Zondvloed in vlammen
Geplaatst: 16 mar 2011 23:15
Oke, de titel wordt waarschijnlijk nog aangepast. Maar dat heb ik wat meer inspiratie nodig. Dus als jullie ideeen hebben
.
In ieder geval. Het begon me toch wel weer te kriebelen om een fantasie te schrijven, aangezien ik mijn andere heb moeten stoppen.
Dus daarom ben ik met deze begonnen.
Ik hoop dat jullie het net zo leuk vinden om te lezen als dat ik het vind om te schrijven. Oh en jullie moeten Saskia bedanken voor de elven inbreng, hehe.
Grammatica is trouwens mijn Big Fail! Daarom heb ik er maar mijn eigen taaltje in gestopt...
-Aangepast met feedback van Marly
Met nijdige ogen keek ik naar de man. In zijn witte, lange gewaden, vastgeregen door puur gouden draden en versierd met rode robijnen, dacht hij dat hij oppermachtig is. Maar zijn verhaal, de mythe waar deze dwazen zo sterk in geloven, klopt niet. Het is een sprookje waar ik als klein kind met ogen open in tuimelde. Ik ben geen klein kind meer. Ik luister niet meer naar mooie verhaaltjes, omdat ze nou eenmaal mooi zijn. Ik wil de waarheid.
“Meester Artisco.” Ondanks dat ik de man op dit moment niet kon uitstaan, boog ik zoals dat van mij wordt verwacht. “Er zitten achterhaalde fouten in de mythe. We kunnen ons zelf toch niet in deze leugens laten verdrinken. We zouden ons op het volk daarbuiten moeten richten. We hebben hier zoveel rijkdom.” Mijn hand wees naar de gouden versieringen die de wanden van de tempel bekleden. Naar de diamanten die bijna achteloos als ogen in standbeelden werden gebruikt. “En daarbuiten zijn ze arm. Wij hebben dit niet nodig om een leugen te vereren. Geef het aan hen!”
Mijn woorden waren de woorden die diep in mijn hart lagen. Meester Artisco vertelde mij altijd dat ik naar mijn hart moest luisteren. Jammer genoeg had hij mij niet verteld, dat als zijn hart anders sprak, het mijne haar mond moest houden.
Ik kon niet de woorden spreken die zij van mij wilden horen.
“Je hebt ons geloof in je gebroken. Je hebt ons beledigd en beschaamd. Hierbij ontdoe ik je van je erfenis en van ons bloed.” De stem van mijn vader boorde zich recht door mijn ziel. Tranen prikten in mijn ogen. Ik wilde zo graag naar hem toe rennen. Ik wilde zo graag dat hij zijn armen om me heen zou slaan en dat hij me tegen zijn schouder liet uit huilen. Nu vielen de brandende tranen op de ijskoude marmeren vloer onder mijn lichaam en al die tijd maakte ik geen geluid.
“Je bent verbannen.”

In ieder geval. Het begon me toch wel weer te kriebelen om een fantasie te schrijven, aangezien ik mijn andere heb moeten stoppen.
Dus daarom ben ik met deze begonnen.
Ik hoop dat jullie het net zo leuk vinden om te lezen als dat ik het vind om te schrijven. Oh en jullie moeten Saskia bedanken voor de elven inbreng, hehe.
Grammatica is trouwens mijn Big Fail! Daarom heb ik er maar mijn eigen taaltje in gestopt...

-Aangepast met feedback van Marly
----------------------------------------
Hun ogen vlammen in rood.
Huid versteend door zwavel.
Bloedende dolken
Schroeiende adem.
Zij branden de wereld.
Verzwelgen het in zwart.
Nieuw leven treedt over hun graven.
Hun waarheid gaat verloren,
Hun verhaal verborgen in mythe
Tot de dag dat assen weer branden.
En de wereld terug keert in zwart.
-Schrijver, W. J. Bardecks.-
---------------------------------------
Zoveel verhalen over ons oude volk. Geschriften en boeken vol. De elven zijn machtig, onze bibliotheek bewijst het. Geen wezen komt ook maar in de buurt van onze intelligentie. Ik keek naar het oude boek voor me. Het was de eerste keer dat ik het zag. De kaft beschreven in onbekende runen. Ik wil ze kennen. Het is verboden om in boek te verwijderen van onze bibliotheek, maar niemand zou dit ding kunnen lezen. Dus niemand zou het door hebben als ik het weghaalde. Hun ogen vlammen in rood.
Huid versteend door zwavel.
Bloedende dolken
Schroeiende adem.
Zij branden de wereld.
Verzwelgen het in zwart.
Nieuw leven treedt over hun graven.
Hun waarheid gaat verloren,
Hun verhaal verborgen in mythe
Tot de dag dat assen weer branden.
En de wereld terug keert in zwart.
-Schrijver, W. J. Bardecks.-
---------------------------------------
~*~
“Stel jij ons, priesters, in twijfel?!” Met nijdige ogen keek ik naar de man. In zijn witte, lange gewaden, vastgeregen door puur gouden draden en versierd met rode robijnen, dacht hij dat hij oppermachtig is. Maar zijn verhaal, de mythe waar deze dwazen zo sterk in geloven, klopt niet. Het is een sprookje waar ik als klein kind met ogen open in tuimelde. Ik ben geen klein kind meer. Ik luister niet meer naar mooie verhaaltjes, omdat ze nou eenmaal mooi zijn. Ik wil de waarheid.
“Meester Artisco.” Ondanks dat ik de man op dit moment niet kon uitstaan, boog ik zoals dat van mij wordt verwacht. “Er zitten achterhaalde fouten in de mythe. We kunnen ons zelf toch niet in deze leugens laten verdrinken. We zouden ons op het volk daarbuiten moeten richten. We hebben hier zoveel rijkdom.” Mijn hand wees naar de gouden versieringen die de wanden van de tempel bekleden. Naar de diamanten die bijna achteloos als ogen in standbeelden werden gebruikt. “En daarbuiten zijn ze arm. Wij hebben dit niet nodig om een leugen te vereren. Geef het aan hen!”
Mijn woorden waren de woorden die diep in mijn hart lagen. Meester Artisco vertelde mij altijd dat ik naar mijn hart moest luisteren. Jammer genoeg had hij mij niet verteld, dat als zijn hart anders sprak, het mijne haar mond moest houden.
~*~
Een diep zwart schaamtekleed verspreidde zich om mijn geknielde voor. In de zijde stof waren de kreukels nog te vinden, waar mijn handen het hadden samengeknepen. Nu lag ik met gespreide handen op de grond, wachtend op zijn toorn. Mijn ogen waren strak samengeknepen. Ik kon ze niet meer ontspannen. Het spijt me, vader. Het spijt me, moeder. De woorden kwamen niet over mijn lippen. Ik weigerde mijn eigen hart te verraden. Ik heb spijt over het feit dat ik me uitsprak tegen de hoofdpriester, maar ik heb geen spijt van de woorden die ik gesproken had. In gebogen vorm ontving ik mijn straf. Ik kon niet de woorden spreken die zij van mij wilden horen.
“Je hebt ons geloof in je gebroken. Je hebt ons beledigd en beschaamd. Hierbij ontdoe ik je van je erfenis en van ons bloed.” De stem van mijn vader boorde zich recht door mijn ziel. Tranen prikten in mijn ogen. Ik wilde zo graag naar hem toe rennen. Ik wilde zo graag dat hij zijn armen om me heen zou slaan en dat hij me tegen zijn schouder liet uit huilen. Nu vielen de brandende tranen op de ijskoude marmeren vloer onder mijn lichaam en al die tijd maakte ik geen geluid.
“Je bent verbannen.”
~*~
Dat was de laatste keer in vijf jaar dat ik thuis ben geweest.
Ik ben Raven. Ik was een priesteres in opleiding. Nu ben ik een verbannen prinses.
Dat was de laatste keer in vijf jaar dat ik thuis ben geweest.
Ik ben Raven. Ik was een priesteres in opleiding. Nu ben ik een verbannen prinses.