Arko en de cirkus directeur (kinderverhaaltje)
Geplaatst: 29 dec 2006 14:50
Dit is dus een kinderverhaaltje. Oorspronkelijk ontstaan door een projectje van een kleuterjuf op een ander forum. Het scoorde in haar klas een 8.3 als ik me goed herinner
Leden met kinderen mogen het best gebruiken hoor 
Arko, het kleine draakje, en de circus uitbater.
Op een wereld hier niet zo ver vandaan, leefden verschillende wezens. Zo ook mensen. Zij leefden in een koninkrijk. Maar hun leven was nogal saai. Daarom hadden ze een circus. De uitbater had verschillende dieren zoals leeuwen, tijgers en olifanten. Deze liet hij trucjes doen. Dat vonden de mensen heel leuk. Maar ook dit werd na een tijdje saai en er kwamen steeds minder mensen naar het circus. De uitbater zag zijn inkomsten heel erg zakken. Na eens goed na gedacht te hebben, besloot hij dat hij iets nieuws moest hebben. Zo ging hij met een paar medewerkers op stap. Ze wisten dat er nog vreemde wezens op het land leefden. Maar ze moesten iets spectaculair hebben. Iets dat een tijdje leuk bleef. Zo kwamen ze, na een tijdje stappen, in de bergen terecht. De mensen hadden hier altijd bang van gehad. Het was immers het thuisland van de draken. Maar dat was nou net wat de uitbater wou. Een draak. Ze klommen hoger op de berg. Tot hij bij een groot nest kwam. Het was wel net zo groot als zijn huis. Midden in dat nest zagen ze een klein draakje. Nou ja, klein, het was even groot als zijn grootste leeuw.
“Die nemen we mee” zei hij tegen de medewerkers “Snel, voor zijn ouders terug zijn”. Ze namen een groot net en namen het draakje gevangen. Maar het draakje wou helemaal niet weg. Het wou bij zijn moeder blijven. Maar de mannen waren te sterk, hoe hevig het draakje zich ook verzette. De mannen namen het draakje op en gingen weer op weg naar het circus. Het draakje deed het enige wat het nog kon, op zijn moeder roepen. In de verte hoorden ze een luide brul terug. De uitbater en zijn medewerkers hadden nog nooit zo een kwade brul gehoord. Hij was nog luider dan die van een tijger. “We moeten sneller gaan. De moeder is terug” zei een van de medewerkers. De anderen vonden dat ook en ze haasten zich naar het circus.
In het circus hield de uitbater het draakje in een kooi. Maar hij was veel te klein. Het draakje kon er zijn vleugels niet in strekken. Het enige wat hij nog kon bewegen was zijn hoofdje. Zo keek hij rond. Maar het enige wat hij zag, waren andere opgesloten dieren. Hij kon in hun ogen zien dat ze niet gelukkig waren. Sommigen waren zelfs zo mager dat hij hun ribben kon zien. Ze schrokken op van het geluid van een zweep. Dat was de uitbater die nieuwe dieren aan het trainen was. Het draakje legde zijn hoofdje neer. Hij wist wel wat zich te wachten stond. Er liep een traantje over zijn wang.
Maar voor de uitbater kon zijn geluk niet op. Zijn plan had gewerkt. De inkomsten waren weer gestegen en de mensen waren blij. Ze verveelden zich niet meer. En iedereen kwam weer naar het circus kijken.
Wat de uitbater echter niet wist, was dat de moederdraak aan een zoektocht bezig was. Een zoektocht naar haar welp. Haar kleine draakje dat brutaal ontvoerd was. Zwevend door de lucht ging ze ongehinderd door. Er waren ook weinig dieren die een draak durfden tegen te gaan. Af en toe liet ze een luide brul. Waarna ze weer luisterde naar een antwoord. Maar dat kwam er niet. Maar ze gaf de hoop niet op. Ze moest en zou haar welp weer vinden. Weer brulde ze. Maar in de verte zag ze het koninkrijk van de mensen. Een rijk dat dieren liever vermeden. De mensen deden namelijk alles voor hun eigen plezier. De moederdraak wist dat haar welp daar moest zijn.
De uitbater was intussen het kleine draakje aan het opleren. Hij wou hem door een brandende hoepel laten springen. Maar het draakje wist dat de hoepel te klein was. Hij was trouwens ook bang van vuur. De uitbater werd kwaad en sloeg met de zweep. Het draakje sloot zijn ogen. Hij wou weer bij zijn moeder zijn. Weg van die enge meneer.
Toen kwam de grote dag voor de uitbater. Hij ging het draakje een truc laten doen. De zaal zat overvol met nieuwsgierige mensen. “Dames en heren. Nog nooit hebben jullie dit gezien. Ik heb hier een draak. Maar wees niet bang, hij doet niemand kwaad” zei de uitbater. Hij liet het draakje halen. Een medewerker haalde het draakje uit zijn kooi en nam hem mee naar de zaal. Maar het draakje wou helemaal geen trucjes doen. Hij had schrik. Duizenden ogen stonden op hem gericht. Dat maakte hem zenuwachtig en bang. Hij wou hier weg. Weg uit deze drukte. Hij liet een klein schreeuwtje. Maar voor hem was dat luid. De mensen begonnen te klappen en te juichen. Maar dat maakte hem nog banger.
Maar plots scheurde de tent open. De tent werd helemaal weggeblazen. De mensen liepen in paniek weg. Maar de uitbater keek verbaast op. Daar zag hij de grote moederdraak staan. Ze was groot. Veel groter dan de circustent. Haar ogen waren gevuld met woede. Ze brulde luid. De uitbater had zo bang dat hij stond te bibberen op zijn benen. De moederdraak blies een klein vlammetje. Zo schoot de broek van de uitbater in vuur. Hij rende in paniek weg en sprong even verder in de drinkbak van de olifanten. De moederdraak deed de ketens van haar welp los. Het kleine draakje was heel erg blij. Hij had zijn moeder terug. Maar alvorens ze weer vertrokken, wou het draakje nog iets doen. Hij deed de kooien van de andere dieren open. Zo konden ze weer vrij naar hun eigen woonplaats gaan. Hierna vlogen het draakje en zijn moeder terug naar hun nest. Daar gingen ze tegen elkaar aan liggen. Het welpje had zijn vrijheid en zijn moeder terug. En de moederdraak was weer herenigd met haar welp.


Arko, het kleine draakje, en de circus uitbater.
Op een wereld hier niet zo ver vandaan, leefden verschillende wezens. Zo ook mensen. Zij leefden in een koninkrijk. Maar hun leven was nogal saai. Daarom hadden ze een circus. De uitbater had verschillende dieren zoals leeuwen, tijgers en olifanten. Deze liet hij trucjes doen. Dat vonden de mensen heel leuk. Maar ook dit werd na een tijdje saai en er kwamen steeds minder mensen naar het circus. De uitbater zag zijn inkomsten heel erg zakken. Na eens goed na gedacht te hebben, besloot hij dat hij iets nieuws moest hebben. Zo ging hij met een paar medewerkers op stap. Ze wisten dat er nog vreemde wezens op het land leefden. Maar ze moesten iets spectaculair hebben. Iets dat een tijdje leuk bleef. Zo kwamen ze, na een tijdje stappen, in de bergen terecht. De mensen hadden hier altijd bang van gehad. Het was immers het thuisland van de draken. Maar dat was nou net wat de uitbater wou. Een draak. Ze klommen hoger op de berg. Tot hij bij een groot nest kwam. Het was wel net zo groot als zijn huis. Midden in dat nest zagen ze een klein draakje. Nou ja, klein, het was even groot als zijn grootste leeuw.
“Die nemen we mee” zei hij tegen de medewerkers “Snel, voor zijn ouders terug zijn”. Ze namen een groot net en namen het draakje gevangen. Maar het draakje wou helemaal niet weg. Het wou bij zijn moeder blijven. Maar de mannen waren te sterk, hoe hevig het draakje zich ook verzette. De mannen namen het draakje op en gingen weer op weg naar het circus. Het draakje deed het enige wat het nog kon, op zijn moeder roepen. In de verte hoorden ze een luide brul terug. De uitbater en zijn medewerkers hadden nog nooit zo een kwade brul gehoord. Hij was nog luider dan die van een tijger. “We moeten sneller gaan. De moeder is terug” zei een van de medewerkers. De anderen vonden dat ook en ze haasten zich naar het circus.
In het circus hield de uitbater het draakje in een kooi. Maar hij was veel te klein. Het draakje kon er zijn vleugels niet in strekken. Het enige wat hij nog kon bewegen was zijn hoofdje. Zo keek hij rond. Maar het enige wat hij zag, waren andere opgesloten dieren. Hij kon in hun ogen zien dat ze niet gelukkig waren. Sommigen waren zelfs zo mager dat hij hun ribben kon zien. Ze schrokken op van het geluid van een zweep. Dat was de uitbater die nieuwe dieren aan het trainen was. Het draakje legde zijn hoofdje neer. Hij wist wel wat zich te wachten stond. Er liep een traantje over zijn wang.
Maar voor de uitbater kon zijn geluk niet op. Zijn plan had gewerkt. De inkomsten waren weer gestegen en de mensen waren blij. Ze verveelden zich niet meer. En iedereen kwam weer naar het circus kijken.
Wat de uitbater echter niet wist, was dat de moederdraak aan een zoektocht bezig was. Een zoektocht naar haar welp. Haar kleine draakje dat brutaal ontvoerd was. Zwevend door de lucht ging ze ongehinderd door. Er waren ook weinig dieren die een draak durfden tegen te gaan. Af en toe liet ze een luide brul. Waarna ze weer luisterde naar een antwoord. Maar dat kwam er niet. Maar ze gaf de hoop niet op. Ze moest en zou haar welp weer vinden. Weer brulde ze. Maar in de verte zag ze het koninkrijk van de mensen. Een rijk dat dieren liever vermeden. De mensen deden namelijk alles voor hun eigen plezier. De moederdraak wist dat haar welp daar moest zijn.
De uitbater was intussen het kleine draakje aan het opleren. Hij wou hem door een brandende hoepel laten springen. Maar het draakje wist dat de hoepel te klein was. Hij was trouwens ook bang van vuur. De uitbater werd kwaad en sloeg met de zweep. Het draakje sloot zijn ogen. Hij wou weer bij zijn moeder zijn. Weg van die enge meneer.
Toen kwam de grote dag voor de uitbater. Hij ging het draakje een truc laten doen. De zaal zat overvol met nieuwsgierige mensen. “Dames en heren. Nog nooit hebben jullie dit gezien. Ik heb hier een draak. Maar wees niet bang, hij doet niemand kwaad” zei de uitbater. Hij liet het draakje halen. Een medewerker haalde het draakje uit zijn kooi en nam hem mee naar de zaal. Maar het draakje wou helemaal geen trucjes doen. Hij had schrik. Duizenden ogen stonden op hem gericht. Dat maakte hem zenuwachtig en bang. Hij wou hier weg. Weg uit deze drukte. Hij liet een klein schreeuwtje. Maar voor hem was dat luid. De mensen begonnen te klappen en te juichen. Maar dat maakte hem nog banger.
Maar plots scheurde de tent open. De tent werd helemaal weggeblazen. De mensen liepen in paniek weg. Maar de uitbater keek verbaast op. Daar zag hij de grote moederdraak staan. Ze was groot. Veel groter dan de circustent. Haar ogen waren gevuld met woede. Ze brulde luid. De uitbater had zo bang dat hij stond te bibberen op zijn benen. De moederdraak blies een klein vlammetje. Zo schoot de broek van de uitbater in vuur. Hij rende in paniek weg en sprong even verder in de drinkbak van de olifanten. De moederdraak deed de ketens van haar welp los. Het kleine draakje was heel erg blij. Hij had zijn moeder terug. Maar alvorens ze weer vertrokken, wou het draakje nog iets doen. Hij deed de kooien van de andere dieren open. Zo konden ze weer vrij naar hun eigen woonplaats gaan. Hierna vlogen het draakje en zijn moeder terug naar hun nest. Daar gingen ze tegen elkaar aan liggen. Het welpje had zijn vrijheid en zijn moeder terug. En de moederdraak was weer herenigd met haar welp.