Liefde tot in de dood
Geplaatst: 26 jun 2011 00:47
Hier mijn deel van Jodie's opdracht om vanuit het oogpunt van een seriemoordenaar te schrijven.
Ze stond voor het raam. Cheryl. Mijn grootste schat.
Ik kon de vorm van haar lichaam makkelijk volgen door de dunne gordijnen heen die een klein beetje openstonden. Ze liep heen en weer, haastig, onrustig. Af en toe kwam ze voorbij de opening tussen de crèmekleurige stof en voelde ik mijn hart bonken in mijn keel. Zij was het.
Hoewel ze haar haren nu blond had geverfd in plaats van het weelderige bruin dat ze van kleins af aan had gehad, herkende ik haar meteen. Ze had zelfs haar ogen veranderd, de kleur groen die ze van mij had gekregen, was vervangen door kunstmatig blauw. De kleur van haar moeder. Dat rotwijf.
Ik balde mijn vuisten van woede toen ik aan haar terugdacht. Ze had Cheryl zeker opgedragen om zich voor mij te verstoppen, haar vertellend dat ik gevaarlijk was. Zoete woordjes in haar oren fluisterend terwijl ze mij met valse ogen aankeek. Maar nu was het eindelijk voorbij, kon ik mijn engel weer in mijn armen sluiten. Kon ik mijn handen door haar zachte haren laten gaan en kon ik weer de liefde in haar mooie ogen zien. Ik glimlachte.
De streep licht door de gordijnen werd verduisterd. Mijn meisje stond voor het raam en keek met zenuwachtige ogen naar buiten. Haar armen waren voor haar buik geslagen, alsof ze het koud had. Waarom heb je dan ook alleen maar een dun shirtje aan, wilde ik haar vermanend zeggen, maar ik dacht het vol liefde. Hoe kon ik boos worden op haar?
Haar smalle vingers vouwden zich om het stof van de gordijnen. Met een ruk trok ze ze dicht, zodat ik alleen nog maar de duistere vorm van haar lichaam kon zien dat zich afdrukte tegen de lichte stof. Even bleef ze voor het raam staan, maar na een paar seconden draaide ze zich om en verdween haar schaduw uit mijn zicht.
Had ze me gezien? Ongewild dook ik wat ineen. Dat mocht niet, het moest een verrassing blijven. Meteen vervloekte ik mezelf. Ze had me niet eens kunnen zien, of ze had moeten weten dat ik hier zat. In de koude, onverwarmde auto zonder licht.
Ik trommelde bedachtzaam met mijn vingers op het stuur. Zou ik nu gaan of toch nog een paar dagen wachten? Maar voordat ik mezelf de vraag had gesteld, wist ik het antwoord erop al. Hoe zou ik nog langer kunnen wachten? Het was al weer zolang geleden dat ik haar gezien had dat ik het me niet eens kon herinneren. Een jaar of acht, het jaar waarin ik eindelijk van het secreet verlost was dat tussen ons in was gekomen. Als laatste daad had ze gezorgd dat ik niet langer bij mijn engel kon zijn, maar nu was die moeite tot stof vergaan, net zoals zij.
Mijn hand klemde zich om de klink van de auto en trok hem open. Het automatisch licht schoot aan en onthulde mijn lijkbleke gezicht met de blauwe kringen onder de ogen. Ik was lang wakker gebleven om zeker te weten dat het mijn allerliefste dochter was, maar dat maakte me niks uit. Alles voor haar.
Ik stapte naar buiten, de vrieskou in. Mijn adem werd gevangen in dunne wolkjes die mijn lippen verlieten zodra ik uitademde. Huiverend sloeg ik mijn dikke, zwarte winterjas dichter om me heen. De zoektocht naar haar had ervoor gezorgd dat ik vaak zat vergat om mezelf eten te geven en nu kon mijn eigen lichaam me maar moeilijk warm houden.
Met grote, gretige passen stak ik de stoep over en liep over het smalle tegelpad naar de voordeur. Nieuwsgierig keek ik door het donkere, gegolfde raam naar binnen, maar ik kon niks zien. Ik drukte de bel in en stopte snel mijn handen weer in mijn zakken. Een opgewonden glimlach verzachtte mijn grauwe gezicht. Eindelijk zou ik haar weer ontmoeten!
Het licht floepte aan en geschrokken keek ik omhoog. De felheid verblindde me even en gekleurde vlekken verschenen voor mijn ogen. Toch kon ik goed de vorm achter het raam zien bewegen. Mijn glimlach werd nog breder en mijn hart begon van opwinding sneller te kloppen. Binnen een paar seconden zou ik Cheryl weer zien!
Het verlossende geluid van een omdraaiende sleutel galmde door het stille portiekje. De witte deur ging op een kiertje open en Cheryls gezicht verscheen in de opening. Wolkjes adem kwamen me tegemoet en vermengden zich met de mijne.
“Hallo?” Het klonk achterdochtig, maar ik gloeide van trots. Dat had ik haar geleerd, om nooit zomaar de deur wagenwijd voor vreemden open te doen. Maar ik was geen vreemde, ik was haar vader. Ik duwde tegen het witte hout en de deur ging verder open, totdat het tegen werd gehouden door Cheryls duwende lichaam.
“Meneer!” Haar kreet was geschrokken, maar ik glimlachte.
“Cheryl, herken je me niet?”
De tegenstand verslapte en ik duwde de deur helemaal open. Snel stapte ik de warmte van de gang binnen en deed de deur achter me dicht, voordat de kou het huis kon binnendringen. Het was een gezellige gang, met een kapstok met daaraan een rode, leren jas en een bruine winterjas. Over de verwarming hingen een broek en een dikke trui te drogen. Mijn ogen namen dat allemaal snel in zich op voordat ze naar Cheryl schoten. Ze zag wat bleekjes.
Ik spreidde mijn armen, maar ze deinsde achteruit. Op haar gezicht lag geen glimlach, maar een verwarde frons.
“Wie bent u en wat wilt u van mij?”
Met mijn armen in de lucht bleef ik staan. Langzaam liet ik ze zakken. “Maar Cheryl, herken je me niet meer?” vroeg ik weer.
Haar blauwe ogen vernauwden zich. “Meneer, ik heet geen Cheryl, mijn naam is Tess. Zou u alstublieft mijn huis willen verlaten.”
“Je heet…Tess?” Mijn stem brak halverwege. Ongelovig liet ik mijn ogen over haar gestalte heengaan. Ze zag er ook anders uit, haar gezicht was wat voller en haar neus stond een beetje krom, alsof hij ooit gebroken was geweest.
De achterdochtige frons tussen haar wenkbrauwen verzachtte tot medelijden. “Meneer, het spijt me dat ik niet degene ben die u zocht. Weet u haar achternaam? Misschien kan ik u helpen."
De woorden van de vrouw gingen langs me heen. Mijn ogen bleven over haar gestalte schieten. Dit kon niet waar zijn, dit mócht niet waar zijn! Ik had zolang naar Cheryl gezocht en nu was ze het niet. Hoe kon het gebeuren? Ik had het zo zeker geweten, maar nu leek de vrouw voor mij niet eens op Cheryl. Plotseling wist ik het. Het was die feeks, zij had me op het verkeerde spoor gebracht.
“Dat rotmens,” siste ik woedend en onderbrak daarmee de vrouw in haar woordenstroom. Verbaasd keek ze me aan.
“Wat zei u?”
Mijn handen balden zich tot vuisten en woedend keek ik naar haar. “Jij speelt met haar onder één hoedje om mijn leven te vergallen. Maar deze keer kom je er niet mee weg!”
“Pardon?” Haar blauwe ogen waren zo groot dat ik het oogwit kon zien dat de iris omringde.
Woede stroomde door mijn aderen bij het herinneren van die andere blauwe ogen, die valse ogen vol verborgen bedoelingen. Het gezicht van de vrouw vervormde tot háár gezicht, met de smalle, rode lippen en het puntige gezicht. De triomfantelijke grijns trok haar lippen in een verwrongen glimlach.
Schreeuwend sprong ik naar voren en gaf haar een klap in haar gezicht, waardoor het mens viel. Gelijk sprong ik bovenop haar en begon haar te slaan. Weg met die rotgrijns, weg met dat schijnheilige gezicht! Mijn gedachten stonden uit, ik wilde alleen nog maar dat rotwijf tot moes slaan. Gillende geluiden trokken aan de rand van mijn bewustzijn, maar drongen niet door het waas van woede heen. Mijn hele gezichtsveld was rood en trilde aan de zijkanten. Het maakte niet uit hoe vaak ik sloeg, nog steeds lag er dat vernederende glimlachje om haar lippen en keek ze hooghartig uit haar blauwe ogen. Met een brul verdubbelde ik mijn inspanningen, maar het maakte niks uit. Haar gezicht bleef intact.
Mijn slagen hadden nauwelijks nog kracht. Mijn vuisten aaiden alleen nog maar over haar gezicht, bijna liefkozend in hun moordzucht. Ik liet mijn armen langs mijn lichaam vallen, uitgeput door de krachtsinspanning. Hijgend sloot ik mijn ogen en wachtte totdat die venijnige stem me weer de grond in zou boren, wetende dat ze beter was dan ik. Maar er kwam niks. Geen enkel geluid verbrak de stilte, behalve een vreemd regelmatig gedrup.
Drup…drup…drup…
Bijna bang opende ik voorzichtig mijn ogen, om ze meteen wijd open te sperren.
“Nee, niet weer,” kreunde ik vol afschuw en duwde mezelf van het bewegingloze lichaam af. Het gezicht van de vrouw was verpletterd, weggeslagen door mijn waanzinnige klappen. Bloed vormde een onregelmatig spoor over het witte tapijt en droop van de muren af. Mijn rode handen gleden naar het kapotte gezicht en duwden botten tegen elkaar.
“Leef weer, alsjeblieft, leef weer,” fluisterde ik smekend, de woorden de hele tijd herhalend. Mijn vingers duwden een oogbal weer in zijn kas. “Je kunt weer kijken, alsjeblieft, kijk me aan!”
De oogbol bewoog niet. Wanhopig begon ik het gezicht weer te modelleren, maar het lukte me niet om van het geplette vlees weer iets te maken. Tranen stroomden over mijn wangen terwijl ik met trillende vingers gebroken botten tegen elkaar hield. Het zakte allemaal weer in elkaar als een omgevallen kaartenhuis.
“Leef weer, adem, doe iets!” Maar Tess’ lichaam bleef bewegingloos liggen, net zoals de vijf lichamen voor haar.
Na een lange tijd stond ik op en ging mijn handen wassen, net zolang ik weer helemaal schoon was. De bloedvlekken in mijn jas moest ik maar voor lief nemen. Gelukkig was het zwart, wat niet al teveel opviel. Er zaten nog andere vlekken in van de vorige meisjes die vanaf een afstand op Cheryl leken. Snel liep ik de keuken uit en bleef bij het bewegingloze lichaam in de gang staan.
“Het spijt me,” fluisterde ik.
Zonder nog om te kijken, liep ik het huis uit. Verder in mijn hopeloze zoektocht naar Cheryl.
Ze stond voor het raam. Cheryl. Mijn grootste schat.
Ik kon de vorm van haar lichaam makkelijk volgen door de dunne gordijnen heen die een klein beetje openstonden. Ze liep heen en weer, haastig, onrustig. Af en toe kwam ze voorbij de opening tussen de crèmekleurige stof en voelde ik mijn hart bonken in mijn keel. Zij was het.
Hoewel ze haar haren nu blond had geverfd in plaats van het weelderige bruin dat ze van kleins af aan had gehad, herkende ik haar meteen. Ze had zelfs haar ogen veranderd, de kleur groen die ze van mij had gekregen, was vervangen door kunstmatig blauw. De kleur van haar moeder. Dat rotwijf.
Ik balde mijn vuisten van woede toen ik aan haar terugdacht. Ze had Cheryl zeker opgedragen om zich voor mij te verstoppen, haar vertellend dat ik gevaarlijk was. Zoete woordjes in haar oren fluisterend terwijl ze mij met valse ogen aankeek. Maar nu was het eindelijk voorbij, kon ik mijn engel weer in mijn armen sluiten. Kon ik mijn handen door haar zachte haren laten gaan en kon ik weer de liefde in haar mooie ogen zien. Ik glimlachte.
De streep licht door de gordijnen werd verduisterd. Mijn meisje stond voor het raam en keek met zenuwachtige ogen naar buiten. Haar armen waren voor haar buik geslagen, alsof ze het koud had. Waarom heb je dan ook alleen maar een dun shirtje aan, wilde ik haar vermanend zeggen, maar ik dacht het vol liefde. Hoe kon ik boos worden op haar?
Haar smalle vingers vouwden zich om het stof van de gordijnen. Met een ruk trok ze ze dicht, zodat ik alleen nog maar de duistere vorm van haar lichaam kon zien dat zich afdrukte tegen de lichte stof. Even bleef ze voor het raam staan, maar na een paar seconden draaide ze zich om en verdween haar schaduw uit mijn zicht.
Had ze me gezien? Ongewild dook ik wat ineen. Dat mocht niet, het moest een verrassing blijven. Meteen vervloekte ik mezelf. Ze had me niet eens kunnen zien, of ze had moeten weten dat ik hier zat. In de koude, onverwarmde auto zonder licht.
Ik trommelde bedachtzaam met mijn vingers op het stuur. Zou ik nu gaan of toch nog een paar dagen wachten? Maar voordat ik mezelf de vraag had gesteld, wist ik het antwoord erop al. Hoe zou ik nog langer kunnen wachten? Het was al weer zolang geleden dat ik haar gezien had dat ik het me niet eens kon herinneren. Een jaar of acht, het jaar waarin ik eindelijk van het secreet verlost was dat tussen ons in was gekomen. Als laatste daad had ze gezorgd dat ik niet langer bij mijn engel kon zijn, maar nu was die moeite tot stof vergaan, net zoals zij.
Mijn hand klemde zich om de klink van de auto en trok hem open. Het automatisch licht schoot aan en onthulde mijn lijkbleke gezicht met de blauwe kringen onder de ogen. Ik was lang wakker gebleven om zeker te weten dat het mijn allerliefste dochter was, maar dat maakte me niks uit. Alles voor haar.
Ik stapte naar buiten, de vrieskou in. Mijn adem werd gevangen in dunne wolkjes die mijn lippen verlieten zodra ik uitademde. Huiverend sloeg ik mijn dikke, zwarte winterjas dichter om me heen. De zoektocht naar haar had ervoor gezorgd dat ik vaak zat vergat om mezelf eten te geven en nu kon mijn eigen lichaam me maar moeilijk warm houden.
Met grote, gretige passen stak ik de stoep over en liep over het smalle tegelpad naar de voordeur. Nieuwsgierig keek ik door het donkere, gegolfde raam naar binnen, maar ik kon niks zien. Ik drukte de bel in en stopte snel mijn handen weer in mijn zakken. Een opgewonden glimlach verzachtte mijn grauwe gezicht. Eindelijk zou ik haar weer ontmoeten!
Het licht floepte aan en geschrokken keek ik omhoog. De felheid verblindde me even en gekleurde vlekken verschenen voor mijn ogen. Toch kon ik goed de vorm achter het raam zien bewegen. Mijn glimlach werd nog breder en mijn hart begon van opwinding sneller te kloppen. Binnen een paar seconden zou ik Cheryl weer zien!
Het verlossende geluid van een omdraaiende sleutel galmde door het stille portiekje. De witte deur ging op een kiertje open en Cheryls gezicht verscheen in de opening. Wolkjes adem kwamen me tegemoet en vermengden zich met de mijne.
“Hallo?” Het klonk achterdochtig, maar ik gloeide van trots. Dat had ik haar geleerd, om nooit zomaar de deur wagenwijd voor vreemden open te doen. Maar ik was geen vreemde, ik was haar vader. Ik duwde tegen het witte hout en de deur ging verder open, totdat het tegen werd gehouden door Cheryls duwende lichaam.
“Meneer!” Haar kreet was geschrokken, maar ik glimlachte.
“Cheryl, herken je me niet?”
De tegenstand verslapte en ik duwde de deur helemaal open. Snel stapte ik de warmte van de gang binnen en deed de deur achter me dicht, voordat de kou het huis kon binnendringen. Het was een gezellige gang, met een kapstok met daaraan een rode, leren jas en een bruine winterjas. Over de verwarming hingen een broek en een dikke trui te drogen. Mijn ogen namen dat allemaal snel in zich op voordat ze naar Cheryl schoten. Ze zag wat bleekjes.
Ik spreidde mijn armen, maar ze deinsde achteruit. Op haar gezicht lag geen glimlach, maar een verwarde frons.
“Wie bent u en wat wilt u van mij?”
Met mijn armen in de lucht bleef ik staan. Langzaam liet ik ze zakken. “Maar Cheryl, herken je me niet meer?” vroeg ik weer.
Haar blauwe ogen vernauwden zich. “Meneer, ik heet geen Cheryl, mijn naam is Tess. Zou u alstublieft mijn huis willen verlaten.”
“Je heet…Tess?” Mijn stem brak halverwege. Ongelovig liet ik mijn ogen over haar gestalte heengaan. Ze zag er ook anders uit, haar gezicht was wat voller en haar neus stond een beetje krom, alsof hij ooit gebroken was geweest.
De achterdochtige frons tussen haar wenkbrauwen verzachtte tot medelijden. “Meneer, het spijt me dat ik niet degene ben die u zocht. Weet u haar achternaam? Misschien kan ik u helpen."
De woorden van de vrouw gingen langs me heen. Mijn ogen bleven over haar gestalte schieten. Dit kon niet waar zijn, dit mócht niet waar zijn! Ik had zolang naar Cheryl gezocht en nu was ze het niet. Hoe kon het gebeuren? Ik had het zo zeker geweten, maar nu leek de vrouw voor mij niet eens op Cheryl. Plotseling wist ik het. Het was die feeks, zij had me op het verkeerde spoor gebracht.
“Dat rotmens,” siste ik woedend en onderbrak daarmee de vrouw in haar woordenstroom. Verbaasd keek ze me aan.
“Wat zei u?”
Mijn handen balden zich tot vuisten en woedend keek ik naar haar. “Jij speelt met haar onder één hoedje om mijn leven te vergallen. Maar deze keer kom je er niet mee weg!”
“Pardon?” Haar blauwe ogen waren zo groot dat ik het oogwit kon zien dat de iris omringde.
Woede stroomde door mijn aderen bij het herinneren van die andere blauwe ogen, die valse ogen vol verborgen bedoelingen. Het gezicht van de vrouw vervormde tot háár gezicht, met de smalle, rode lippen en het puntige gezicht. De triomfantelijke grijns trok haar lippen in een verwrongen glimlach.
Schreeuwend sprong ik naar voren en gaf haar een klap in haar gezicht, waardoor het mens viel. Gelijk sprong ik bovenop haar en begon haar te slaan. Weg met die rotgrijns, weg met dat schijnheilige gezicht! Mijn gedachten stonden uit, ik wilde alleen nog maar dat rotwijf tot moes slaan. Gillende geluiden trokken aan de rand van mijn bewustzijn, maar drongen niet door het waas van woede heen. Mijn hele gezichtsveld was rood en trilde aan de zijkanten. Het maakte niet uit hoe vaak ik sloeg, nog steeds lag er dat vernederende glimlachje om haar lippen en keek ze hooghartig uit haar blauwe ogen. Met een brul verdubbelde ik mijn inspanningen, maar het maakte niks uit. Haar gezicht bleef intact.
Mijn slagen hadden nauwelijks nog kracht. Mijn vuisten aaiden alleen nog maar over haar gezicht, bijna liefkozend in hun moordzucht. Ik liet mijn armen langs mijn lichaam vallen, uitgeput door de krachtsinspanning. Hijgend sloot ik mijn ogen en wachtte totdat die venijnige stem me weer de grond in zou boren, wetende dat ze beter was dan ik. Maar er kwam niks. Geen enkel geluid verbrak de stilte, behalve een vreemd regelmatig gedrup.
Drup…drup…drup…
Bijna bang opende ik voorzichtig mijn ogen, om ze meteen wijd open te sperren.
“Nee, niet weer,” kreunde ik vol afschuw en duwde mezelf van het bewegingloze lichaam af. Het gezicht van de vrouw was verpletterd, weggeslagen door mijn waanzinnige klappen. Bloed vormde een onregelmatig spoor over het witte tapijt en droop van de muren af. Mijn rode handen gleden naar het kapotte gezicht en duwden botten tegen elkaar.
“Leef weer, alsjeblieft, leef weer,” fluisterde ik smekend, de woorden de hele tijd herhalend. Mijn vingers duwden een oogbal weer in zijn kas. “Je kunt weer kijken, alsjeblieft, kijk me aan!”
De oogbol bewoog niet. Wanhopig begon ik het gezicht weer te modelleren, maar het lukte me niet om van het geplette vlees weer iets te maken. Tranen stroomden over mijn wangen terwijl ik met trillende vingers gebroken botten tegen elkaar hield. Het zakte allemaal weer in elkaar als een omgevallen kaartenhuis.
“Leef weer, adem, doe iets!” Maar Tess’ lichaam bleef bewegingloos liggen, net zoals de vijf lichamen voor haar.
Na een lange tijd stond ik op en ging mijn handen wassen, net zolang ik weer helemaal schoon was. De bloedvlekken in mijn jas moest ik maar voor lief nemen. Gelukkig was het zwart, wat niet al teveel opviel. Er zaten nog andere vlekken in van de vorige meisjes die vanaf een afstand op Cheryl leken. Snel liep ik de keuken uit en bleef bij het bewegingloze lichaam in de gang staan.
“Het spijt me,” fluisterde ik.
Zonder nog om te kijken, liep ik het huis uit. Verder in mijn hopeloze zoektocht naar Cheryl.