hahahaha ja dat weet ik. ach ja, ik maak best wel vaak fouten. dat van die hoofdletters;
ik nam aan dat Word dat automatisch zou doen. niet dus.ik let er eigenlijk niet veel op
----------------------------------------------------------------------------------
Vlakbij de begraafplaats tekende zich een gestalte aan het eind van de straat. Het was een jongen, stevig gebouwd en stond daar maar.
Hij keek naar me en zijn gezicht toonde geen emotie. Ik snoof zijn geur op en klapte automatisch mijn tanden op elkaar. Verdomme, dit kon ik er niet bij hebben. Hij kwam me niet bekend voor en zijn geur evenmin. Alert keek ik naar hem en vertraagde mijn passen.
Doen alsof ik een mens was ,was uitgesloten want hij zou het doorhebben.
Ik kwam steeds dichter naar hem toe en hij keek afwachtend. Ik hoefde geen gedachte te lezen om te weten dat hij niets goeds in de zin had.
Ik draaide mijn lichaam een kwartslag en beende een steegje in. Het was er donker en smerig.
Nou ja, als er maar geen mensen bij waren.
Ik hoorde zijn voetstappen naderen en even later stonden ze stil. Ik draaide me om en zag hem bewegingloos(?) naar me staren. Zijn ogen brandde nu van haat.
Ik stak mijn kin in de lucht en keek hooghartig. Wat dacht hij wel? Dat ik serieus bang voor hem zou zijn?
‘Wat moet je?’ vroeg ik met vaste stem. Hij begon weer te lopen, mijn kant op. Ik hield iedere beweging nauwlettend in de gaten.
‘jou’ en hij rende vliegensvlug naar me toe. Voor ik me om kon draaien pakte hij me bij mijn middel en gooide me tegen de muur. Stukjes muur brokkelde af en ik stond snel op. Er mankeerde me niets.
Ik ging de aanval aan. Ik stootte mijn knie in zijn buik en zag hem happend naar adem voorover buigen. Klootzak mompelde ik waarna ik hem bij zijn haar greep en mijn knie in zijn gezicht plantte. Een rode fontein spoot uit zijn neus en hij kreunde even. Te laat zag ik zijn handen die me bij m´n middel grepen en me op de grond gooide. Met een klap belande ik op mijn gezicht. Hij draaide me op mijn rug en ging op me zitten. De kou trok in mijn kleren en ik voelde een paar kiezelsteentjes gemeen in mijn zij prikken.
´Luister!´ hij pakte me bij mijn kin en dwong me hem aan te kijken. Ik kronkelde onder zijn zware lichaam en was zeker niet van plan naar hem te luisteren. Hij greep me steviger vaste en ik voelde de druk op mijn benen toenemen.
´Ik weet wie je bent en geloof me, ik ben niet van plan je vrij te laten´.Ik keek hem woedend aan en probeerde me los te wrikken.
´Klootzak´kreeg ik er moeizaam uit.
Hij klapte me in mijn gezicht en keek me ziedend aan. Zijn ogen brandde haat en zijn kaak zag er gespannen uit.
´Waar was dat voor nodig?’
‘Je bent irritant’ zei hij en hij een flauw glimlachje verscheen rond zijn lippen.
Het bloed stroomde nog steeds uit zijn neus en zijn gezicht zag er uit alsof hij is aangereden door een auto.
‘je hebt een vlekje op je gezicht’ zei ik en glimlachte even liefjes naar hem. Hij keek me boos aan en veegde met de mouw van zijn T-shirt zijn gezicht af.
‘Zou je op willen staan? Ik voel mijn lichaam niet meer’. Hij gromde en stond op maar bleef mijn arm vasthouden. Het had geen zin om weg te rennen, hij zou me wel inhalen.
‘Ik ren heus niet weg hoor’ mompelde ik. Hij trok me overeind en sleepte me mee. Ik liet me gewillig als een kleuter getrokken worden en irriteerde me aan zijn houding. Wat een gentlemen. We sloegen een aantal straten in en de weinige mensen op straat keken ons raar aan. Het zag er waarschijnlijk ook raar uit.
‘waar gaan we heen?’ vroeg ik maar hij bleef doorlopen. ‘Haloooo’ probeerde ik tevergeefs.
Ik remde met mijn schoenen en liet me als een zwaar gewicht achterover hangen. Hij gromde en trok een aantal keer aan mijn arm. Ik wist dat ik sterk was, hij was weliswaar sterker, maar ik kon er ook wel wat van. Misschien kon ik hem in zijn zij schoppen zodat zijn greep een beetje verslapte en ik me los kon rukken. Ik wist dat ik hem niet kon doden en ik moest toegeven, hoewel ik het idee haatte, dat hij sterker was dan ik. Ik wist niet wie sneller was maar ik kende dit deel van de stad als mijn broekzak en hij hopelijk niet. Vlakbij het spoor zou mijn geur niet meer te traceren zijn en zou hij me waarschijnlijk niet meer vinden….
´ik heb te lang naar je gezocht om je zomaar te laten gaan dus haal dat ontsnappingsplan maar uit je hoofd´ gromde hij. Kon hij gedachtelezen? Ik keek hem onderzoekend aan maar zag niets dat erop kon wijzen. Zijn tatoeages waren niet die van de wedell-clan en die konden, naar zeggen, als de enige gedachtelezen.
´werkelijk? Heb je echt naar me gezocht? Ik voel me gevleid hoewel ik me toch afvraag waarom er überhaupt iemand naar me zou zoeken’.
‘speel geen spelletjes met me’. Jezus, die gozer was kwaad! Het was wel grappig om hem te stangen.
‘ik heb eerlijk waar geen idee waar je het over hebt’.
Hij gromde van ergernis en ik vroeg me toch wel af hoe ver ik kon gaan. Ach ja, wat kon me gebeuren? Hij zou me niet vermoorden daar was ik denk ik veel te belangrijk voor. Ik grinnikte in mezelf.
‘doe nou maar niet alsof je de onschuld zelf bent. Ik ben bij ricardo geweest’.
Ik hapte verbaasd naar adem. Dat kon niet! Het zou weken moeten duren eer iemand er achter zou kunnen komen dat hij dood in zijn appartement lag.
Hij grinnikte duister. ‘het verbaast je. Dat verast me eigenlijk, ik dacht dat je jezelf veel beter onder controle kon houden. Je weet wel, afstandelijk, gevoelloos’.
Ja, eigenlijk wel maar dit kwam als een verassing. ‘hoe?’ fluisterde ik.
Niemand kon weten van mijn relatie met ricardo, we kwamen nooit samen naar buiten. Ik bezocht hem alleen ’s avonds en dan lette ik goed op of niemand me volgde. Het kon gewoon niet dat ze me te slim af waren!
Hij stopte en keek me doordringend aan. ‘Ricardo is…was mijn vriend. Ik kwam hem opzoeken’. Hij lachte zonder humor. ‘en toen vond ik hem, nog geen paar uur dood. Het eerste verse spoor naar jou toe’.
Ik keek hem aan en kneep mijn ogen tot spleetjes. Ik heb fouten gemaakt en dat was niets voor mij. Verdomme, ik heb gewoon een pad uitgestrooid voor deze bloedhond.
‘goh, dat spijt me voor je’. Ik keek hem glimlachend aan.
Zijn blik werd hard en hij trok me weer mee een paar straatjes in. Hier stonden de huizen dichter op elkaar en waren er minder mensen op straat. Alleen een paar zwervers die half dood tegen de muur aan lagen.
Ik keek om me heen en zocht naar iets bekends, iets dat er op kon wezen waar ik me bevond.
´waar gaan we heen?’. Hij liep door en deed alsof hij me niet hoorde.
‘vertel me dan op z’n minst hoe je heet’ ik wist dat ik als een drammerig kind klonk maar dat kon me niets schelen. ik haatte het om de situatie niet te kunnen begrijpen, niet te weten wat ik deed en wat er aan zou komen. Ik wou de touwtjes zelf in mijn handen , zo zat ik in elkaar.
Hij zuchtte maar bleef stevig doorlopen. ‘je stelt teveel vragen’.
‘dat zal wel maar ik weet hier de bedoeling niet van’.
‘hoef je ook niet.’
‘jawel’. Nou ja, lekker kinderachtig.
Hij stopte en draaide zich naar me om. ‘weet je Lyna,’. Hij stopte toen hij mijn geschokte blik zag.
‘wat denk jezelf. Ik zoek nu al jaren naar je denk je niet dat ik dan wat informatie heb verzameld? Ik weet hoe je heet, waar je bent geboren als mens dan, wie je zussen en broers zijn, wie je ouders zijn’. Nu begon hij gefrustreerd te raken. ‘maar ik weet niets van nadat je veranderd bent. Niets.
Alleen iets vaags. Ik weet ongeveer in welke kringen je je bevindt maar verder…’
Ik keek hem verwonderd aan. ‘waarom zou je iets over me willen weten? Je hebt mijn vorige vraag trouwens ook niet beantwoord: waarom zoek je me überhaupt?’
Hij grinnikte duister en trok me weer mee. ‘ik zal maar een vraag beantwoorden, dat is wel zo eerlijk. Maar maar eentje, dus denk na’.
Ik hoefde daar helemaal niet over na te denken. ‘wie ben je?’
‘mijn naam is Daniel’. Daniel? Ik had nooit iets over die naam gehoord. Het irriteerde me dat ik niet wist wie deze vreemdeling was en of hij gevaarlijk was.
‘waar kom je vandaan?’
Hij glimlachte. ‘sorry, maar een vraag’.
Er volgde een stilte terwijl we verder liepen. Nou ja, liepen. Eigenlijk werd ik gewoon mee getrokken.
‘ik heb een vraag van je beantwoord. Zou jij ook een vraag van mij willen beantwoorden?’
Ik keek argwanend naar zijn achterhoofd. Stel dat hij nu juist de vraag zou stellen waar ik niets over mocht vertellen?
‘ligt eraan’ zei ik aarzelend.
‘waarom Ricardo?’ik zag zijn gezicht vertrekken van de pijn. In zijn ogen las ik verdriet. Lag de vriendschap tussen hen zo diep? Ik had weleens verhalen gehoord over vampiers die bevriend waren met mensen maar ik wist niet dat er een sterke band tussen hen bestond.
Ik boog mijn hoofd. Een leugen was beter dan de waarheid. Als ik vertelde waarom zou ik waarschijnlijk teveel informatie prijsgeven.
Ik schokschouderde. ‘ik had er zin in’.
Hij keek me aan, zijn blik vol walging. Zij ogen stonden staalhard.
Hij trok harder aan mijn arm en we liepen in stilte verder.