Bonnie, Linda en een Pauk
Geplaatst: 13 jul 2010 19:30
Samenvatting proloog: Linda heeft de Pauk gestolen van Rod. De Pauk is een camera die alles wat je maar wil vast kan leggen in een flesje.
Ze zat aan het afgesproken tafeltje. Het tafelblad was net te laag zoals wel vaker het geval was. Bonnie zou over een kwartier komen maar Linda was graag vroeg op afspraken, zeker met belangrijke personen als Bonnie. Linda klemde de plastic zak met het koffertje tussen haar benen.
Na tien minuten en een rooibosthee met koekje zag ze Bonnie. Haar gestalte was door het bobbelglas onherkenbaar maar haar rode jas herkende Linda overal. De bel van het café rinkelde toen Bonnies zwarte benen met een geklik-klak over de houten drempel stapte.
Na omzich heen te hebben gekeken en oogcontact met Linda gemaakt te hebben schoof Bonie een stoel aan. Haar tas op tafel zettend.
“Hee Bonnie, alles goed?”
“Gaat wel, wat is het dat je wilde bespreken? Je klonk nerveus aan de telefoon, ik maakte me zorgen.” We bestelde twee koffie en twee appeltaartjes. “Nouja, kijk. Ik ga op reis. Zou je mee willen?” Rare vraag, domme formulering. Dat krijg je als je iets de hele dag repeteert.
“Op reis? Waarheen?” Linda deed nooit rare dingen. Ze boog zich voorover.
“Ik heb iets gestolen maar niemand weet dat ik het gedaan heb. Als ik hier blijf komen ze achter me aan.”
“Wat is er allemaal aan de hand? Wat heb je gestolen dan?”
“Een soort camera, ik kan het je straks laten zien. Maar we moeten opschieten.” Het was nu al twee dagen geleden dat ze de Pauk gestolen had. Twee dagen lang had Linda het bos niet uit gedurft en had ze onrijpe bramen en zure kruisbessen gegeten. Net was ze langs huis gegaan om en rugzak en haar fiets te pakken, klaar om te vertrekken.
“Van wie?”
“Van Lydia’s broer, maar dat doet er niet toe. Kom je mee?”
“Goed dan. Waarheen?” Bonnie propte het restje taart alvast in haar mond. “Het bos, kom mee.”
Ze zat aan het afgesproken tafeltje. Het tafelblad was net te laag zoals wel vaker het geval was. Bonnie zou over een kwartier komen maar Linda was graag vroeg op afspraken, zeker met belangrijke personen als Bonnie. Linda klemde de plastic zak met het koffertje tussen haar benen.
Na tien minuten en een rooibosthee met koekje zag ze Bonnie. Haar gestalte was door het bobbelglas onherkenbaar maar haar rode jas herkende Linda overal. De bel van het café rinkelde toen Bonnies zwarte benen met een geklik-klak over de houten drempel stapte.
Na omzich heen te hebben gekeken en oogcontact met Linda gemaakt te hebben schoof Bonie een stoel aan. Haar tas op tafel zettend.
“Hee Bonnie, alles goed?”
“Gaat wel, wat is het dat je wilde bespreken? Je klonk nerveus aan de telefoon, ik maakte me zorgen.” We bestelde twee koffie en twee appeltaartjes. “Nouja, kijk. Ik ga op reis. Zou je mee willen?” Rare vraag, domme formulering. Dat krijg je als je iets de hele dag repeteert.
“Op reis? Waarheen?” Linda deed nooit rare dingen. Ze boog zich voorover.
“Ik heb iets gestolen maar niemand weet dat ik het gedaan heb. Als ik hier blijf komen ze achter me aan.”
“Wat is er allemaal aan de hand? Wat heb je gestolen dan?”
“Een soort camera, ik kan het je straks laten zien. Maar we moeten opschieten.” Het was nu al twee dagen geleden dat ze de Pauk gestolen had. Twee dagen lang had Linda het bos niet uit gedurft en had ze onrijpe bramen en zure kruisbessen gegeten. Net was ze langs huis gegaan om en rugzak en haar fiets te pakken, klaar om te vertrekken.
“Van wie?”
“Van Lydia’s broer, maar dat doet er niet toe. Kom je mee?”
“Goed dan. Waarheen?” Bonnie propte het restje taart alvast in haar mond. “Het bos, kom mee.”