De Jacht op Neigepluche
Geplaatst: 18 mei 2011 18:27
Mijn eerste verhaal hier op dit forum. Niet echt toepasselijk voor de tijd van het jaar, maar dit is denk ik één van mijn beste oneshots, die ik tot nu toe geschreven heb en het geeft hopelijk een redelijke impressie van mijn schrijfstijl. Enjoy it! Feedback, tips, spellingsfouten, commentaar etc. is natuurlijk altijd van harte welkom!
De Jacht op Neigepluche
Met twee grote zakken friet liep ik over straat, terug naar het appartement dat Danny, Eline en ik met elkaar deelden. Tijdens mijn terugtocht staarde ik in de donkere etalages van de verlaten winkels waar Neigepluche-knuffeltjes lagen. Neigepluche was de eeuwenoude legende van dit dorp. Volgens een verkenner zo’n kleine tweehonderd jaar geleden, leefde er boven, hoog in de berg een wit harig beest. ‘Neigepluche’, zo noemde hij het beest dat aan de ene kant iets weg had van een wolf, aan de andere kant meer van een poolvos, maar die toch ook weer door zijn lange oren en spitse snoetje gelijkenissen had met een konijn. Sinds die legende uitbrak, kwamen mensen van heinde en verre om het beest te zien. Bij sommigen lukte dat en als ze weer beneden in het dorp waren, probeerden ze uitgebreid te omschrijven hoe het beest er uit zag. Nu is dit dorp eerder bekend dankzij zijn brede skipistes, die weliswaar op grote hoogte liggen maar toch makkelijk bereikbaar zijn. Neigepluche heeft niemand de laatste tijd meer gezien en het beest is nu niets meer dan een legende en een souvenir in de vorm van een knuffeltje. Niemand weet dat het dier in het echt helemaal niet zo knuffelachtig is. Het beest mag dan wel iets weghebben van een konijn, het heeft wel nog altijd het karakter van een wolf. Als je te dicht in zijn buurt komt, laat hij het ene moment nog zijn scherpe tanden zien en het moment daarna leef je al niet meer. Veel mensen zijn hier nu om lekker te wintersporten. Wij niet, wij zijn hier voor Neigepluche!
“Patat!” riep Danny enthousiast toen ik het appartement binnenkwam.
“Was het druk?” vroeg Eline nieuwsgierig.
“Ach” zei ik. “Viel best mee. Veel mensen zitten al in de kroegen rond deze tijd. Er heerste zeg maar een gezellige drukte.”
“Zin in vanavond” vroeg Danny die de bakken friet uit de eerste tas haalde.
“Natuurlijk” riep ik enthousiast.
“Jullie moeten wel goed eten hè!” deelde Eline ons mee. Eline zelf ging niet mee. We gingen wel vaker met zijn drieën op reis om zeldzame dieren te observeren. Danny en ik zochten altijd het avontuur op, Eline bleef liever in de veilige thuisbasis en werkte aan een roman die ze aan het schrijven was. Danny keek een beetje chagrijnig. Hij vond dat vrouwen alleen maar konden zeuren en dat was waarom hij ook niet aan een vaste relatie wilde beginnen. Ik dacht daar heel anders over. Eline was het liefste meisje dat ik ooit had ontmoet. Toen ik haar net kende, had ik hele andere meisjes op het oog. Dat was tot ze, en het klinkt misschien een beetje gek, op een dag groentesoep voor me klaarmaakte. Geloof me, Eline maakt de lekkerste groentesoep die je je maar kunt voorstellen. Ik viel als het ware voor haar kookkunsten. Niet dat ik alleen om haar kookkunsten geef (Eline is gewoon een hele lieve meid) maar als het aan mij of Eline lag, had ze vandaag ook gekookt. Danny dacht er zo niet over. Danny wilde liever iets snels, zodat we sneller op jacht konden naar Neigepluche, vandaar dus ook het idee om friet te halen. “Ow en jongens” zei Eline nu. “Ik weet niet hoe lang het jullie nog kost om Neigepluche te observeren maar ik wil graag dat dit voor Kerstmis allemaal weer een beetje voorbij is. Kerstmis wil ik gewoon gezellig thuisvieren.”
“Schat” zei Danny sarcastisch, terwijl hij een hand op Eline’s schouder legde. “Als dit allemaal voorbij is en we steenrijk zijn geworden door een foto van Neigepluche krijg jij nul procent van onze winst.” Eline duwde Danny lachend weg. We wisten allemaal dat hij gelukkig maar een grapje maakte.
Even later stonden we dik ingepakt onderaan de stoeltjeslift. Speciaal voor ons werd de stoeltjeslift nog even een kwartiertje open gedaan zodat wij naar boven konden. Niemand die dat doorhad. Mensen waren of te druk bezig te feesten in een of andere après-skibar of ze waren moe van hun wintersportavontuur en hadden de gordijnen van hun appartementje alvast dichtgetrokken. “Doen jullie voorzichtig?” vroeg de man van de stoeltjeslift.
“Altijd” zei Danny. “We zijn professionals. Neigepluche is niet het eerste dier dat we hebben gedaan.”
“Maar misschien wel het laatste als jullie niet uitkijken” zei de man van de stoeltjeslift. “Volgens de legende is Neigepluche sneller dan je ‘Help!’ kunt roepen.” Maar zowel de man als de legende konden ons niet afschrikken en even later zaten we op het koude bankje van de stoeltjeslift. We keken naar de donkere hemel die slechts verlicht werd door een paar sterren en de maan.
“Het is bijna volle maan!” merkte ik op.
“Tja” mompelde Danny. “Denk je dat hij net als weerwolven versterkt wordt door de maan?”
“Tss” zei ik terwijl ik Danny een duw gaf. “Weerwolven bestaan helemaal niet!”
“Maar wie zegt dat Neigepluche bestaat?” vroeg Danny lachend.
Met ski’s gleden we uit de stoeltjeslift die vaart minderde op het station boven aan de berg. “Druk jij op de knop?” vroeg ik aan Danny terwijl ik wees naar een rode knop die op een paal zat naast een houten huisje. Danny drukte op de knop en de lift kwam tot stilstand. Dit hadden we beneden afgesproken met de man die voor ons de stoeltjeslift aan had gezet, zodat hij alvast terug kon naar zijn huisje, of misschien wel naar de après-skibar, wie weet. Het viel me, ondanks mijn donkere bril op dat het hierboven sneeuwde. Niet dat het wat uitmaakte. Sneeuw of niet, we zouden Neigepluche toch wel vinden en een paar tellen later slalomden we door een dik pak sneeuw aan de andere kant van de berg naar beneden. Even verwonderde ik me waarom er aan deze kant van de berg geen pistes waren aangelegd. Zouden ze dan toch rekening gehouden hebben met het leefgebied van Neigepluche? Mwah, die vrekken, beneden in het dorp kennende vermoedde ik dat ze het eerder deden omdat deze pistes aan de noordkant van de berg lagen een kant waar de zon nooit scheen en wie wil er nou weer wintersporten in het donker?
“Waar zou dat beest ergens zitten?” riep Danny naar me.
“Geen idee” zei ik. Nauwelijks had ik dat gezegd of Danny stond abrupt stil en ik moest mijn benen in een pizzapunt gooien om nog net op tijd tot stilstand te komen, om niet tegen Danny aan te knallen. “Waar was dat nou weer voor nodig?” vroeg ik enigszins geïrriteerd aan Danny.
“Kijk” was het enige wat deze zei en hij wees met zijn wijsvinger naar de sneeuw. Ik volgde de richting van zijn vinger tot mijn ogen de pootafdrukken in de sneeuw waarnamen.
“Denk jij wat ik denk?” vroeg ik. Danny gaf geen antwoord maar op de manier hoe hij keek, wist ik dat hij aan hetzelfde dacht. Even waren we beide stil totdat we besloten onze ski’s uit te trekken en te voet het spoor verder te volgen. De sneeuw werd inmiddels wel steeds heviger en het kostte ons flink wat moeite om tegen de wind in te lopen. Dat was niet het enige. Door het sneeuw werd ook het spoor steeds onduidelijker, totdat we het spoor niet meer konden onderscheiden van kleine hopen sneeuw die door de wind bij elkaar waren gebracht. “Shit” riep Danny. “We waren zo dichtbij en dan nog hebben we hem uit het oog verloren.”
“Sst” zei ik en ik drukte Danny omlaag, tegen de grond. Toen we op de grond lagen en Danny me aankeek met een blik van ‘waar-was-dat-nou-weer-voor-nodig?’ wees ik naar beneden waar ik iets wits zag bewegen. Ik knipperde met mijn ogen en probeerde me te focussen op de plaats waar de beweging vandaan kwam. Toen eindelijk, zag ik pas wat het was. Een groot, wit, harig beest met lange oren. Neigepluche! Hij bestond dus inderdaad. Maar dat was niet het enige. Er bewoog nog wat. Weer kostte me het een beetje moeite maar toen ontdekte ik dat het beest niet alleen was. Er waren twee grote beesten en een stuk of drie, vier jonkies. Niet te geloven! Het beest had zijn eigen familie. Het was niet langer één beest meer. Dit verklaarde ook waarom Neigepluche al die jaren had overleefd. Hij was niet de enige geweest maar jaren geleden, was een van zijn verre voorgangers gespot. Het beest had dankzij voortplanting weten te overleven.
“Zie je dat?” vroeg Danny en hij wees naar de jonkies.
“Ja” fluisterde ik. “Ik had het al gezien.” Ook al waren de beesten nauwelijks te zien door al dat sneeuw dat in het rond waaide, daarnaast maakten de schutkleuren het er ook niet al te makkelijk op, toch was het een mooi gezicht. Ik schrok van een plotselinge flits. Ik draaide me richting Danny die een fototoestel in zijn handen had. “Dit gaat een prachtige som aan geld opleveren” zei hij grijnzend. “Zeker weten” zei ik glimlachend. Ik draaide me weer terug om nog te genieten van dit bijzondere dier maar ik kon het beest opeens niet meer vinden. Ik probeerde me opnieuw te focussen op de omgeving. Opeens klonk er geritsel achter ons. Danny en ik draaiden ons geschrokken om maar voor we de kans kregen om te vluchten sprong een van de volwassen beesten tevoorschijn en met zijn klauwen viel hij Danny aan. “Vlucht!” waren zijn laatste woorden. Ik besefte dat ik te zwak was om in mijn eentje tegen het beest te vechten en dat ik geen andere keus had dan Danny aan zijn lot over te laten. Ik stond zo snel als ik kon op en probeerde weg te rennen. Ik rende zo hard als ik kon. Achter me was het stil en ik vroeg me af of Neigepluche me achtervolgde of niet. Tijdens het rennen keek ik over mijn schouder en tuurde ik naar de plek waar ik vaagjes het lijk van Danny zag liggen. Neigepluche was verdwenen. Opeens sprong hij van rechts tevoorschijn. Hij keek me met zijn felle bruine ogen recht in mijn gezicht aan en ik zag zijn grommende gezicht en zijn witte tanden. Ik begon harder te rennen en durfde ditmaal niet achterom te kijken. Ik wist dat het beest vlak achter me zat. Ik kon hem dan wel niet horen omdat hij zich haast geruisloos door de sneeuw voort wist te bewegen, toch wist ik dat hij daar was. Uiteindelijk dwong mijn nieuwsgierigheid me toch om even over mijn schouder te kijken en dat was waar het mis ging. Ik was niet meer gericht op de weg voor me en ik struikelde en viel languit in de sneeuw.
De Jacht op Neigepluche
Met twee grote zakken friet liep ik over straat, terug naar het appartement dat Danny, Eline en ik met elkaar deelden. Tijdens mijn terugtocht staarde ik in de donkere etalages van de verlaten winkels waar Neigepluche-knuffeltjes lagen. Neigepluche was de eeuwenoude legende van dit dorp. Volgens een verkenner zo’n kleine tweehonderd jaar geleden, leefde er boven, hoog in de berg een wit harig beest. ‘Neigepluche’, zo noemde hij het beest dat aan de ene kant iets weg had van een wolf, aan de andere kant meer van een poolvos, maar die toch ook weer door zijn lange oren en spitse snoetje gelijkenissen had met een konijn. Sinds die legende uitbrak, kwamen mensen van heinde en verre om het beest te zien. Bij sommigen lukte dat en als ze weer beneden in het dorp waren, probeerden ze uitgebreid te omschrijven hoe het beest er uit zag. Nu is dit dorp eerder bekend dankzij zijn brede skipistes, die weliswaar op grote hoogte liggen maar toch makkelijk bereikbaar zijn. Neigepluche heeft niemand de laatste tijd meer gezien en het beest is nu niets meer dan een legende en een souvenir in de vorm van een knuffeltje. Niemand weet dat het dier in het echt helemaal niet zo knuffelachtig is. Het beest mag dan wel iets weghebben van een konijn, het heeft wel nog altijd het karakter van een wolf. Als je te dicht in zijn buurt komt, laat hij het ene moment nog zijn scherpe tanden zien en het moment daarna leef je al niet meer. Veel mensen zijn hier nu om lekker te wintersporten. Wij niet, wij zijn hier voor Neigepluche!
“Patat!” riep Danny enthousiast toen ik het appartement binnenkwam.
“Was het druk?” vroeg Eline nieuwsgierig.
“Ach” zei ik. “Viel best mee. Veel mensen zitten al in de kroegen rond deze tijd. Er heerste zeg maar een gezellige drukte.”
“Zin in vanavond” vroeg Danny die de bakken friet uit de eerste tas haalde.
“Natuurlijk” riep ik enthousiast.
“Jullie moeten wel goed eten hè!” deelde Eline ons mee. Eline zelf ging niet mee. We gingen wel vaker met zijn drieën op reis om zeldzame dieren te observeren. Danny en ik zochten altijd het avontuur op, Eline bleef liever in de veilige thuisbasis en werkte aan een roman die ze aan het schrijven was. Danny keek een beetje chagrijnig. Hij vond dat vrouwen alleen maar konden zeuren en dat was waarom hij ook niet aan een vaste relatie wilde beginnen. Ik dacht daar heel anders over. Eline was het liefste meisje dat ik ooit had ontmoet. Toen ik haar net kende, had ik hele andere meisjes op het oog. Dat was tot ze, en het klinkt misschien een beetje gek, op een dag groentesoep voor me klaarmaakte. Geloof me, Eline maakt de lekkerste groentesoep die je je maar kunt voorstellen. Ik viel als het ware voor haar kookkunsten. Niet dat ik alleen om haar kookkunsten geef (Eline is gewoon een hele lieve meid) maar als het aan mij of Eline lag, had ze vandaag ook gekookt. Danny dacht er zo niet over. Danny wilde liever iets snels, zodat we sneller op jacht konden naar Neigepluche, vandaar dus ook het idee om friet te halen. “Ow en jongens” zei Eline nu. “Ik weet niet hoe lang het jullie nog kost om Neigepluche te observeren maar ik wil graag dat dit voor Kerstmis allemaal weer een beetje voorbij is. Kerstmis wil ik gewoon gezellig thuisvieren.”
“Schat” zei Danny sarcastisch, terwijl hij een hand op Eline’s schouder legde. “Als dit allemaal voorbij is en we steenrijk zijn geworden door een foto van Neigepluche krijg jij nul procent van onze winst.” Eline duwde Danny lachend weg. We wisten allemaal dat hij gelukkig maar een grapje maakte.
Even later stonden we dik ingepakt onderaan de stoeltjeslift. Speciaal voor ons werd de stoeltjeslift nog even een kwartiertje open gedaan zodat wij naar boven konden. Niemand die dat doorhad. Mensen waren of te druk bezig te feesten in een of andere après-skibar of ze waren moe van hun wintersportavontuur en hadden de gordijnen van hun appartementje alvast dichtgetrokken. “Doen jullie voorzichtig?” vroeg de man van de stoeltjeslift.
“Altijd” zei Danny. “We zijn professionals. Neigepluche is niet het eerste dier dat we hebben gedaan.”
“Maar misschien wel het laatste als jullie niet uitkijken” zei de man van de stoeltjeslift. “Volgens de legende is Neigepluche sneller dan je ‘Help!’ kunt roepen.” Maar zowel de man als de legende konden ons niet afschrikken en even later zaten we op het koude bankje van de stoeltjeslift. We keken naar de donkere hemel die slechts verlicht werd door een paar sterren en de maan.
“Het is bijna volle maan!” merkte ik op.
“Tja” mompelde Danny. “Denk je dat hij net als weerwolven versterkt wordt door de maan?”
“Tss” zei ik terwijl ik Danny een duw gaf. “Weerwolven bestaan helemaal niet!”
“Maar wie zegt dat Neigepluche bestaat?” vroeg Danny lachend.
Met ski’s gleden we uit de stoeltjeslift die vaart minderde op het station boven aan de berg. “Druk jij op de knop?” vroeg ik aan Danny terwijl ik wees naar een rode knop die op een paal zat naast een houten huisje. Danny drukte op de knop en de lift kwam tot stilstand. Dit hadden we beneden afgesproken met de man die voor ons de stoeltjeslift aan had gezet, zodat hij alvast terug kon naar zijn huisje, of misschien wel naar de après-skibar, wie weet. Het viel me, ondanks mijn donkere bril op dat het hierboven sneeuwde. Niet dat het wat uitmaakte. Sneeuw of niet, we zouden Neigepluche toch wel vinden en een paar tellen later slalomden we door een dik pak sneeuw aan de andere kant van de berg naar beneden. Even verwonderde ik me waarom er aan deze kant van de berg geen pistes waren aangelegd. Zouden ze dan toch rekening gehouden hebben met het leefgebied van Neigepluche? Mwah, die vrekken, beneden in het dorp kennende vermoedde ik dat ze het eerder deden omdat deze pistes aan de noordkant van de berg lagen een kant waar de zon nooit scheen en wie wil er nou weer wintersporten in het donker?
“Waar zou dat beest ergens zitten?” riep Danny naar me.
“Geen idee” zei ik. Nauwelijks had ik dat gezegd of Danny stond abrupt stil en ik moest mijn benen in een pizzapunt gooien om nog net op tijd tot stilstand te komen, om niet tegen Danny aan te knallen. “Waar was dat nou weer voor nodig?” vroeg ik enigszins geïrriteerd aan Danny.
“Kijk” was het enige wat deze zei en hij wees met zijn wijsvinger naar de sneeuw. Ik volgde de richting van zijn vinger tot mijn ogen de pootafdrukken in de sneeuw waarnamen.
“Denk jij wat ik denk?” vroeg ik. Danny gaf geen antwoord maar op de manier hoe hij keek, wist ik dat hij aan hetzelfde dacht. Even waren we beide stil totdat we besloten onze ski’s uit te trekken en te voet het spoor verder te volgen. De sneeuw werd inmiddels wel steeds heviger en het kostte ons flink wat moeite om tegen de wind in te lopen. Dat was niet het enige. Door het sneeuw werd ook het spoor steeds onduidelijker, totdat we het spoor niet meer konden onderscheiden van kleine hopen sneeuw die door de wind bij elkaar waren gebracht. “Shit” riep Danny. “We waren zo dichtbij en dan nog hebben we hem uit het oog verloren.”
“Sst” zei ik en ik drukte Danny omlaag, tegen de grond. Toen we op de grond lagen en Danny me aankeek met een blik van ‘waar-was-dat-nou-weer-voor-nodig?’ wees ik naar beneden waar ik iets wits zag bewegen. Ik knipperde met mijn ogen en probeerde me te focussen op de plaats waar de beweging vandaan kwam. Toen eindelijk, zag ik pas wat het was. Een groot, wit, harig beest met lange oren. Neigepluche! Hij bestond dus inderdaad. Maar dat was niet het enige. Er bewoog nog wat. Weer kostte me het een beetje moeite maar toen ontdekte ik dat het beest niet alleen was. Er waren twee grote beesten en een stuk of drie, vier jonkies. Niet te geloven! Het beest had zijn eigen familie. Het was niet langer één beest meer. Dit verklaarde ook waarom Neigepluche al die jaren had overleefd. Hij was niet de enige geweest maar jaren geleden, was een van zijn verre voorgangers gespot. Het beest had dankzij voortplanting weten te overleven.
“Zie je dat?” vroeg Danny en hij wees naar de jonkies.
“Ja” fluisterde ik. “Ik had het al gezien.” Ook al waren de beesten nauwelijks te zien door al dat sneeuw dat in het rond waaide, daarnaast maakten de schutkleuren het er ook niet al te makkelijk op, toch was het een mooi gezicht. Ik schrok van een plotselinge flits. Ik draaide me richting Danny die een fototoestel in zijn handen had. “Dit gaat een prachtige som aan geld opleveren” zei hij grijnzend. “Zeker weten” zei ik glimlachend. Ik draaide me weer terug om nog te genieten van dit bijzondere dier maar ik kon het beest opeens niet meer vinden. Ik probeerde me opnieuw te focussen op de omgeving. Opeens klonk er geritsel achter ons. Danny en ik draaiden ons geschrokken om maar voor we de kans kregen om te vluchten sprong een van de volwassen beesten tevoorschijn en met zijn klauwen viel hij Danny aan. “Vlucht!” waren zijn laatste woorden. Ik besefte dat ik te zwak was om in mijn eentje tegen het beest te vechten en dat ik geen andere keus had dan Danny aan zijn lot over te laten. Ik stond zo snel als ik kon op en probeerde weg te rennen. Ik rende zo hard als ik kon. Achter me was het stil en ik vroeg me af of Neigepluche me achtervolgde of niet. Tijdens het rennen keek ik over mijn schouder en tuurde ik naar de plek waar ik vaagjes het lijk van Danny zag liggen. Neigepluche was verdwenen. Opeens sprong hij van rechts tevoorschijn. Hij keek me met zijn felle bruine ogen recht in mijn gezicht aan en ik zag zijn grommende gezicht en zijn witte tanden. Ik begon harder te rennen en durfde ditmaal niet achterom te kijken. Ik wist dat het beest vlak achter me zat. Ik kon hem dan wel niet horen omdat hij zich haast geruisloos door de sneeuw voort wist te bewegen, toch wist ik dat hij daar was. Uiteindelijk dwong mijn nieuwsgierigheid me toch om even over mijn schouder te kijken en dat was waar het mis ging. Ik was niet meer gericht op de weg voor me en ik struikelde en viel languit in de sneeuw.