Stefan
Geplaatst: 26 apr 2011 21:46
Stefan zaf er nog goed uit. Hij had een vrouw, een baan, vrienden en voelde zich goed. Zijn ogen stonden wat dicht bij elkaar en zijn zwarte haarbos vertoonde al wat grijze plukken, maar daar kon Stefan niet over in zitten.
De ochtend van de dag die hier beschreven zal worden, begon met een boterham. Een witte boterham met kaas. Toen een kopje koffie, en een ritje in zijn auto. Een Renault Clio. Vervolgens een praatje bij de koffieautomaat met zijn collega Ruud.
"Hoe is 't thuis?"
"Prima, dankje."
"Heb je dat bestemmingsraport al klaar?"
"Wanneer is de deadline?"
"De vijfde," eindigde Ruud het gesprek.
Ruud was in elk opzicht superieur aan hem. Hij was jong, sterk, lang, vruchtbaar bovendien...
Het werk verging Stefan immer prima; het bestond voornamelijk uit bellen en rapporten opmaken. Vandaag moest hij een bestemmingsraport schrijven voor een kantoorgebouw in Apeldoorn. Het was vrijdag 24 juni en morgen ging hij op vakantie met zijn vrouw. Hij keek er zelf niet zo geweldig naar uit, maar hij deed graag alsof om zijn vrouw tevreden te stellen. Ze gingen drie weken naar een drukke Nederlandse camping in Zuid-Spanje; geen van hen sprak een woord Spaans. Hij wist dat hij snel verbrandde, dus tijdens zijn vakanties zat hij vooral binnen in het huisje, en las de krant. Nederlandse kranten waren duur in het buitenland.
Hij opende het Word 2003-document waar hij het rapport in had staan. Hij trok een wenkbrauw op en diepe denkrimpels verschenen in zijn voorhoofd. Een enorme hoeveelheid informatie overspoelde hem. Rustig zoemde hij in op de tekst en nam hij de eerste paar regels in zich op. Hij verplaatste zijn cursor naar het einde van de pagina en schreef verder.
Toen hij na enkele irrelevante handelingen zijn rapport af had, ging Stefan naar de gang om een kopietje te maken. Hij legde de plattegrond van het kantoorgebouw onder de scanner. Hij drukte op de knop en hoorde de machine starten. Er rolde echter geen nieuw exemplaar uit. Er werd niets geprint. Hij keek of de stekker wel in het stopcontact zat, of hij hem wel aan had gezet. Hij constateerde dat het apparaat kapot was.
Hij belde de techniek, er zou iemand komen. Een minuut of vijf later kwam er een jongen opdagen. Hij was jong, misschien pas zestien. Stefan vroeg zich af of hij al ooit seks had gehad. De jongen vroeg hem wat het probleem was. Stefan legde het hem uit. De jongen bekeek het apparaat van verschillende kanten, zette hem aan en uit, drukte op wat knopjes en vertelde hem uiteindelijk dat hij het op de korte termijn niet kon oplossen. Hij moest even een collega bellen. Stefan keek naar de jongen en dacht na. Wat heeft de mensheid nou aan een kopieermachinereparatiejongen die geen kopieermachines kan repareren? dacht hij. Hij wachtte even tot de jongen zich omdraaide om zijn telefoon te pakken en greep de jongen bij zijn haar. Hij klemde zijn achterhoofd in zijn hand en sloeg zijn hoofd met volle kracht tegen de muur. Hij hoorde de jongen schreeuwen. Hij trok het hoofd van de jongen weer naar hem toe, keek hem even in zijn stervende ogen en sloeg hem nogmaals met alle kracht tegen de muur. Bloed spatte op de muur en op zijn blouse. Bij de derde klap stootte de jongen een hese adem uit. Met alles dat hij in zich had bleef hij het hoofd van de dode knul tegen de muur slaan terwijl zijn schedel voor steeds minder weerstand zorgde. Zijn kleren kleurden rood van het bloed, en Stefan had nog nooit zoveel pret gehad.
De ochtend van de dag die hier beschreven zal worden, begon met een boterham. Een witte boterham met kaas. Toen een kopje koffie, en een ritje in zijn auto. Een Renault Clio. Vervolgens een praatje bij de koffieautomaat met zijn collega Ruud.
"Hoe is 't thuis?"
"Prima, dankje."
"Heb je dat bestemmingsraport al klaar?"
"Wanneer is de deadline?"
"De vijfde," eindigde Ruud het gesprek.
Ruud was in elk opzicht superieur aan hem. Hij was jong, sterk, lang, vruchtbaar bovendien...
Het werk verging Stefan immer prima; het bestond voornamelijk uit bellen en rapporten opmaken. Vandaag moest hij een bestemmingsraport schrijven voor een kantoorgebouw in Apeldoorn. Het was vrijdag 24 juni en morgen ging hij op vakantie met zijn vrouw. Hij keek er zelf niet zo geweldig naar uit, maar hij deed graag alsof om zijn vrouw tevreden te stellen. Ze gingen drie weken naar een drukke Nederlandse camping in Zuid-Spanje; geen van hen sprak een woord Spaans. Hij wist dat hij snel verbrandde, dus tijdens zijn vakanties zat hij vooral binnen in het huisje, en las de krant. Nederlandse kranten waren duur in het buitenland.
Hij opende het Word 2003-document waar hij het rapport in had staan. Hij trok een wenkbrauw op en diepe denkrimpels verschenen in zijn voorhoofd. Een enorme hoeveelheid informatie overspoelde hem. Rustig zoemde hij in op de tekst en nam hij de eerste paar regels in zich op. Hij verplaatste zijn cursor naar het einde van de pagina en schreef verder.
Toen hij na enkele irrelevante handelingen zijn rapport af had, ging Stefan naar de gang om een kopietje te maken. Hij legde de plattegrond van het kantoorgebouw onder de scanner. Hij drukte op de knop en hoorde de machine starten. Er rolde echter geen nieuw exemplaar uit. Er werd niets geprint. Hij keek of de stekker wel in het stopcontact zat, of hij hem wel aan had gezet. Hij constateerde dat het apparaat kapot was.
Hij belde de techniek, er zou iemand komen. Een minuut of vijf later kwam er een jongen opdagen. Hij was jong, misschien pas zestien. Stefan vroeg zich af of hij al ooit seks had gehad. De jongen vroeg hem wat het probleem was. Stefan legde het hem uit. De jongen bekeek het apparaat van verschillende kanten, zette hem aan en uit, drukte op wat knopjes en vertelde hem uiteindelijk dat hij het op de korte termijn niet kon oplossen. Hij moest even een collega bellen. Stefan keek naar de jongen en dacht na. Wat heeft de mensheid nou aan een kopieermachinereparatiejongen die geen kopieermachines kan repareren? dacht hij. Hij wachtte even tot de jongen zich omdraaide om zijn telefoon te pakken en greep de jongen bij zijn haar. Hij klemde zijn achterhoofd in zijn hand en sloeg zijn hoofd met volle kracht tegen de muur. Hij hoorde de jongen schreeuwen. Hij trok het hoofd van de jongen weer naar hem toe, keek hem even in zijn stervende ogen en sloeg hem nogmaals met alle kracht tegen de muur. Bloed spatte op de muur en op zijn blouse. Bij de derde klap stootte de jongen een hese adem uit. Met alles dat hij in zich had bleef hij het hoofd van de dode knul tegen de muur slaan terwijl zijn schedel voor steeds minder weerstand zorgde. Zijn kleren kleurden rood van het bloed, en Stefan had nog nooit zoveel pret gehad.