dacht ze aan het feit dat het haar eigen schuld was. Het was gewoon mijn dag niet, prentte ze zich in als ze een slechte toets terugkreeg. Ze herhaalde het zo vaak dat ze het geloofde. Dat was fout, maar dat besefte ze niet meer. Ze was het overzicht over goed en fout verloren.
Ze was gevoelloos geworden. Iets waarvan ze vroeger plat lag, deden nu haar mondhoeken niet eens meer krullen. Maar dat was normaal… Volgens haar.
En nu is het te laat. Te laat om er iets aan te doen. Alles is voorbij. Misschien is het wel beter zo. Nu voelt ze de pijn niet meer. Nu is ze op een betere plek, ver weg van alle problemen en mensen die haar pijn hadden gedaan.
En nu beseffen de mensen pas dat er iets aan de hand was. Ze beseffen nu pas dat ze er iets aan hadden moeten doen. Maar nu is het te laat. Het was hun schuld, niet die van haar. De mensen hadden het gezien! Als ze op tijd hadden ingegrepen, was ze er nu nog.
Maar het heeft geen zin dat ze zich nu schuldig voelen.
Het is toch te laat.