De zwarte maan
Geplaatst: 16 okt 2010 21:03
zondag
Ik hang uit het raam van ons rijtjeshuis, het bied uitzicht over een grasveldje. Mijn ogen volgen het spelletje. Kinderen krijsen van plezier en rennen fanatiek achter de bal aan. Ik realiseer me dat ik nooit meer zo onbezorgd rond zal dartelen als zij. Mijn handen ondersteunen een hoofd dat loodzwaar aanvoelt. Al dagenlang vraag ik me af wie ik ben en waarom ik besta. Dit ben ik: Luna, een meisje dat antidepressiva, en andere troep slikt. School is verleden tijd geworden, evenals het hebben van vriendinnen. De dagen doorkomen heeft voor mij de eerste prioriteit gekregen. Inmiddels loop ik al een kwartier lang rondjes. Bij elke stap die ik zet schiet er een gedachte door mijn brein. Ik denk aan morgen, normaal gesproken een doordeweekse maandag. Door mij omgedoopt tot Luna-day, de dag dat ik op survival kamp ga. Het is een speciaal kamp voor mensen die een label van de psychiater hebben gekregen. Ik versnel mijn passen en druppels zweet vloeien weg. De leegte die ik eerst voelde wordt opgevuld door angst. Ik durf niet, wil niet en kan het niet.
maandag
De wereld ligt stil, denk ik. Voor mij ligt een schoolboek, ik blijf pagina’s omslaan. De contouren van de letters blijven op mijn netvlies plakken, terwijl de betekenis niet doordringt.
Het behalen van goede cijfers wint het van mijn aversie tegen medicatie. Ik sta op en sla de klamme badjas stevig om me heen. Het is minder stil in de keuken, de vaatwasser rochelt en de kraan drupt. Op het aanrecht liggen kladbriefjes, af gekauwde stiften en al wat niet meer. Het doet afbreuk aan het strak ingerichte interieur, maar ik vind het wel lekker huiselijk. “Dexamfetamine” lees ik. De betekenis van alledaagse woorden land al niet, laat staan van dit. Nou ja, eigenlijk staat het gewoon voor drugs. De gedachte dat ik die nodig heb bezorgt me een neerslachtig gevoel. Ik klok het water achterover en blijf even staan. Het is drie uur precies. Ik sabbel op de slierten van mijn ongewassen haar. Acht kilometer van mij verwijderd knispert het asfalt. Fietsbanden van leerlingen zullen takjes en steentjes vermorzelen. Terwijl ik naar het plafond staar ontdek ik een cola vlek. Een definitieve veeg, met geen enkel chemisch middel weg te schrobben. Ik vraag me af waar de meisjes, al fietsend al lachend, het over hebben. Kleding, uiterlijk en materie worden steevast besproken. Ook kraken ze elkaar graag grondig af, bedenk ik me. Helaas wel altijd tussen neus en getuite lippen door, waardoor je de trutten nergens van kunt beschuldigen.
Nu pas merk ik hoe koud het is. De aderen die over mijn armen lopen zijn blauwer dan ooit. Met een kop thee waar de damp nog vanaf komt, slof ik naar de huiskamer. Mijn kont ploft neer op een bank die minder meegaand is dan ik dacht. De thee klotst net niet over de rand heen. Ik bekijk het meubelstuk. Het is zo’n zwart bankstel dat je vrijwel alleen in woonbladen ziet. Een warme golf stroomt mijn lijf binnen. Op het bijzettafeltje voor me liggen tijdschriften met vrolijke lay-outs. Ik pak eentje van het tafeltje. Een gephotoshopt model met een navel truitje siert de cover. Ik merk dat hersenspinsels mij aan het overnemen zijn. Mijn vingers verschuiven de plastic kralen rond mijn pols. Waarom beweert iedereen dat de mode industrie eetstoornissen aanwakkert? Volgens mij is de Anorexia die ik had veel complexer. Of ben ik zo instabiel dat zelfs een fancy mijn eigenwaarde aantast? Ik druk het glazen kopje tegen mijn ontblote buik. Het feit dat er geen kindje in zal groeien maakt mijn afschuw des te groter. Ik heb de kansen op een nieuw leventje zelf vergooid. Met alle buikspieren die ik de afgelopen jaren getraind heb, lanceer ik de beker. Het ding blijft op de vloer rond draaien en komt met een doffe klap tot stilstand. Geen scherven zoals ik gehoopt had, geen geluk. Ik smijt het sletten tijdschrift erachteraan, het blad komt op het glas terecht. Het geheel lijkt op een mislukte tent inclusief ezelsoren.
Luna leefde nog lang en ongelukkig.
Ik hang uit het raam van ons rijtjeshuis, het bied uitzicht over een grasveldje. Mijn ogen volgen het spelletje. Kinderen krijsen van plezier en rennen fanatiek achter de bal aan. Ik realiseer me dat ik nooit meer zo onbezorgd rond zal dartelen als zij. Mijn handen ondersteunen een hoofd dat loodzwaar aanvoelt. Al dagenlang vraag ik me af wie ik ben en waarom ik besta. Dit ben ik: Luna, een meisje dat antidepressiva, en andere troep slikt. School is verleden tijd geworden, evenals het hebben van vriendinnen. De dagen doorkomen heeft voor mij de eerste prioriteit gekregen. Inmiddels loop ik al een kwartier lang rondjes. Bij elke stap die ik zet schiet er een gedachte door mijn brein. Ik denk aan morgen, normaal gesproken een doordeweekse maandag. Door mij omgedoopt tot Luna-day, de dag dat ik op survival kamp ga. Het is een speciaal kamp voor mensen die een label van de psychiater hebben gekregen. Ik versnel mijn passen en druppels zweet vloeien weg. De leegte die ik eerst voelde wordt opgevuld door angst. Ik durf niet, wil niet en kan het niet.
maandag
De wereld ligt stil, denk ik. Voor mij ligt een schoolboek, ik blijf pagina’s omslaan. De contouren van de letters blijven op mijn netvlies plakken, terwijl de betekenis niet doordringt.
Het behalen van goede cijfers wint het van mijn aversie tegen medicatie. Ik sta op en sla de klamme badjas stevig om me heen. Het is minder stil in de keuken, de vaatwasser rochelt en de kraan drupt. Op het aanrecht liggen kladbriefjes, af gekauwde stiften en al wat niet meer. Het doet afbreuk aan het strak ingerichte interieur, maar ik vind het wel lekker huiselijk. “Dexamfetamine” lees ik. De betekenis van alledaagse woorden land al niet, laat staan van dit. Nou ja, eigenlijk staat het gewoon voor drugs. De gedachte dat ik die nodig heb bezorgt me een neerslachtig gevoel. Ik klok het water achterover en blijf even staan. Het is drie uur precies. Ik sabbel op de slierten van mijn ongewassen haar. Acht kilometer van mij verwijderd knispert het asfalt. Fietsbanden van leerlingen zullen takjes en steentjes vermorzelen. Terwijl ik naar het plafond staar ontdek ik een cola vlek. Een definitieve veeg, met geen enkel chemisch middel weg te schrobben. Ik vraag me af waar de meisjes, al fietsend al lachend, het over hebben. Kleding, uiterlijk en materie worden steevast besproken. Ook kraken ze elkaar graag grondig af, bedenk ik me. Helaas wel altijd tussen neus en getuite lippen door, waardoor je de trutten nergens van kunt beschuldigen.
Nu pas merk ik hoe koud het is. De aderen die over mijn armen lopen zijn blauwer dan ooit. Met een kop thee waar de damp nog vanaf komt, slof ik naar de huiskamer. Mijn kont ploft neer op een bank die minder meegaand is dan ik dacht. De thee klotst net niet over de rand heen. Ik bekijk het meubelstuk. Het is zo’n zwart bankstel dat je vrijwel alleen in woonbladen ziet. Een warme golf stroomt mijn lijf binnen. Op het bijzettafeltje voor me liggen tijdschriften met vrolijke lay-outs. Ik pak eentje van het tafeltje. Een gephotoshopt model met een navel truitje siert de cover. Ik merk dat hersenspinsels mij aan het overnemen zijn. Mijn vingers verschuiven de plastic kralen rond mijn pols. Waarom beweert iedereen dat de mode industrie eetstoornissen aanwakkert? Volgens mij is de Anorexia die ik had veel complexer. Of ben ik zo instabiel dat zelfs een fancy mijn eigenwaarde aantast? Ik druk het glazen kopje tegen mijn ontblote buik. Het feit dat er geen kindje in zal groeien maakt mijn afschuw des te groter. Ik heb de kansen op een nieuw leventje zelf vergooid. Met alle buikspieren die ik de afgelopen jaren getraind heb, lanceer ik de beker. Het ding blijft op de vloer rond draaien en komt met een doffe klap tot stilstand. Geen scherven zoals ik gehoopt had, geen geluk. Ik smijt het sletten tijdschrift erachteraan, het blad komt op het glas terecht. Het geheel lijkt op een mislukte tent inclusief ezelsoren.
Luna leefde nog lang en ongelukkig.