Zwart & Zilver
Geplaatst: 13 jul 2011 11:35
[b][i]Verhaal dat ik met Halloween 2010 geschreven had. Zitten hier en daar waarschijnlijk nog wel wat fouten in (dus ik weet dat!). Have fun...[/i][/b]
De dagen dat Sebastiaan vrij was bestede hij ’s morgens aan opruimen thuis en ’s middags aan wandelingen maken en te reizen met de bus. Gewapend met zijn draagtas dat over zijn lichtbeige trui hing, met daarover zijn elegante zwarte vest met uit die linker vestzak zijn lichte zwarte met witgelijnde motieven die er half uitstak. Als er wind blies danste het sierlijk door de lucht. Waarom hij dat deed wist hij zelf niet, maar vond het leuk overkomen. Sebastiaan ging ook nooit buiten zonder zijn ring aan te hebben. Hij had aan zijn rechter ringvinger een moderne zilverlijkende ring waar twee lijnen in gegraveerd zijn, de ring die hij gekregen had van zijn toenmalige vriendin voor zijn verjaardag 2 jaar terug. Sinds de breuk hoorde hij niets meer van haar, maar aan de ring kon je aan hem merken dat hij er goede herinneren aan had overgehouden.
Toen hij tot aan de kerk aan het einde van zijn dorp gewandeld had sloeg de klok drie maal. Wachtend op een bus daar bekeek hij de voorbijrijdende wagens en mensen die voorbij marcheerden. Al mocht het dan wel Halloween zijn, niet veel mensen hadden er oog voor, buiten enkele huizen en winkelpanden die de voorgevel hadden gedecoreerd om mee te gaan met de trend.
Een paar minuten later was er een bus en bij de derde halte stapte hij af, nam dan een bus aan de overkant van de drukke baan en reed verder tot aan de kerk waar zich een enorm park bevond. Het was maanden geleden dat Sebastiaan hier nog geweest was, maar alles bleek kortom nog altijd hetzelfde te zijn op eerste zicht. Met ritselende bladeren onder zijn schoenen wandelde door de hoge bomen in het bos verder en een paar honderd meter verder bleef bij even perplex stilstaan. Hij sloot zijn ogen en deed zijn uiterste best om zijn ogen te laten wennen aan wat hij zag. Over de anderhalve meter hoge muur van de rozentuin zag hij al niet meer dan alleen zwarte oppervlaktes en wat verkleurde herfstbladen op de grond liggen. Langzaam ging hij verder tot aan de poort met zijn blik wijd opengesperd naar wat hij er allemaal zag. Sebastiaans hart bonsde sneller dan normaal tegen zijn borstkast aan. Hij bekeek met ontzag wat er voor hem stond. De rozentuin was in vlammen opgegaan, en alles was veranderd in as en roet. De poort om de tuin binnen te gaan stond altijd open, maar was verwoest en stond nog deels half overeind.
Sebastiaan keek achter zich om en zag het duidelijke verschil van de fontein achter hem die er nog mooi met planten en enkele bloemen bij stonden. De bomen rondom waren dan wel oud, maar hielden met trots hun verkleurde bladeren de lucht in. Hij wandelde voorzichtig de verhakkelde poort door en kon de verwoeste tuin nu beter bekijken. Heel het landschap dat ooit met rozen, bloemen, planten die er zelfs bij dit herfstweer er nog prachtig bij konden staan, waren allemaal verbrand, verwelkt en zelfs vergaan tot as. Heel het gebied was in zwarte bedolven en in de verte kon je nog zien dat een tak van een uitgebrande boom brak bij de laatste kracht dat de boom nog had.
Sebastiaan wandelde verder de tuin in. Wat was hier gebeurt? Was er brand uitgebroken? Maar dan zou dit gebied toch afgesloten moeten zijn voor mensen… Hij liep langst de bruingebrande struiken door naar waar de rozen normaal stonden. En met toeval zag hij er ook nog een paar. Als het niet hun natuurlijke kleur zou geweest zijn, zou je denken dat het zwarte rozen waren, maar schijn bedroog. Op het moment dat hij de roos wou plukken brokkelde de roos uiteen en verging in as. De liefde dat hij had voor rozen was net zo sterk als voor zijn toenmalige verloofde. Elke maand gaf hij Cindy een prachtige rode roos die mooi in bloei stond. “Jij en de roos maken mijn leven tot een groot geheel.” vertelde hij haar dan. Misschien een makkelijke versiertruc, maar hij meende er wel elk woord van. Maar sinds hij haar niet meer hoorde bleef hij toch rozen kopen, als aandenken aan haar om iets van haar te kunnen opvangen. Het klonk belachelijk voor anderen als hij dat vertelde, maar er waren gelukkig ook mensen die hem er in begrepen, want als hij er een kocht kon hij ook echt iets opvangen van haar. Dus voor hem hielp het ook. Maar als hij hoorde was ze steeds in paniek, of wist ze blijkbaar niet wat ze moest doen. Het contact dat Sebastiaan met de roos kon maken was meestal niet even goed. Maar nu zat er al drie maanden tussen voor hij nog iets van haar had gehoord.
Nu de roos in as was vergaan wist hij zelf niet meer wat te doen of te denken. Alleen was het niet te verklaren hoe hij met een simpele roos contact kon opnemen met haar, en vooral waarom nu de rozentuin in vlammen opging en was verpulverd. Hij had er nergens iets van over gelezen in kranten of gehoord op televisie, en zijn vrienden die hier nabij woonden vertelde hem er ook niets over. Hij liet de steel van de roos die hij wou plukken los en voelde aan zijn vingers bloed. Hij wreef het uit tussen zijn vingertoppen en er kwamen meerdere druppels uit zijn vingers druipen. Had hij zich aan een doorn geprikt zonder het te voelen?
De druppels vielen op de zwarte as van de roos. Sebastiaan wou het bloeden laten stoppen, maar zelfs bij het dichtknijpen van zijn vingers bleef het bloed met druppels achter elkaar de grond raken. Sebastiaan dacht aan zijn draagtas en met zijn hand nam hij er een wit verband uit, draaide die rond de vingers die bloedde. Maar zelfs dat hielp niet. Het bloed bleef uit zijn vingers komen dat zelfs het verband er rood van werd. Sebastiaan probeerde bij bewustzijn te blijven en niet aan het bloed te denken en probeerde verder te lopen. Maar als hij tot aan de ingang van de rozentuin gelopen had viel hij flauw.
Met wazige ogen kwam hij na een paar tellen later terug bij bewustzijn en zag een schim boven hem. Toen zijn ogen terug dieptezicht en scherpte kregen zag hij een zwart gedaante met een kap over zijn hoofd. Waar het gezicht normaal was, was een zwart gat. Zwarter dan de mantel die hij aan had. Sebastiaan keek om zich heen en bevond zich nog steeds in de verwoeste tuin. Maar zo ver dat hij kon zien was nu alles verwoest. De fontein stond droog en de grasvlakte was bedekt met as en dampende mist alsof het nog maar net in de vlammen op was gegaan. De bomen die er stonden waren half afgebroken en zelfs met de grond gelijk gemaakt. Sebastiaan kroop recht en wist niet waar eerst kijken. Het park was in een paar minuten een verwoest duivels landschap veranderd. Plots hoorde hij iemand om hulp roepen. Nog voor hij zich kon focussen tot de hulpkreet zag hij Cindy in de handen van het gedaante. Haar lichaam en kleren zaten onder het vuil en was geblinddoekt en gekneveld met prikkeldraad rond haar bloedende polsen. Sebastiaan wilde naar hen toelopen elke beweging die hij naar hen toe naderde ging hij steeds verder van ze weg. Hij schreeuwde nog “LAAT HAAR GAAN!”, maar het gedaante stak zijn mouw in het zwarte gat waar zijn hoofd zat en waar een hand moest zijn zat nu een roestig mes. Cindy probeerde zich steeds los te rukken, maar het hield haar stevig vast. Hij zette mes tegen haar keel en het keek naar Sebastiaan.
Sebastiaan wist dat als hij nog dichter zou willen komen naar hen dat haar keel werd overgesneden. Wat moest hij doen? Zijn geliefde werd voor zijn ogen vermoord als hij niks deed. Hoe dichter hij kwam… Hij wist wat hij moest doen. Sebastiaan hoopte dat het zou werken, en dacht tot zichzelf “Ik hou van je Cindy...”. Hij liep naar de roos die hij wou plukken, deed het verband van zijn vingers en liet het bloed verder op de veraste roos druipen. In een paar ogenblikken slorpte de roos het bloed op en kreeg terug zijn vorm en waarde. Het gedaante liet Cindy los en stapte dreigend op Sebastiaan af. Sebastiaan nam de roos in zijn handen en door hem stevig vast te nemen bloedde zijn hand open door de doornen aan de roos. Hij hield zijn had gestrekt over een klein vogelwaterbakje en liet het bloed in stromen. Het bloed veranderde in water en stroomde over zodat Sebastiaans schoenen in het water stonden. Het gedaante hief zijn mes op en wou Sebastiaan steken, maar met de laatste kracht dat Cindy nog had kreeg ze haar blinddoek uit, zag wat Sebastiaan deed met de roos, bevrijdde zich uit de prikkeldraad en haastte zich naar het gedaante om de prikkeldraad rond zijn hals te wurgen terwijl ze met veel moeite riep “Laat mijn ventje met rust!”. Het gedaante probeerde zich los te rukken en nadat het Cindy op de grond had gekregen duwde Sebastiaan de roos in het zwarte gat van het gedaante. De roos stak nog onder de mantelkap uit en verbloemde helemaal zodat het hoofd van het gedaante de roos werd. Het spartelde heen en weer en probeerde nog tevergeefs de roos van zijn hoofd te halen, maar langzaam verlichtte het gedaante dat het uit elkaar spatte. Sebastiaan kon op tijd bij Cindy geraken om haar dan de explosie van het gedaante te beschermen en voor hun ogen veranderde heel de omgeving naar hoe het er vroeger uitzag. Al het zwarte as verdween en het gras werd weer groen. Bloemen en planten groeiden en bloeiden lichtjes en struiken en bomen kregen hun normale herfstkleuren terug. De poort van de rozentuin was hersteld en stond zoals gewoonlijk weer volledig open.
Cindy en Sebastiaan keken elkaar aan. De wonden aan haar polsen en aan zijn vingers en handen waren verdwenen en zagen er allebei terug netjes uit. Het was alsof er niets gebeurt was en ze hier elkaar gewoon tegenkwamen. Ze waren gelukkig dat ze elkaar na zoveel maanden terug zagen, maar wisten niet wat er allemaal aan de hand was. Ze keken met schrik naar de plaats waar het gedaante explodeerde, en zagen op de grond iets glimmen. Ze stapte er voorzichtig op af en zagen dat het een zwarte ring was met zilveren doodshoofden op. Sebastiaan nam langzaam de ring en keek Cindy aan.
“Dit is de naarste Halloween die ik ook al heb meegemaakt.” zei Sebastiaan.
“En het zal niet de laatste zijn.” galmende Cindy's stem.
Sebastiaan keek op en zag dat Cindy verdwenen was. Hij keek overal waar hij kon maar ze was nergens meer te bekennen. Hij liep richting het hek maar sloeg voor zijn neus dicht. De hemel werd duister en donkere wolken stapelde zich op boven de rozentuin. Hij keek naar de ring die hij nog vasthad. Het fascineerde hem maar wist dat het een gevaarlijk was. Plots begon er onweer los te barsten. Sebastiaan vermoede dat als hij zijn opvouwbare paraplu ging nemen de bliksem hem zou raken. Zijn sjaal dat hevig door de wind flapperde deed hij rond zijn nek en liep zo snel hij kon onder beschutting. Hij bleef lopen tot dat hij een pad door het bos achter de tuin doorliep. Hoe verder hij liep hoe harder het onweer klonk. Hij kon niet schuilen onder de bomen want bliksem viel neer op de bomen die hij voorbij spurtte.
Lang kon hij dit niet meer volhouden. Gelukkig kende hij het park uit zijn duimpje en probeerde nog een kilometer verder te lopen tot aan de grote vijver waar een boothuisje was. Sebastiaan klom over het gesloten hek en rende naar het huisje toe. De deur zat op slot met een hangslot, maar uit zijn draagtas nam hij een schroevendraaier en forceerde het slot. Hij kreeg het open en voor hij nog door de bliksem werd geraakt was hij binnen.
Sebastiaan deed het licht aan. Het boothuisje was nogal klein, maar voor een horecazaakje had het een ruim assortiment. Sebastiaan was kletsnat en gelukkig stond het een barkruk in het huisje. Hij legde eerste de ring op de toonbank en hing daarna zijn zwarte vest aan de rugleuning van de barkruk. Hij deed ook zijn sjaal uit, zijn draagtas en ritste zijn lichtbeige tui open. De regen, de bliksem en de donderslagen waren hun best aan het doen om hem naar een “veiliger” plek te doen verhuizen, maar Sebastiaan wist dat het huisje er tegenaan kon.
Sebastiaan ging op de barkruk zitten, deed zijn bril af en veegde zijn nat gezicht met zijn mouw af. Hij kon niet geloven dat Cindy plots terug was verdwenen. Waar was ze nu? Is ze ook gaan lopen voor de regen? Is ze weer in gevaar zoals daarstraks? En dan zag Sebastiaan de ring terug liggen. Hij nam de ring en bekeek hem nu aandachtig. Het was een modernere ring dan dat hij verwacht had van iets dat een oude mantel zou dragen. Het zag er even modern uit als zijn zilveren aan zijn rechterhand, maar dan 2 millimeter dunner. Het was een glanzende zwarte ring met zes doodshoofden op. Hij zag in de binnenkant van de ring maar daar stond niets op. Hij draaide hem een paar keer op maar deed hem niet aan. Hij wist dat er dan iets zou gebeuren. Iets slechts, zoals er daarstraks in de rozentuin gebeurd was. Maar alles kwam wel goed uiteindelijk toch? Alles was pas goed voor hem als hij wist hoe het met Cindy ging.
Zonder waarschuwing kreeg hij plots een steek in zijn rechter hand. Daar waar zijn zilveren ring zat begon heel hard te knellen en Sebastiaan trok hem met veel moeite uit. Wrijvend over zijn vinger lagen de twee ringen tezamen. Sebastiaan keek naar de ringen en voelde dat er iets was. Hij voelde een aanwezigheid. Het onweer buiten werd nog heviger en bliksem viel op het boothuisje neer. De bliksem vond zijn weg via de ijzeren rookpijp en via de dampkap ontsnapte de schicht en deed het licht in het huisje spatten en Sebastiaan werd van zijn barkruk geblazen. De bliksem had hem gelukkig niet geraakt, maar bij zag van op de grond dat er op de toonbank licht begon te branden. Voorzichtig trok hij zich op en zag beide ringen licht geven en elkaar elektrische schokken toe duwen. Eens ze elkaar verder uit elkaar hadden geduwd was de spanning weg en het licht verdween. Gelukkig was Sebastiaan altijd voorbereid en had hij in zijn draagtas een zaklamp zitten en stak die aan. De ringen waren een twintigtal centimeter van elkaar verwijderd nu.
Sebastiaan voelde voorzichtig aan zijn eigen ring of hij niet meer onder stroom stond en deed hem vervolgens zonder nadenken aan. Een schok ging door zijn en hij voelde zich levendig.
“WOW!” zei hij met gesperde ogen.
Hij zette zijn bril terug recht dat van zijn neus gezakt was en oriënteerde zich even. Zijn hand trilde nog van de spanning en een paar tellen later was zijn hand verlamd. Sebastiaan begon te panikeren en probeerde zijn hand te bewegen maar dat hielp niet. Hij hield met zijn linkerhand zijn rechter vast en schudde ermee maar zelfs dat haalde niks uit. Daar stond hij nu, doorweekt met een verlamd hand in een boothuisje, verlicht door een zaklamp, in volle onweer. Sebastiaan probeerde met veel moeite zijn gsm uit zijn broekzak te halen en maar had geen verbinding. Naar huis bellen ging dus al niet. En over het hek van het domein klimmen ging ook niet meer. Hij kon niets anders doen dan daar zitten tot er iemand kwam.
Iemand zal hopelijk gezien hebben dat hij over het hek was geklommen en dan zo iemand verwittigd hebben om dan te kijken wat er loos was.
Zijn denken werd verstoord door een licht dat opkwam. Sebastiaan keek op en zag de zwarte ring met doodshoofden fel licht uitstralen. Op datzelfde moment verlichte ook zijn zilveren ring die aan hand hing te bengelen. Hij trok zijn rechterarm op met zijn linkerhand en keek er bang naar. Hij wist niet of het brandde want hij voelde niets in zijn arm. De zwarte ring begon lichtjes te trillen op de toonbank en voor Sebastiaan het wist werd de ring als een magneet aangetrokken naar de zilveren. De ringen waren met de zijkant aan elkaar vastgehecht. Sebastiaan probeerde de zwarte ring los te krijgen zonder hem aan te doen maar zat muurvast. Toen moest hij de ring wel even aandoen om een betere grip te kunnen hebben. Hij stak zijn linker ringvinger in de ring en trok. De zwarte ring schroeide rond zijn vinger en de ringen kwamen los. Brullend van de pijn probeerde hij de zwarte ring met zijn tanden uit te trekken dat hij zijn mond en tong ermee verbrande. Sebastiaan rende naar buiten en viel neer bij de eerste plas dat hij tegenkwam. Hij smeet zijn hand in de plas en als ijzer dat warm gesmeed was koelde de ring af in het water. De regendruppels vielen hard op hem neer alsof het leek dat ze krassen op zijn lichaam aan het maken waren. Verkleumd, nat en vergaand van de pijn lag Sebastiaan op zijn rug. Zijn bril hielden de regendruppels tegen zodat hij naar de donkere wolken kon zien.
“Sla dan toe.” zei Sebastiaan buiten adem naar de donderwolken boven hem.
Wit licht verblinde zijn ogen en Sebastiaan kwam zwetend overeind. Het hevige onweer van buiten had hem van zijn droom wakker gemaakt. Hij keek om zich heen en zag op zijn digitale klok dat het zeven na vier ’s nachts was. Hij legde zijn hoofd terug neer en staarde blind naar het plafond. Toen zijn ogen even de kans kregen om beter zicht te krijgen in het duister zag hij de aftekening van de meubels en spullen op zijn kamer. De regen die tegen de raam aan kletterde deed er veel aan om de droom er deze keer levensecht uit te laten zien. Sebastiaan nam zijn bril, deed het nachtlampje aan en stapte uit bed. Hij keek naar zijn zilverachtige ring die bij zijn dvd-collectie lag en ging naar zijn kleerkast en nam achteraan een klein bordeauxgekleurde doosje. Hij deed het deksel er van af. Sinds hij die zwarte ring gewoon gevonden had in de rozentuin kreeg hij al een paar keer steeds dezelfde droom, en elke keer werd er meer onthuld. Het kan niet dat een ring iets kan uitstralen zoals licht of zich aan een andere ring kan vasthechten. En zeker niet verbranden, als je hem niet te dicht bij de verwarming laat liggen. Toen Sebastiaan de zwarte ring met doodhoofden gevonden had, had hij hem maar één keer gedragen, en sindsdien niet meer. Hij voelde dat er was, maar het klonk allemaal zo belachelijk. Net een klein kind dat nog in sinterklaas geloofde. Hij legde de ring terug in het doosje en verstopte hem terug vanachter in zijn kleerkast. Hij ging terug in bed liggen, deed zijn bril af, deed het licht uit en draaide zich om in zijn bed. Hij deed zijn ogen terug dicht en probeerde terug gewoon aan Cindy te denken. Er was nog steeds geen spoor van haar sinds ze vermist werd vorig jaar. Nadat Sebastiaan na een paar minuten terug in diepe slaap was verdronken gaf zijn zilverachtige ring licht.
De dagen dat Sebastiaan vrij was bestede hij ’s morgens aan opruimen thuis en ’s middags aan wandelingen maken en te reizen met de bus. Gewapend met zijn draagtas dat over zijn lichtbeige trui hing, met daarover zijn elegante zwarte vest met uit die linker vestzak zijn lichte zwarte met witgelijnde motieven die er half uitstak. Als er wind blies danste het sierlijk door de lucht. Waarom hij dat deed wist hij zelf niet, maar vond het leuk overkomen. Sebastiaan ging ook nooit buiten zonder zijn ring aan te hebben. Hij had aan zijn rechter ringvinger een moderne zilverlijkende ring waar twee lijnen in gegraveerd zijn, de ring die hij gekregen had van zijn toenmalige vriendin voor zijn verjaardag 2 jaar terug. Sinds de breuk hoorde hij niets meer van haar, maar aan de ring kon je aan hem merken dat hij er goede herinneren aan had overgehouden.
Toen hij tot aan de kerk aan het einde van zijn dorp gewandeld had sloeg de klok drie maal. Wachtend op een bus daar bekeek hij de voorbijrijdende wagens en mensen die voorbij marcheerden. Al mocht het dan wel Halloween zijn, niet veel mensen hadden er oog voor, buiten enkele huizen en winkelpanden die de voorgevel hadden gedecoreerd om mee te gaan met de trend.
Een paar minuten later was er een bus en bij de derde halte stapte hij af, nam dan een bus aan de overkant van de drukke baan en reed verder tot aan de kerk waar zich een enorm park bevond. Het was maanden geleden dat Sebastiaan hier nog geweest was, maar alles bleek kortom nog altijd hetzelfde te zijn op eerste zicht. Met ritselende bladeren onder zijn schoenen wandelde door de hoge bomen in het bos verder en een paar honderd meter verder bleef bij even perplex stilstaan. Hij sloot zijn ogen en deed zijn uiterste best om zijn ogen te laten wennen aan wat hij zag. Over de anderhalve meter hoge muur van de rozentuin zag hij al niet meer dan alleen zwarte oppervlaktes en wat verkleurde herfstbladen op de grond liggen. Langzaam ging hij verder tot aan de poort met zijn blik wijd opengesperd naar wat hij er allemaal zag. Sebastiaans hart bonsde sneller dan normaal tegen zijn borstkast aan. Hij bekeek met ontzag wat er voor hem stond. De rozentuin was in vlammen opgegaan, en alles was veranderd in as en roet. De poort om de tuin binnen te gaan stond altijd open, maar was verwoest en stond nog deels half overeind.
Sebastiaan keek achter zich om en zag het duidelijke verschil van de fontein achter hem die er nog mooi met planten en enkele bloemen bij stonden. De bomen rondom waren dan wel oud, maar hielden met trots hun verkleurde bladeren de lucht in. Hij wandelde voorzichtig de verhakkelde poort door en kon de verwoeste tuin nu beter bekijken. Heel het landschap dat ooit met rozen, bloemen, planten die er zelfs bij dit herfstweer er nog prachtig bij konden staan, waren allemaal verbrand, verwelkt en zelfs vergaan tot as. Heel het gebied was in zwarte bedolven en in de verte kon je nog zien dat een tak van een uitgebrande boom brak bij de laatste kracht dat de boom nog had.
Sebastiaan wandelde verder de tuin in. Wat was hier gebeurt? Was er brand uitgebroken? Maar dan zou dit gebied toch afgesloten moeten zijn voor mensen… Hij liep langst de bruingebrande struiken door naar waar de rozen normaal stonden. En met toeval zag hij er ook nog een paar. Als het niet hun natuurlijke kleur zou geweest zijn, zou je denken dat het zwarte rozen waren, maar schijn bedroog. Op het moment dat hij de roos wou plukken brokkelde de roos uiteen en verging in as. De liefde dat hij had voor rozen was net zo sterk als voor zijn toenmalige verloofde. Elke maand gaf hij Cindy een prachtige rode roos die mooi in bloei stond. “Jij en de roos maken mijn leven tot een groot geheel.” vertelde hij haar dan. Misschien een makkelijke versiertruc, maar hij meende er wel elk woord van. Maar sinds hij haar niet meer hoorde bleef hij toch rozen kopen, als aandenken aan haar om iets van haar te kunnen opvangen. Het klonk belachelijk voor anderen als hij dat vertelde, maar er waren gelukkig ook mensen die hem er in begrepen, want als hij er een kocht kon hij ook echt iets opvangen van haar. Dus voor hem hielp het ook. Maar als hij hoorde was ze steeds in paniek, of wist ze blijkbaar niet wat ze moest doen. Het contact dat Sebastiaan met de roos kon maken was meestal niet even goed. Maar nu zat er al drie maanden tussen voor hij nog iets van haar had gehoord.
Nu de roos in as was vergaan wist hij zelf niet meer wat te doen of te denken. Alleen was het niet te verklaren hoe hij met een simpele roos contact kon opnemen met haar, en vooral waarom nu de rozentuin in vlammen opging en was verpulverd. Hij had er nergens iets van over gelezen in kranten of gehoord op televisie, en zijn vrienden die hier nabij woonden vertelde hem er ook niets over. Hij liet de steel van de roos die hij wou plukken los en voelde aan zijn vingers bloed. Hij wreef het uit tussen zijn vingertoppen en er kwamen meerdere druppels uit zijn vingers druipen. Had hij zich aan een doorn geprikt zonder het te voelen?
De druppels vielen op de zwarte as van de roos. Sebastiaan wou het bloeden laten stoppen, maar zelfs bij het dichtknijpen van zijn vingers bleef het bloed met druppels achter elkaar de grond raken. Sebastiaan dacht aan zijn draagtas en met zijn hand nam hij er een wit verband uit, draaide die rond de vingers die bloedde. Maar zelfs dat hielp niet. Het bloed bleef uit zijn vingers komen dat zelfs het verband er rood van werd. Sebastiaan probeerde bij bewustzijn te blijven en niet aan het bloed te denken en probeerde verder te lopen. Maar als hij tot aan de ingang van de rozentuin gelopen had viel hij flauw.
Met wazige ogen kwam hij na een paar tellen later terug bij bewustzijn en zag een schim boven hem. Toen zijn ogen terug dieptezicht en scherpte kregen zag hij een zwart gedaante met een kap over zijn hoofd. Waar het gezicht normaal was, was een zwart gat. Zwarter dan de mantel die hij aan had. Sebastiaan keek om zich heen en bevond zich nog steeds in de verwoeste tuin. Maar zo ver dat hij kon zien was nu alles verwoest. De fontein stond droog en de grasvlakte was bedekt met as en dampende mist alsof het nog maar net in de vlammen op was gegaan. De bomen die er stonden waren half afgebroken en zelfs met de grond gelijk gemaakt. Sebastiaan kroop recht en wist niet waar eerst kijken. Het park was in een paar minuten een verwoest duivels landschap veranderd. Plots hoorde hij iemand om hulp roepen. Nog voor hij zich kon focussen tot de hulpkreet zag hij Cindy in de handen van het gedaante. Haar lichaam en kleren zaten onder het vuil en was geblinddoekt en gekneveld met prikkeldraad rond haar bloedende polsen. Sebastiaan wilde naar hen toelopen elke beweging die hij naar hen toe naderde ging hij steeds verder van ze weg. Hij schreeuwde nog “LAAT HAAR GAAN!”, maar het gedaante stak zijn mouw in het zwarte gat waar zijn hoofd zat en waar een hand moest zijn zat nu een roestig mes. Cindy probeerde zich steeds los te rukken, maar het hield haar stevig vast. Hij zette mes tegen haar keel en het keek naar Sebastiaan.
Sebastiaan wist dat als hij nog dichter zou willen komen naar hen dat haar keel werd overgesneden. Wat moest hij doen? Zijn geliefde werd voor zijn ogen vermoord als hij niks deed. Hoe dichter hij kwam… Hij wist wat hij moest doen. Sebastiaan hoopte dat het zou werken, en dacht tot zichzelf “Ik hou van je Cindy...”. Hij liep naar de roos die hij wou plukken, deed het verband van zijn vingers en liet het bloed verder op de veraste roos druipen. In een paar ogenblikken slorpte de roos het bloed op en kreeg terug zijn vorm en waarde. Het gedaante liet Cindy los en stapte dreigend op Sebastiaan af. Sebastiaan nam de roos in zijn handen en door hem stevig vast te nemen bloedde zijn hand open door de doornen aan de roos. Hij hield zijn had gestrekt over een klein vogelwaterbakje en liet het bloed in stromen. Het bloed veranderde in water en stroomde over zodat Sebastiaans schoenen in het water stonden. Het gedaante hief zijn mes op en wou Sebastiaan steken, maar met de laatste kracht dat Cindy nog had kreeg ze haar blinddoek uit, zag wat Sebastiaan deed met de roos, bevrijdde zich uit de prikkeldraad en haastte zich naar het gedaante om de prikkeldraad rond zijn hals te wurgen terwijl ze met veel moeite riep “Laat mijn ventje met rust!”. Het gedaante probeerde zich los te rukken en nadat het Cindy op de grond had gekregen duwde Sebastiaan de roos in het zwarte gat van het gedaante. De roos stak nog onder de mantelkap uit en verbloemde helemaal zodat het hoofd van het gedaante de roos werd. Het spartelde heen en weer en probeerde nog tevergeefs de roos van zijn hoofd te halen, maar langzaam verlichtte het gedaante dat het uit elkaar spatte. Sebastiaan kon op tijd bij Cindy geraken om haar dan de explosie van het gedaante te beschermen en voor hun ogen veranderde heel de omgeving naar hoe het er vroeger uitzag. Al het zwarte as verdween en het gras werd weer groen. Bloemen en planten groeiden en bloeiden lichtjes en struiken en bomen kregen hun normale herfstkleuren terug. De poort van de rozentuin was hersteld en stond zoals gewoonlijk weer volledig open.
Cindy en Sebastiaan keken elkaar aan. De wonden aan haar polsen en aan zijn vingers en handen waren verdwenen en zagen er allebei terug netjes uit. Het was alsof er niets gebeurt was en ze hier elkaar gewoon tegenkwamen. Ze waren gelukkig dat ze elkaar na zoveel maanden terug zagen, maar wisten niet wat er allemaal aan de hand was. Ze keken met schrik naar de plaats waar het gedaante explodeerde, en zagen op de grond iets glimmen. Ze stapte er voorzichtig op af en zagen dat het een zwarte ring was met zilveren doodshoofden op. Sebastiaan nam langzaam de ring en keek Cindy aan.
“Dit is de naarste Halloween die ik ook al heb meegemaakt.” zei Sebastiaan.
“En het zal niet de laatste zijn.” galmende Cindy's stem.
Sebastiaan keek op en zag dat Cindy verdwenen was. Hij keek overal waar hij kon maar ze was nergens meer te bekennen. Hij liep richting het hek maar sloeg voor zijn neus dicht. De hemel werd duister en donkere wolken stapelde zich op boven de rozentuin. Hij keek naar de ring die hij nog vasthad. Het fascineerde hem maar wist dat het een gevaarlijk was. Plots begon er onweer los te barsten. Sebastiaan vermoede dat als hij zijn opvouwbare paraplu ging nemen de bliksem hem zou raken. Zijn sjaal dat hevig door de wind flapperde deed hij rond zijn nek en liep zo snel hij kon onder beschutting. Hij bleef lopen tot dat hij een pad door het bos achter de tuin doorliep. Hoe verder hij liep hoe harder het onweer klonk. Hij kon niet schuilen onder de bomen want bliksem viel neer op de bomen die hij voorbij spurtte.
Lang kon hij dit niet meer volhouden. Gelukkig kende hij het park uit zijn duimpje en probeerde nog een kilometer verder te lopen tot aan de grote vijver waar een boothuisje was. Sebastiaan klom over het gesloten hek en rende naar het huisje toe. De deur zat op slot met een hangslot, maar uit zijn draagtas nam hij een schroevendraaier en forceerde het slot. Hij kreeg het open en voor hij nog door de bliksem werd geraakt was hij binnen.
Sebastiaan deed het licht aan. Het boothuisje was nogal klein, maar voor een horecazaakje had het een ruim assortiment. Sebastiaan was kletsnat en gelukkig stond het een barkruk in het huisje. Hij legde eerste de ring op de toonbank en hing daarna zijn zwarte vest aan de rugleuning van de barkruk. Hij deed ook zijn sjaal uit, zijn draagtas en ritste zijn lichtbeige tui open. De regen, de bliksem en de donderslagen waren hun best aan het doen om hem naar een “veiliger” plek te doen verhuizen, maar Sebastiaan wist dat het huisje er tegenaan kon.
Sebastiaan ging op de barkruk zitten, deed zijn bril af en veegde zijn nat gezicht met zijn mouw af. Hij kon niet geloven dat Cindy plots terug was verdwenen. Waar was ze nu? Is ze ook gaan lopen voor de regen? Is ze weer in gevaar zoals daarstraks? En dan zag Sebastiaan de ring terug liggen. Hij nam de ring en bekeek hem nu aandachtig. Het was een modernere ring dan dat hij verwacht had van iets dat een oude mantel zou dragen. Het zag er even modern uit als zijn zilveren aan zijn rechterhand, maar dan 2 millimeter dunner. Het was een glanzende zwarte ring met zes doodshoofden op. Hij zag in de binnenkant van de ring maar daar stond niets op. Hij draaide hem een paar keer op maar deed hem niet aan. Hij wist dat er dan iets zou gebeuren. Iets slechts, zoals er daarstraks in de rozentuin gebeurd was. Maar alles kwam wel goed uiteindelijk toch? Alles was pas goed voor hem als hij wist hoe het met Cindy ging.
Zonder waarschuwing kreeg hij plots een steek in zijn rechter hand. Daar waar zijn zilveren ring zat begon heel hard te knellen en Sebastiaan trok hem met veel moeite uit. Wrijvend over zijn vinger lagen de twee ringen tezamen. Sebastiaan keek naar de ringen en voelde dat er iets was. Hij voelde een aanwezigheid. Het onweer buiten werd nog heviger en bliksem viel op het boothuisje neer. De bliksem vond zijn weg via de ijzeren rookpijp en via de dampkap ontsnapte de schicht en deed het licht in het huisje spatten en Sebastiaan werd van zijn barkruk geblazen. De bliksem had hem gelukkig niet geraakt, maar bij zag van op de grond dat er op de toonbank licht begon te branden. Voorzichtig trok hij zich op en zag beide ringen licht geven en elkaar elektrische schokken toe duwen. Eens ze elkaar verder uit elkaar hadden geduwd was de spanning weg en het licht verdween. Gelukkig was Sebastiaan altijd voorbereid en had hij in zijn draagtas een zaklamp zitten en stak die aan. De ringen waren een twintigtal centimeter van elkaar verwijderd nu.
Sebastiaan voelde voorzichtig aan zijn eigen ring of hij niet meer onder stroom stond en deed hem vervolgens zonder nadenken aan. Een schok ging door zijn en hij voelde zich levendig.
“WOW!” zei hij met gesperde ogen.
Hij zette zijn bril terug recht dat van zijn neus gezakt was en oriënteerde zich even. Zijn hand trilde nog van de spanning en een paar tellen later was zijn hand verlamd. Sebastiaan begon te panikeren en probeerde zijn hand te bewegen maar dat hielp niet. Hij hield met zijn linkerhand zijn rechter vast en schudde ermee maar zelfs dat haalde niks uit. Daar stond hij nu, doorweekt met een verlamd hand in een boothuisje, verlicht door een zaklamp, in volle onweer. Sebastiaan probeerde met veel moeite zijn gsm uit zijn broekzak te halen en maar had geen verbinding. Naar huis bellen ging dus al niet. En over het hek van het domein klimmen ging ook niet meer. Hij kon niets anders doen dan daar zitten tot er iemand kwam.
Iemand zal hopelijk gezien hebben dat hij over het hek was geklommen en dan zo iemand verwittigd hebben om dan te kijken wat er loos was.
Zijn denken werd verstoord door een licht dat opkwam. Sebastiaan keek op en zag de zwarte ring met doodshoofden fel licht uitstralen. Op datzelfde moment verlichte ook zijn zilveren ring die aan hand hing te bengelen. Hij trok zijn rechterarm op met zijn linkerhand en keek er bang naar. Hij wist niet of het brandde want hij voelde niets in zijn arm. De zwarte ring begon lichtjes te trillen op de toonbank en voor Sebastiaan het wist werd de ring als een magneet aangetrokken naar de zilveren. De ringen waren met de zijkant aan elkaar vastgehecht. Sebastiaan probeerde de zwarte ring los te krijgen zonder hem aan te doen maar zat muurvast. Toen moest hij de ring wel even aandoen om een betere grip te kunnen hebben. Hij stak zijn linker ringvinger in de ring en trok. De zwarte ring schroeide rond zijn vinger en de ringen kwamen los. Brullend van de pijn probeerde hij de zwarte ring met zijn tanden uit te trekken dat hij zijn mond en tong ermee verbrande. Sebastiaan rende naar buiten en viel neer bij de eerste plas dat hij tegenkwam. Hij smeet zijn hand in de plas en als ijzer dat warm gesmeed was koelde de ring af in het water. De regendruppels vielen hard op hem neer alsof het leek dat ze krassen op zijn lichaam aan het maken waren. Verkleumd, nat en vergaand van de pijn lag Sebastiaan op zijn rug. Zijn bril hielden de regendruppels tegen zodat hij naar de donkere wolken kon zien.
“Sla dan toe.” zei Sebastiaan buiten adem naar de donderwolken boven hem.
Wit licht verblinde zijn ogen en Sebastiaan kwam zwetend overeind. Het hevige onweer van buiten had hem van zijn droom wakker gemaakt. Hij keek om zich heen en zag op zijn digitale klok dat het zeven na vier ’s nachts was. Hij legde zijn hoofd terug neer en staarde blind naar het plafond. Toen zijn ogen even de kans kregen om beter zicht te krijgen in het duister zag hij de aftekening van de meubels en spullen op zijn kamer. De regen die tegen de raam aan kletterde deed er veel aan om de droom er deze keer levensecht uit te laten zien. Sebastiaan nam zijn bril, deed het nachtlampje aan en stapte uit bed. Hij keek naar zijn zilverachtige ring die bij zijn dvd-collectie lag en ging naar zijn kleerkast en nam achteraan een klein bordeauxgekleurde doosje. Hij deed het deksel er van af. Sinds hij die zwarte ring gewoon gevonden had in de rozentuin kreeg hij al een paar keer steeds dezelfde droom, en elke keer werd er meer onthuld. Het kan niet dat een ring iets kan uitstralen zoals licht of zich aan een andere ring kan vasthechten. En zeker niet verbranden, als je hem niet te dicht bij de verwarming laat liggen. Toen Sebastiaan de zwarte ring met doodhoofden gevonden had, had hij hem maar één keer gedragen, en sindsdien niet meer. Hij voelde dat er was, maar het klonk allemaal zo belachelijk. Net een klein kind dat nog in sinterklaas geloofde. Hij legde de ring terug in het doosje en verstopte hem terug vanachter in zijn kleerkast. Hij ging terug in bed liggen, deed zijn bril af, deed het licht uit en draaide zich om in zijn bed. Hij deed zijn ogen terug dicht en probeerde terug gewoon aan Cindy te denken. Er was nog steeds geen spoor van haar sinds ze vermist werd vorig jaar. Nadat Sebastiaan na een paar minuten terug in diepe slaap was verdronken gaf zijn zilverachtige ring licht.