Het donkere steegje dat haar leven veranderde
Geplaatst: 01 mar 2011 14:05
Ik hoop dat jullie dit verhaal willen lezen en tips geven enzo.
xxBeer
Daar loopt ze, door een donker steegje. Het is helemaal verlaten op dit uur. Iedereen ligt al lekker in z'n bed te dromen, maar zei loopt. Rug een beetje gebogen. Ogen achter haar haren verscholen. Stapje voor stapje loopt ze in de richting van de grote straat achter de steeg. Ze kan nog terug. Dat weet ze zelf. Ze gaat sneller lopen, ze voelt haar bloed snel door haar aderen stromen. Ze begint te rennen, ze wilt overal ter wereld zijn, maar niet op deze plek, waarom moest ze nou nog ‘even’ kletsen? Zelfs thuis zijn zou nu duizend maal beter zijn dan deze donkere plek. Er zou zomaar een enge man achter haar aan kunnen komen, maar ze wilt er niet aan denken. ‘Nog maar een paar meter tot de bocht, kom op’ fluistert ze tegen zichzelf om zich moed in te spreken. Ze kijkt achter zich, het pad is bijna niet meer te zien, het is helemaal overwoekerd door onkruid. Er loopt ook bijna nooit iemand overheen. Ze kijkt voorzichtig om de bocht heen, een lantaarnpaal verlicht een deel van het pad met een groenachtig licht, daardoor lijkt het nog spookachtiger. Er staat een boom naast, waardoor het pad wordt overspoeld met grimmige schaduwen. Ze schat de afstand tot de straat op tien meter. Tien meter, dat is toch niks? Dat moet ze toch kunnen halen. Ze haalt diep adem en rent alsof er een hongerige leeuw op haar af komt stormen de laatste meters.
Dan opeens, de botsing. Ze valt neer op de grond. Ineens is alles donker maar toch voelt ze zich hier meer thuis dan in die steeg net. Ze ziet niks maar ze ruikt en hoort dat het een bos is. Dennennaaldengeur, de lekkerste geur van heel de wereld. Ze zet een stap, er kraken takjes onder haar voet. Nog een stap, op de tast voelt ze een boom voor zich. Ze wilt nog een stap zetten maar ineens hoort ze wat. Geritsel, en het is vlak achter haar. Zou het een onschuldig diertje zijn, of iets heel anders? Dan krimpt ze ineen door een steek in haar hoofd. Het doet zo verschrikkelijk veel pijn dat ze op de grond valt. Het voelt alsof er iemand een vlijmscherp mes in haar achterhoofd heeft gestoken. Ze kan de pijn niet meer verdragen. Dan is het ineens weer licht. Ze ligt ergens op de grond en probeert omhoog te komen, maar de pijn in haar hoofd weerhoud haar daarvan. Ze hoort een zware bromstem die wat tegen haar zegt, ze kan het wel horen, maar ze verstaat het niet. Een hand pakt haar hoofd vast en een andere hand doet haar tas af. Dan valt ze weer in slaap.
Het wordt wat lichter en ze probeert haar ogen te openen, maar ze voelen zo zwaar dat ze gelijk weer dichtvallen. Ze voelt dat ze op een oud matras ligt. Er zitten allemaal gaten in en de vering steekt op sommige plekken uit. . ‘Ze wordt wakker!’ zegt dezelfde stem als net, maar hij praat nu niet meer in die vreemde taal, gelukkig. ‘Moet ze niet naar het ziekenhuis?’ ‘Hoe wilde je dat doen dan? Je weet dat we daar niet meer welkom zijn sinds vorig jaar.’ ‘Maar die hoofdwond dan?’, ‘Ik weet het ook niet. Misschien kunnen we naar ouwe Jaap gaan, die kan alles.’ ‘Ja, zakken rollen, en aan eten komen, maar dit?’
Ze hoort aan de voetstappen dat de mannen weggaan, vast om die ene Jaap te halen. Ze probeert nog een keer haar ogen open te doen, en nu lukt het wel. Het doet nog wel pijn maar ze draait haar hoofd, omdat ze wilt kijken waar ze is. Ze ziet dat ze in een portiek ligt van een gebouw waar waarschijnlijk nooit iemand komt. De deur zou vroeger rood zijn geweest, maar er is al heel veel verf afgebladderd, waardoor het er oud uitziet. Er zit ook graffiti op de muren. Allemaal teksten die ze niet kan lezen. Ze ligt op het oude matras met een deken over zich heen. Ze probeert te gaan zitten, dat lukt niet, want wanneer ze dat doet, valt ze gelijk weer terug op het matras van de pijn. Ze ziet een hele grote rode vlek in het matras op de plek waar net nog haar hoofd lag. Dat bedoelden de mannen dus met de hoofdwond. Ze voelt met haar hand achterop haar hoofd en ze voelt allemaal bloed. Snel veegt ze haar hand af aan het matras. Straks komen de mannen terug met Jaap, en dan? Zijn ze wel te vertrouwen? Ze probeert nog een keer omhoog te komen en nu lukt het beter. Wat nou als die mannen allemaal dronken zijn? Wat zullen ze met haar doen? Ze probeert er niet over na te denken, maar ze doet het toch. Het portiek ligt lager dan de straat, maar ze kan de straat wel zien. Ze wilt hier weg, en zo snel mogelijk, voordat ze terug zijn met Jaap! Misschien is Jaap wel dronken en wat zou er dan gebeuren? Ze ziet dat het een drukke straat is waar veel auto’s overheen razen. Ze vindt dat ze naar een ziekenhuis moet. Maar dan moet ze wel eerst opstaan. Ze verzameld al haar kracht, of tenminste de kracht die ze nog heeft, want het is niet veel, en ze haalt diep adem. Dan probeert ze op te staan. De pijn in haar hoofd is er nog steeds maar ze kan staan. Dan hoort ze voetstappen en gepraat van mannen. Ze kan niet zo gauw horen of er misschien eentje dronken is. Ze komen snel dichterbij en ze onderscheidt de bromstem van de anderen. De uitgang van het portiek wordt versperd doordat er drie mannen voor staan..
xxBeer
Daar loopt ze, door een donker steegje. Het is helemaal verlaten op dit uur. Iedereen ligt al lekker in z'n bed te dromen, maar zei loopt. Rug een beetje gebogen. Ogen achter haar haren verscholen. Stapje voor stapje loopt ze in de richting van de grote straat achter de steeg. Ze kan nog terug. Dat weet ze zelf. Ze gaat sneller lopen, ze voelt haar bloed snel door haar aderen stromen. Ze begint te rennen, ze wilt overal ter wereld zijn, maar niet op deze plek, waarom moest ze nou nog ‘even’ kletsen? Zelfs thuis zijn zou nu duizend maal beter zijn dan deze donkere plek. Er zou zomaar een enge man achter haar aan kunnen komen, maar ze wilt er niet aan denken. ‘Nog maar een paar meter tot de bocht, kom op’ fluistert ze tegen zichzelf om zich moed in te spreken. Ze kijkt achter zich, het pad is bijna niet meer te zien, het is helemaal overwoekerd door onkruid. Er loopt ook bijna nooit iemand overheen. Ze kijkt voorzichtig om de bocht heen, een lantaarnpaal verlicht een deel van het pad met een groenachtig licht, daardoor lijkt het nog spookachtiger. Er staat een boom naast, waardoor het pad wordt overspoeld met grimmige schaduwen. Ze schat de afstand tot de straat op tien meter. Tien meter, dat is toch niks? Dat moet ze toch kunnen halen. Ze haalt diep adem en rent alsof er een hongerige leeuw op haar af komt stormen de laatste meters.
Dan opeens, de botsing. Ze valt neer op de grond. Ineens is alles donker maar toch voelt ze zich hier meer thuis dan in die steeg net. Ze ziet niks maar ze ruikt en hoort dat het een bos is. Dennennaaldengeur, de lekkerste geur van heel de wereld. Ze zet een stap, er kraken takjes onder haar voet. Nog een stap, op de tast voelt ze een boom voor zich. Ze wilt nog een stap zetten maar ineens hoort ze wat. Geritsel, en het is vlak achter haar. Zou het een onschuldig diertje zijn, of iets heel anders? Dan krimpt ze ineen door een steek in haar hoofd. Het doet zo verschrikkelijk veel pijn dat ze op de grond valt. Het voelt alsof er iemand een vlijmscherp mes in haar achterhoofd heeft gestoken. Ze kan de pijn niet meer verdragen. Dan is het ineens weer licht. Ze ligt ergens op de grond en probeert omhoog te komen, maar de pijn in haar hoofd weerhoud haar daarvan. Ze hoort een zware bromstem die wat tegen haar zegt, ze kan het wel horen, maar ze verstaat het niet. Een hand pakt haar hoofd vast en een andere hand doet haar tas af. Dan valt ze weer in slaap.
Het wordt wat lichter en ze probeert haar ogen te openen, maar ze voelen zo zwaar dat ze gelijk weer dichtvallen. Ze voelt dat ze op een oud matras ligt. Er zitten allemaal gaten in en de vering steekt op sommige plekken uit. . ‘Ze wordt wakker!’ zegt dezelfde stem als net, maar hij praat nu niet meer in die vreemde taal, gelukkig. ‘Moet ze niet naar het ziekenhuis?’ ‘Hoe wilde je dat doen dan? Je weet dat we daar niet meer welkom zijn sinds vorig jaar.’ ‘Maar die hoofdwond dan?’, ‘Ik weet het ook niet. Misschien kunnen we naar ouwe Jaap gaan, die kan alles.’ ‘Ja, zakken rollen, en aan eten komen, maar dit?’
Ze hoort aan de voetstappen dat de mannen weggaan, vast om die ene Jaap te halen. Ze probeert nog een keer haar ogen open te doen, en nu lukt het wel. Het doet nog wel pijn maar ze draait haar hoofd, omdat ze wilt kijken waar ze is. Ze ziet dat ze in een portiek ligt van een gebouw waar waarschijnlijk nooit iemand komt. De deur zou vroeger rood zijn geweest, maar er is al heel veel verf afgebladderd, waardoor het er oud uitziet. Er zit ook graffiti op de muren. Allemaal teksten die ze niet kan lezen. Ze ligt op het oude matras met een deken over zich heen. Ze probeert te gaan zitten, dat lukt niet, want wanneer ze dat doet, valt ze gelijk weer terug op het matras van de pijn. Ze ziet een hele grote rode vlek in het matras op de plek waar net nog haar hoofd lag. Dat bedoelden de mannen dus met de hoofdwond. Ze voelt met haar hand achterop haar hoofd en ze voelt allemaal bloed. Snel veegt ze haar hand af aan het matras. Straks komen de mannen terug met Jaap, en dan? Zijn ze wel te vertrouwen? Ze probeert nog een keer omhoog te komen en nu lukt het beter. Wat nou als die mannen allemaal dronken zijn? Wat zullen ze met haar doen? Ze probeert er niet over na te denken, maar ze doet het toch. Het portiek ligt lager dan de straat, maar ze kan de straat wel zien. Ze wilt hier weg, en zo snel mogelijk, voordat ze terug zijn met Jaap! Misschien is Jaap wel dronken en wat zou er dan gebeuren? Ze ziet dat het een drukke straat is waar veel auto’s overheen razen. Ze vindt dat ze naar een ziekenhuis moet. Maar dan moet ze wel eerst opstaan. Ze verzameld al haar kracht, of tenminste de kracht die ze nog heeft, want het is niet veel, en ze haalt diep adem. Dan probeert ze op te staan. De pijn in haar hoofd is er nog steeds maar ze kan staan. Dan hoort ze voetstappen en gepraat van mannen. Ze kan niet zo gauw horen of er misschien eentje dronken is. Ze komen snel dichterbij en ze onderscheidt de bromstem van de anderen. De uitgang van het portiek wordt versperd doordat er drie mannen voor staan..