Ik leef
Geplaatst: 10 mei 2011 18:42
Tja, ik wist niet echt waar het bij paste, dus hier xD
Het is iets dat ik heb geschreven voor een wedstrijd, waarvan het thema illusies was. ^^
Ik leef
Het is oogverblindend hier, ik voel me fantastisch. Het is zo aangenaam koel. Beneden krioelen de mensen als mieren, proberen zich zwetend een weg te banen tussen andere zwetende mensen door. Hier boven heb ik geen last van anderen, en zij niet van mij. Het is zo heerlijk rustig hier. De zon verwarmt me, maakt dat er tenminste een glimlach op míjn gezicht staat. Laat ze zich daar beneden maar zorgen maken. Ik heb geen zorgen meer. Mijn blote voeten staan op de koude rand, genietend van de vrijheid die ze in mijn schoenen niet hadden. De wijde rok die ik aan heb strijkt langs mijn benen in het frisse briesje. De windvlagen spelen met mijn haar, het elastiekje ligt eenzaam op de grond, in de schaduw.
Ik kijk weer naar beneden, en vraag me af waarom ze blijven lopen, onvermoeibaar maar oh zo gefrustreerd. Wat maken ze zichzelf wijs? Dat alles uiteindelijk wel goed komt? Dat ze als ze thuis zijn met een kop thee op de bank gaan zitten om de rest van de wereld te vergeten? Dat ze dan simpelweg de enigen zijn die bestaan? Ze leven in een wereld vol illusies, ze leven niet écht. Van al die mensen die nu beneden lopen zullen sommigen altijd beneden blijven, nooit meer thuis komen.
En als ik ze dat zou vertellen, zullen ze zeggen, ik heb tenminste geleefd. Maar dat hebben ze niet. Dat kunnen ze niet. Hun leven is een leugen, hun bestaan is een leugen. Ze hebben het recht niet om hun simpele manier van doen een leven te noemen. Ze zijn slechts vage afspiegelingen van iets dat zij mens noemen. Ze zijn niet echt. Als ik mijn ogen dicht doe, bestaan ze niet eens meer. Dat kan je toch geen leven noemen? Zonder hen blijft de zon schijnen. Ze zijn betekenloos, maar gemaakt om arrogant te zijn, egoïstisch.
Maar ik weet wel beter. Van de spiegel die ze me voorhouden maak ik een raam waarmee ik recht in hun ziel kijk, hun schijn vermorzel, hun illusies verscheur. En toch blijven ze me met een vriendelijke glimlach aankijken en vragen ze onschuldig; “Zie je?” Wat heeft het voor nut? Leven in een wereld waar ik de enige ben die echt leeft?
Ik spreid mijn armen en een rilling schiet over mijn rug. Het is koud. Het is zo ijs koud. Beneden zweten de mensen, maar hier boven is het koud. Ik wil warmte, aandacht, liefde. Mijn voeten verkrampen zich, mijn knieën buigen zich lichtjes en ik voel me vrijer. “Hou van me!” schreeuw ik op het moment dat mijn voeten niet langer contact maken met het kille ijzer onder me. Ik leef.
Het is iets dat ik heb geschreven voor een wedstrijd, waarvan het thema illusies was. ^^
Ik leef
Het is oogverblindend hier, ik voel me fantastisch. Het is zo aangenaam koel. Beneden krioelen de mensen als mieren, proberen zich zwetend een weg te banen tussen andere zwetende mensen door. Hier boven heb ik geen last van anderen, en zij niet van mij. Het is zo heerlijk rustig hier. De zon verwarmt me, maakt dat er tenminste een glimlach op míjn gezicht staat. Laat ze zich daar beneden maar zorgen maken. Ik heb geen zorgen meer. Mijn blote voeten staan op de koude rand, genietend van de vrijheid die ze in mijn schoenen niet hadden. De wijde rok die ik aan heb strijkt langs mijn benen in het frisse briesje. De windvlagen spelen met mijn haar, het elastiekje ligt eenzaam op de grond, in de schaduw.
Ik kijk weer naar beneden, en vraag me af waarom ze blijven lopen, onvermoeibaar maar oh zo gefrustreerd. Wat maken ze zichzelf wijs? Dat alles uiteindelijk wel goed komt? Dat ze als ze thuis zijn met een kop thee op de bank gaan zitten om de rest van de wereld te vergeten? Dat ze dan simpelweg de enigen zijn die bestaan? Ze leven in een wereld vol illusies, ze leven niet écht. Van al die mensen die nu beneden lopen zullen sommigen altijd beneden blijven, nooit meer thuis komen.
En als ik ze dat zou vertellen, zullen ze zeggen, ik heb tenminste geleefd. Maar dat hebben ze niet. Dat kunnen ze niet. Hun leven is een leugen, hun bestaan is een leugen. Ze hebben het recht niet om hun simpele manier van doen een leven te noemen. Ze zijn slechts vage afspiegelingen van iets dat zij mens noemen. Ze zijn niet echt. Als ik mijn ogen dicht doe, bestaan ze niet eens meer. Dat kan je toch geen leven noemen? Zonder hen blijft de zon schijnen. Ze zijn betekenloos, maar gemaakt om arrogant te zijn, egoïstisch.
Maar ik weet wel beter. Van de spiegel die ze me voorhouden maak ik een raam waarmee ik recht in hun ziel kijk, hun schijn vermorzel, hun illusies verscheur. En toch blijven ze me met een vriendelijke glimlach aankijken en vragen ze onschuldig; “Zie je?” Wat heeft het voor nut? Leven in een wereld waar ik de enige ben die echt leeft?
Ik spreid mijn armen en een rilling schiet over mijn rug. Het is koud. Het is zo ijs koud. Beneden zweten de mensen, maar hier boven is het koud. Ik wil warmte, aandacht, liefde. Mijn voeten verkrampen zich, mijn knieën buigen zich lichtjes en ik voel me vrijer. “Hou van me!” schreeuw ik op het moment dat mijn voeten niet langer contact maken met het kille ijzer onder me. Ik leef.