Het laatste vuur
Geplaatst: 01 jun 2011 11:10
Proloog
Het koningkrijk Yinthar, in de hoofdstad Jarlontha.
De flitsen trokken aan de ramen voorbij en de donder deed alles trillen. Groene, paarse en rode lichtflitsen schoten aan de hemel voorbij. Micanta liep angstig door de duistere gangen van haar vleugel. Met verwilderde ogen keek ze om zich heen. Bij het minste of geringste geluid dook ze in elkaar en bij elke bocht of zijgang bleef ze even staan. Haar schouders had ze ingetrokken en haar armen hield ze stijf langs haar zij.
Ramen klapperden in de sponningen en de ruiten trilden hevig.
Het paleis leek verlaten en kil. De kaarsen waren allang uitgedoofd. Pijnlijke kreten waren plotseling te horen door de gangen. Ze weergalmden in de zalen. De regen stroomde langs de ramen en kletterde op de koepel boven haar.
Ze moest naar pappa, er was iets met pappa. Micanta liep in doodsangst door de gangen. Bij elke plotselinge flits gaf ze een gil.
Haar rode krullende haren reikten tot haar onderrug en haar lentegroene ogen staarden angstig om zich heen. Daar rende ze dan door de gangen in haar nachtjapon op blote voeten. De vloer was ijzig koud! Micanta probeerde zo veel mogelijk over de tapijten te lopen, mits die er waren.
Ineens sprongen de ruiten naast haar en gillend dook ze richting de grond. Stof en puin vlogen haar om de oren en de grond beefde genadeloos. Alles stond te trillen op zijn grondvesten en de stad om het paleis heen was in rep en roer. Het geluid van instortende huizen, wild schreeuwende mannen, gillende vrouwen en kinderen. Het was een oorverdovend geheel.
Vlakbij Micanta was een bliksemstraal ingeslagen, die een deel van het paleis verwoest had. Micanta had enkele schrammen waar bloed uit liep. Het drupte op de grond. Het geluid van de vallende druppels scheen haar heel luid over te komen. Vlug stond ze op. In haar haar zat puin dat ze er met een snelle handbeweging uithaalde. Haar nachtjapon zat onder het stof. Klauterend en struikelend klom ze over het puin.
Ze moest bij pappa komen! Ze moest!
Steeds sneller rende ze terwijl bevingen de stad en het paleis teisterde. Ze hoorde de borden vallen in de keuken waaraan ze voorbij liep. Gillende koks, keukenmeiden en bedienden. Alles was in rep en roer. Niemand lette op het achtjarige meisje Micanta dat huilend door de gangen liep. Op weg naar pappa.
Eindelijk kwam Micanta aan in de vleugels van haar vader. Ze moest door de bibliotheek om in zijn woonvertrekken te komen. Ze rook de lucht van oude boeken en inbindlijm.
De grote vleugeldeur die naar de bibliotheek leed werd normaal bewaakt. Maar de wachters waren door puin bedolven en hadden het leven reeds verlaten. Hun ogen staarden dof de ruimte in. Micanta had altijd het idee dat het licht, ook wel hun ziel, het lichaam verlaten had. Een gat prijkte in het plafond en water goot naar binnen. De vloer was bedekt met rood water, alsof pappa weer eens gemorst had met wijn. Maar dit was geen wijn en Micanta wist dat. Ze wist dat!
Vol schrik en angst liep ze naar de vleugeldeur. Met veel moeite wist ze de deur open te krijgen. Aan de andere kant was de chaos nog veel groter.
De ontzagwekkend boekenkasten waren omgevallen. Overal lagen boeken en perkament rollen. Pappa’s mooie verzameling lag geruïneerd op de grond. De gigantische glazen koepel miste enkele ruitjes, waardoor water naar binnen viel. Als zonnestralen door het bladerdak op een stoffige dag. Geen enkele fakkel brandde. Ze waren allen gedoofd uit veiligheidsredenen. Zo ook de kaarsen.
Dit was allerminst een normale storm. Dit was een magische storm, een storm die veroorzaakt werd door een stervende man.
Huilend kroop Micanta over de boekenheuvels en onder kasten door. De kast die van haar geweest was, met alle mooie sprookjesboeken, was omgevallen. Micanta’s tranen waren nu een onafgebroken vloedgolf.
‘Mijn mooie boeken! Ik had ze van pappa gekregen, ’zei ze fluisterend.
De gekleurde flitsen bleven boven het firmament verschijnen. De bibliotheek werd in een afschuwwekkend licht gehuld tijdens die flitsen.
Even dacht Micanta dat Samona haar strafte en naar de hel had gezonden. Nee, dat zou Samona nooit doen. Nooit!
Eindelijk bereikte ze de andere kant van de bibliotheek. Haar haren en nachtjapon waren doorweekt. Ze voelde haar natte haren tegen haar voorhoofd plakken.
Met volle gewicht drukte ze zich tegen de deur en kreeg hem slecht gedeeltelijk open. Ze glipte door de spleet. De kamer daarachter was eveneens een chaos. De deur had niet verder open gekund. Rommel blokkeerde de deur grotendeels.
Vele meubels lagen onder het puin en rommel. Gebroken hout lag door de gehele kamer.
Daar was het! Daar was de deur!
Ze opende de krakende deur. Daar lag haar vader in zijn bed, de gillende man. Zijn blonde lange haar zag er verwilderd uit. Zijn ogen puilden uit bij elke stuiptrekking die door zijn lichaam heen trok.
Ze rende naar hem toe. ‘Pappa, ’zei ze huilend, ‘alles komt goed pappa.’
Hij herkende haar. Zijn hand streek over haar bol. De pijn was hem aan te zien.
Een ontzagwekkende purperen lichtflits schoot langst de hemel. De storm ging even abrupt liggen als hij gekomen was. Duizenden slachtoffers waren gevallen.
De hand van haar vader gleed van haar bol af en bleef slap langs het bed hangen.
‘Pappa, laat mij niet alleen, ’zei ze huilend en snotterend.
‘Laat me niet alleen!’
Het koningkrijk Yinthar, in de hoofdstad Jarlontha.
De flitsen trokken aan de ramen voorbij en de donder deed alles trillen. Groene, paarse en rode lichtflitsen schoten aan de hemel voorbij. Micanta liep angstig door de duistere gangen van haar vleugel. Met verwilderde ogen keek ze om zich heen. Bij het minste of geringste geluid dook ze in elkaar en bij elke bocht of zijgang bleef ze even staan. Haar schouders had ze ingetrokken en haar armen hield ze stijf langs haar zij.
Ramen klapperden in de sponningen en de ruiten trilden hevig.
Het paleis leek verlaten en kil. De kaarsen waren allang uitgedoofd. Pijnlijke kreten waren plotseling te horen door de gangen. Ze weergalmden in de zalen. De regen stroomde langs de ramen en kletterde op de koepel boven haar.
Ze moest naar pappa, er was iets met pappa. Micanta liep in doodsangst door de gangen. Bij elke plotselinge flits gaf ze een gil.
Haar rode krullende haren reikten tot haar onderrug en haar lentegroene ogen staarden angstig om zich heen. Daar rende ze dan door de gangen in haar nachtjapon op blote voeten. De vloer was ijzig koud! Micanta probeerde zo veel mogelijk over de tapijten te lopen, mits die er waren.
Ineens sprongen de ruiten naast haar en gillend dook ze richting de grond. Stof en puin vlogen haar om de oren en de grond beefde genadeloos. Alles stond te trillen op zijn grondvesten en de stad om het paleis heen was in rep en roer. Het geluid van instortende huizen, wild schreeuwende mannen, gillende vrouwen en kinderen. Het was een oorverdovend geheel.
Vlakbij Micanta was een bliksemstraal ingeslagen, die een deel van het paleis verwoest had. Micanta had enkele schrammen waar bloed uit liep. Het drupte op de grond. Het geluid van de vallende druppels scheen haar heel luid over te komen. Vlug stond ze op. In haar haar zat puin dat ze er met een snelle handbeweging uithaalde. Haar nachtjapon zat onder het stof. Klauterend en struikelend klom ze over het puin.
Ze moest bij pappa komen! Ze moest!
Steeds sneller rende ze terwijl bevingen de stad en het paleis teisterde. Ze hoorde de borden vallen in de keuken waaraan ze voorbij liep. Gillende koks, keukenmeiden en bedienden. Alles was in rep en roer. Niemand lette op het achtjarige meisje Micanta dat huilend door de gangen liep. Op weg naar pappa.
Eindelijk kwam Micanta aan in de vleugels van haar vader. Ze moest door de bibliotheek om in zijn woonvertrekken te komen. Ze rook de lucht van oude boeken en inbindlijm.
De grote vleugeldeur die naar de bibliotheek leed werd normaal bewaakt. Maar de wachters waren door puin bedolven en hadden het leven reeds verlaten. Hun ogen staarden dof de ruimte in. Micanta had altijd het idee dat het licht, ook wel hun ziel, het lichaam verlaten had. Een gat prijkte in het plafond en water goot naar binnen. De vloer was bedekt met rood water, alsof pappa weer eens gemorst had met wijn. Maar dit was geen wijn en Micanta wist dat. Ze wist dat!
Vol schrik en angst liep ze naar de vleugeldeur. Met veel moeite wist ze de deur open te krijgen. Aan de andere kant was de chaos nog veel groter.
De ontzagwekkend boekenkasten waren omgevallen. Overal lagen boeken en perkament rollen. Pappa’s mooie verzameling lag geruïneerd op de grond. De gigantische glazen koepel miste enkele ruitjes, waardoor water naar binnen viel. Als zonnestralen door het bladerdak op een stoffige dag. Geen enkele fakkel brandde. Ze waren allen gedoofd uit veiligheidsredenen. Zo ook de kaarsen.
Dit was allerminst een normale storm. Dit was een magische storm, een storm die veroorzaakt werd door een stervende man.
Huilend kroop Micanta over de boekenheuvels en onder kasten door. De kast die van haar geweest was, met alle mooie sprookjesboeken, was omgevallen. Micanta’s tranen waren nu een onafgebroken vloedgolf.
‘Mijn mooie boeken! Ik had ze van pappa gekregen, ’zei ze fluisterend.
De gekleurde flitsen bleven boven het firmament verschijnen. De bibliotheek werd in een afschuwwekkend licht gehuld tijdens die flitsen.
Even dacht Micanta dat Samona haar strafte en naar de hel had gezonden. Nee, dat zou Samona nooit doen. Nooit!
Eindelijk bereikte ze de andere kant van de bibliotheek. Haar haren en nachtjapon waren doorweekt. Ze voelde haar natte haren tegen haar voorhoofd plakken.
Met volle gewicht drukte ze zich tegen de deur en kreeg hem slecht gedeeltelijk open. Ze glipte door de spleet. De kamer daarachter was eveneens een chaos. De deur had niet verder open gekund. Rommel blokkeerde de deur grotendeels.
Vele meubels lagen onder het puin en rommel. Gebroken hout lag door de gehele kamer.
Daar was het! Daar was de deur!
Ze opende de krakende deur. Daar lag haar vader in zijn bed, de gillende man. Zijn blonde lange haar zag er verwilderd uit. Zijn ogen puilden uit bij elke stuiptrekking die door zijn lichaam heen trok.
Ze rende naar hem toe. ‘Pappa, ’zei ze huilend, ‘alles komt goed pappa.’
Hij herkende haar. Zijn hand streek over haar bol. De pijn was hem aan te zien.
Een ontzagwekkende purperen lichtflits schoot langst de hemel. De storm ging even abrupt liggen als hij gekomen was. Duizenden slachtoffers waren gevallen.
De hand van haar vader gleed van haar bol af en bleef slap langs het bed hangen.
‘Pappa, laat mij niet alleen, ’zei ze huilend en snotterend.
‘Laat me niet alleen!’