Pagina 1 van 1

MonsterBusters

Geplaatst: 24 sep 2011 14:35
door superpowersam
Welkom bij mijn tweede verhaal (op dit forum dan ;) ). Ik hoop echt heel erg op reacties en ik zou het erg op prijs stellen om die te krijgen (niet dat ik wil zeuren ofzo, maar ik vind het prettig om te weten hoe anderen over mijn schrijfstijl denken).
Nou ja, enjoy!

PROLOOG
LURF’S NIEUWE BUIT

Marcel Hotel rende voor zijn leven. Hij sprong van rots naar rots. Zijn voeten raakten de grond amper, zo snel en paniekerig rende hij weg. Hij had maar één gedachte, en niets kon die verdringen:
Ik moet hier weg!
Iets achter Marcel liep een monsterlijk wezen. Alhoewel hij met zijn ongelofelijk gespierde lijf, slijmerige mond vol slechte tanden en varkensneus nogal log leek, bewoog het zich met een verbazingwekkende snelheid voort. Het wezen heette Lurf en was berucht over heel Monstrumius, een bosrijk koninkrijk dat geteisterd werd door monsters.
Marcel besloot dat dit rennen zo niet langer kon en hij trok zijn favoriete, van zijn oma gekregen zwaard.
Lurf stormde met volle vaart op hem af en sloeg met zijn klauwen, maar Marcel pareerde met zijn zwaard. Lurf probeerde nog een keer aan te vallen, maar Marcel was hem voor en hij hakte een oor van het monster af.
Lurf brulde van de pijn en haalde opnieuw uit. Dit keer was Marcel niet snel genoeg en hij liet zijn zwaard recht op zijn voet vallen.
Terwijl Marcel opzij rolde om zijn zwaard te pakken, zag Lurf zijn kans en hij greep Marcel vast bij zijn voeten.
‘Wat - nee! ACHTERLIJK ROTBEEST!’ krijste Marcel in paniek. Maar het was te laat. Lurf beet in zijn voet en door de verdovende werking van het slijm in de mond van het beest, viel Marcel slap neer.

Re: MonsterBusters

Geplaatst: 25 sep 2011 20:32
door superpowersam
Klopt, Pan is van nature een goede god, maar ik wou iets met geiten hebben ;)

--------------------------------------------------------------------------------------------------------

Hoofdstuk 1
Frank de barman

De man reed om middernacht in het dal. Hij was omringd door bos en berg, en aan de onderkant van het dal was een grote stenen cirkel gelegd.
De man was, aan zijn gezicht te zien, behoorlijk bang. Hij had scherpe gelaatstrekken en zandkleurig haar. Hij had op zich best knap kunnen zijn, ware het niet dat zijn ogen ontbraken. Op de plek van zijn ogen zaten twee glazen bollen met kolkende mist erin. Hij had kleren aan die zo zwart waren als de nacht en zijn paard was ook zwart. Deze man was een en al duisternis.
De man reed door naar de stenen cirkel. Daar stopte hij.
Hij stapte van zijn paard, plofte op de grond en stapte naar het midden van de cirkel. Daar haalde hij diep adem. Hij sloot zijn ogen.
‘Pan, dierlijkste der goden, herrijs en dien de koning der demonen, Malum. Ik bied mijn lichaam aan’ – hij slikte een brok in zijn keel weg – ‘als woonplaats.’
De man pakte een grote gele steen en legde die in een gat dat in het midden van de stenen cirkel lag. Onmiddellijk begon de grond te trillen. Het steen werd gloeiend heet en de laarzen van de man smolten weg, maar hij verroerde zich niet. De steen smolt weg en onthulde een kooi in de grond. De kooi klapte open en een groene geest herrees eruit. Het was niet meer dan een groene zweem, maar je kon de macht en de boosaardigheid voelen die erin lag. De man opende zijn mond en de geest vloog naar binnen.
Onmiddellijk plopten de glazen bollen uit de ogen van de man. Ze kletterden op de grond en werden vervangen door twee boosaardige gele ogen. Met een luid krakend geluid groeiden er twee gigantische horens uit zijn hoofd. Zijn benen en voeten scheurden uit elkaar en vrijwel meteen kwamen bokkenpoten tevoorschijn.
Hij grijnsde en zijn scherpe nieuwe tanden werden zichtbaar.
‘Laten we op zoek gaan naar wat vers vlees.’ De grote natuurgod Pan draaide zich om en liep weg in de duisternis, een hinnikend zwart paard en een gele steen achterlatend.

Op een prachtige berghelling, omringd door bossen en rivieren, lag het kleine dorpje St. Kurk. Het dorpje bestond uit een café, woonhuizen en een grote kerk. De bewoners kenden elkaar goed en ruilden samen eten, dat ze zelf verbouwden in hun moestuintjes. Geld en winkels kende dit dorp niet. Het was een vredig bestaan. Het enige wat een beetje op een winkel leek was het café. Als je zelf eten en spullen aan de barman gaf, gaf hij je een glas bier of chocolademelk.
Ja, de bewoners van dat kleine dorpje hadden het goed. Veel beter dan de personen in de grote stad, die keihard moesten werken voor een hongerloontje. De mensen in dit kleine dorp hadden alle vrijheid van de wereld. Ze konden wandelen wanneer ze wilden, zwemmen wanneer ze wilden en werken wanneer ze wilden. Ook de barman en de dominee gingen aan het werk wanneer ze daar zin in hadden.
De barman heette Frank. Frank was een jaar of veertig en was zielsgelukkig in St. Kurk. Hij was er geboren en getogen, en wist niet anders of hij moest zijn eigen eten verbouwen. Toch had Frank nog de meeste contacten met de mensen in de grote stad, omdat zijn zelfgemaakte bier over heel Monstrumius geliefd was.
Natuurlijk had Frank niet alleen maar alles voor elkaar. Hij was ook de bewaker van het dorp. Want ook St. Kurk werd door monsters geteisterd. Elke keer dat er melding werd gedaan van een monster, werd Frank er door de burgemeester op uit gestuurd.
Maar niemand, Frank niet, de burgemeester niet, alle bewoners niet, wist dat er aan dat bestaan snel een eind zou komen.
Het begon allemaal toen de eerste posters gesignaleerd werden. Op de posters stond een foto van Marcel Hotel, met het bericht dat hij vermist werd. Dit was de precieze tekst:

VERMIST
Marcel Hotel, 24 jaar. Vermoedelijk ontvoerd door Lurf, maar aan de voetstappen te zien en het ontbreken van bloedsporen nog in leven. Als u Marcel Hotel heeft gezien, breng hem dan alstublieft terug naar huis.

De posters waren in het hele land opgehangen. Toen ze voor het eerst gezien werden, dromden de mensen van St. Kurk er opgewonden omheen. Zo veel berichten kregen ze anders nooit van de buitenwereld.
‘Waar zou die jongen heen zijn?’ vroeg een oude, dikke, kleine vrouw met een soeplepel in haar hand verbaasd.
‘Dat is ‘t ‘m juist, oma,’ zei een jonger meisje. ‘Dat weet niemand.’
‘Stom,’ zei de oude vrouw. Ze liep naar haar huis, opende de houten deur en liep naar binnen. Even later dreven de geuren van een stoofpot naar buiten. Het rook erg lekker.
‘Oh! Oma maakt tomatenstoofpot! Lekker!’ Het meisje stapte het huis binnen en langzaam liep het dorpsplein leeg. De enige die bleef staan, was Frank. Hij was aan de grond genageld. Marcel Hotel was een oude vriend van hem.
Hij was ook geboren in St. Kurk en ze waren samen opgegroeid. Uiteindelijk waren ze allebei hun eigen weg gegaan. Frank had Marcel al minstens tien jaar niet meer gezien, maar toch voelde hij een steek in zijn zij. Hij voelde altijd een steek in zijn zij als hij geschokt was of verdriet had.
Terwijl hij terug strompelde naar zijn café besloot hij iets. Hij zou zijn vredige routineleventje achter zich laten. Hij zou op zoek gaan naar Marcel. Hij zou zijn vriend redden. Het enige probleem was dat hij niet wist wat er buiten op hem wachtte. Natuurlijk, hij kende vrij veel monstersoorten en de grootste steden, maar verder?
Binnen hing hij een bordje met ‘gesloten’ voor het café, liep naar de achterkant en duwde de deur open die naar zijn privévertrekken leidde.
Langzaam liep hij naar de lade en haalde daar een aantal foldertjes uit. Ze waren minstens twintig jaar oud en hij hoopte dat de detectivebureaus die ze bevatten nog bestonden. Hij keek. De dichtstbijzijnste stad was Lucrum, de stad van het plezier, de feesten, de kermissen en casino’s. Frank had niet veel zin om daarheen te gaan, het contrast zou wel erg groot zijn – hij uit zo’n klein dorpje in een bruisende stad vol dronken mannen die feestvierden.
Maar er zat niets anders op. Hij keek in het foldertje. Twee detectivebureaus, privédetective Victor en detectivebedrijf Blutz.
Hij legde de foldertjes terug in de lade en keek op zijn horloge. Vijf uur. Tijd om het café weer te openen.
Hij verving het bordje gesloten door het bordje ‘open’.
Niet lang daarna kwam de burgemeester binnen.
‘Hé Frank, ik heb hier een lekkere rode kool. Wil je me daar een biertje voor geven?’ De burgemeester, een dikke, papperige man, liep naar een tafeltje bij het raam en perste zich op de stoel.
‘Eerlijk gezegd, meneer de burgemeester,’ zei Frank zacht, ‘hoef ik niks. Het enige wat ik wil is een gunst.’
‘Oh! Wat dan?’
Frank ging naast de burgemeester zitten. ‘Ik zou graag mijn paard willen hebben,’ zei Frank. ‘Ja, het paard dat ik normaal alleen gebruik voor een monsterjacht,’ voegde hij eraan toe toen hij de burgemeester zag sputteren.
‘Maar – waarom?’
‘Omdat ik er dringend even tussenuit moet. U moet ook een vervanger-monsterjager voor het dorp zoeken, maar ik vertrouw erop dat u dat kunt.’
‘Maar – maar –’ sputterde de burgemeester.
Frank keek hem aan.
‘Oké, oké! Je mag je paard meenemen, en je zwaard ook!’ Frank liep grijnzend naar de bar om een biertje te pakken. Hij kon heel veel mensen met een blik overhalen.
‘Dankuwel.’
Morgen zou hij vertrekken.

De eerste stralen van de zon kietelden de mensen van St. Kurk wakker. Alle mensen, behalve Frank. Die had al ontbeten en maakte zich klaar om weg te gaan. Hij had een knapzak ingepakt met wat eten en een tandenborstel. Frank sloot de deur van het café en ging op weg naar de stallen. Daar haalde hij zijn paard, een bruin beest genaamd Dolk, van stal. Voor hij de laan uit reed, keek hij nog een keer om naar St. Kurk. Het dorpje lag er ogenschijnlijk vredig bij in het ochtendlicht.
Maar dit was het einde van de vrede. De hel ging beginnen. De grote natuurgod Pan was namelijk aangekomen, net terwijl Frank wegreed.

Re: MonsterBusters

Geplaatst: 27 sep 2011 18:16
door Mooonie
Hoi!

Ik heb net de eerste stukken van je verhaal gelezen. Ik vind het knap vind hoe je het uiterlijk van de personages beschrijft. Ik krijg echt een heel goed beeld van ze. Verder vind ik het een interessant verhaal om te lezen. Het spreekt me aan en ik vind je schrijfstijl fijn :)

Toch heb ik een paar tips. Je hoeft ze niet op te volgen, want volgens mij zijn de tips nogal subjectief ;)

Als je bij een nieuwe tijd of bij nieuwe personages begint, zou ik even duidelijker aangeven dat je een nieuwe alinea begint. Ik zou een regel overslaan i.p.v. op de volgende beginnen, want als de vorige alinea geëindigd is met een zin die de hele regel in beslag neemt, zie je de overgang naar de volgende alinea niet goed. Een regel overslaan maakt het dan duidelijker dat er een nieuw onderwerp begint dan overspringen naar de volgende regel.
Ik hoop dat het een beetje duidelijk is, want ik weet niet zo goed hoe ik het anders uit moet leggen ;)
Ik zou bij de volgende twee zinnen de regel ervoor wit laten:

- Op een prachtige berghelling, omringd door bossen en rivieren, lag het kleine dorpje St. Kurk.
- De eerste stralen van de zon kietelden de mensen van St. Kurk wakker.


Verder zou ik de tekst die op de posters staat (over Marcel Hotel) iets duidelijker aangeven. Bijvoorbeeld door de regel ervoor en de regel erna open te laten of door het dikgedrukt of cursief te maken.

Dat was het. Zoals ik al zei is het volgens mij een beetje een kwestie van wat je mooi vind. Als je het liever houdt zoals je het nu hebt leest het nog steeds lekker weg.

Ga vooral zo door! Want dit is een verhaal waar ik nog even geen genoeg van heb :)

Re: MonsterBusters

Geplaatst: 28 sep 2011 18:10
door superpowersam
Oh shit dat was een foutje xD In Word staat het namelijk wel gewoon cursief en met witregels. Ik zal het even aanpassen.
Bedankt voor je feedback! Doet me echt goed :)

Re: MonsterBusters

Geplaatst: 28 sep 2011 20:19
door -Maaike-
Heey!!

Naast dat het een leuk verhaal is om te lezen heb je ook een hele fijne schrijfstijl. Met hier en daar opmerkingen die me doen glunderen, zoals dat je beschrijft dat er in het café bier is maar ook chocomelk! Dat Oma het stom vindt als (ik neem aan) haar kleindochter zegt dat de jongen juist onvindbaar is. Heel erg vermakelijk! :D

Schrijf snel verder, je maakt me erg nieuwsgierig!

Groetjes Maaike

Re: MonsterBusters

Geplaatst: 09 okt 2011 09:05
door superpowersam
Woei, bedankt! :D Hier is het nieuwe hoofdstuk, ik hoop dat je dat ook wat vind.

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Hoofdstuk 2
Alles weg!

Pan dook tevoorschijn uit het bos. Er zaten aarde en bladeren door zijn zandkleurige haar, dat nu modderachtig bruin aan het worden was, en er zat gestold bloed op zijn huid. Hij had al twee herten verorberd, maar dat was niet genoeg. Hij had nog honger.
‘Eerst wat mens pakken, en dan op zoek naar Lurf. Die gluiperd moet, als het goed is, Marcel Hotel hebben, het essentiële onderdeel om Malum te laten herrijzen.’
En Pan nam een grote sprong met zijn bokkenpoten en belandde recht op het dorpsplein van St. Kurk.

Frank voelde zich afgepeigerd. Hij was nu al ruim een week onderweg en had zelden fatsoenlijk onderdak gehad. Hij had maar één keer in een boerderij kunnen logeren en snakte naar een goed bed. Gelukkig was Lucrum om de hoek.
Frank reed momenteel op een hoge berg, die in een spiraal omhoog liep en vervolgens ook weer in een spiraal omlaag liep. Daarbeneden lag de stad van het plezier. En de stad van de goede hotels.
Hij spoorde zijn uitgeputte paard aan tot een laatste sprintje en ze vlogen de hoek om en gingen in een spiraal weer omlaag. En daar beneden lag Lucrum.
De stad lag uitgestrekt over een grote vlakte en was zo’n ongelofelijke bom van kleuren dat Frank bijna blind werd. Overal lagen casino’s, hotels, cafés, kermissen en allemaal even kleurrijk. Flitsende lichten in alle kleuren van de regenboog en je kon het gelach vanaf deze hoogte horen.
Met nieuwe hoop daalde Frank af.
‘Kom op, Dolk! Sprinten!’
Het paard galoppeerde de berg af, in de richting van de stad. Ondertussen bedacht Frank dat er iets niet klopte. Lurf stond bekend om het meteen opeten van zijn prooi, met veel bloed. Waarom had Lurf Marcel niet opgegeten maar ontvoerd? Er klopte iets niet. Frank had het gevoel dat het allemaal ingewikkelder was dan hij dacht.
Uiteindelijk, na een uur of twee, kwamen Frank en zijn uitgeputte paard bij de poorten van Lucrum. Ze stonden wagenwijd open. Toen hij er door reed, zag hij dat er met grote letters ‘ALLE GASTEN ZIJN HIER WELKOM!’ op de poort was gekladderd.
Lucrum was een gigantische explosie van kabaal. Overal waren mensen en kermissen. Er was een reuzenrad, bergen casino’s, een Kop van Jut en minstens vijftig bomvolle cafés.
Naarmate Frank langer rondliep, op zoek naar een van de twee detectivebureaus, merkte hij dat het donker werd en Frank besefte dat hij onderdak moest zoeken. Er waren genoeg hotels, dat wel, maar was er ook één met een paardenstal? dacht Frank bij zichzelf. Vast wel.
Na lang zoeken vond hij er eentje, in een afgelegen wijk. Het zag er behoorlijk onguur uit, maar hij zag een bordje dat paarden in de stal konden, en dus was het goed genoeg. Hij zette zijn paard vast aan een paaltje en liep naar binnen.
Het was duidelijk dat hij in een heel ongure kroeg terecht was gekomen. Er brandde niet veel licht, maar het was loei druk. Vijf ongure mannen zaten te klaverjassen in een hoekje. Een dikke vent met een haak in plaats van een hand dronk een kroes bier. Twee dunne mannen waren in een potje aan het spugen. Een zeeman zat met een sigaar in zijn mond.
Frank liep naar de bar. Achter de bar stond, zonder twijfel, de raarste persoon die hij ooit gezien had.
Hij was graatmager en had een langwerpig, smal gezicht. Hij had een hele scherpe neus en dikke lippen. Zijn ogen lagen diep in zijn kassen en hij had een bos woeste krullen. Zijn handen waren schurftige, ronde dingen.
‘Wat kan ik voor u doen?’
Frank was te geboeid door het uiterlijk van de man om te reageren.
‘Hé, hallo!’
Frank reageerde niet en staarde door, met een peinzende uitdrukking op zijn gezicht.
‘IK VRAAG JE IETS!’
‘WAAH euh ja, dat klopt. Mag ik, eh, een kamer en onderdak voor mijn paard?’
‘Paard? Ik zie geen paard hoor.’
‘Wát zeg je me? Geen paard? Maar hij staat daar, voor het café!’
‘Nee hoor, ik zie niks.’
Frank spurtte naar buiten en zag inderdaad dat zijn paard weg was.
‘AAAGH!’ krijste Frank. ‘Die vervloekte rotstad! Met zijn stomme cafés, en zijn stomme casino’s, en zijn stomme dieven!’
Vloekend stapte hij het café weer binnen. Die arme Dolk. Hij probeerde de steken in zijn zij te negeren.
‘Eén kamer dan,’ bromde hij nors.
‘Alsjeblieft, dit is de sleutel. Heb je geld?’
‘Wat – oh nee! Shit!’
‘Je hebt geen geld?’ vroeg de waard met opgetrokken wenkbrauwen.
‘Eh nee… Hoe moet ik Marcel nu vinden!’
‘Excuseer?’ vroeg de waard. ‘U zoekt Marcel Hotel, klopt dat?’
‘Eh… ja, dat klopt.’
De waard sperde zijn ogen wijd open. ‘Maar – maar – ik wou ook al naar hem op zoek! Ik ben zijn broer!’
Frank viel flauw.

Pred Pedson werd wakker van een harde bonk. Hij rolde verdwaasd uit zijn bed en stond op. Pred strompelde naar zijn raam en schoof het gordijn opzij.
Het was het meest verschrikkelijke wat hij ooit gezien had. Midden op het dorpsplein stond een verwilderde man met donkerachtig haar dat vroeger zandkleurig was geweest. Er groeiden twee grote horens uit zijn haar en zijn ogen waren knalgeel en boosaardig. En waar zijn voeten en benen hoorden te zitten… zaten geitenhoeven.
Het monster straalde macht uit. Veel meer dan een normaal monster… dit was geen monster. Dit was een god.
‘O mijn God,’ zei Pred. ‘Alhoewel, dat is nu niet echt van toepassing.’
Hij zag de hongerige blik in de ogen van de god en besefte dat het vlees ging eten. Mensenvlees, waarschijnlijk. Pred had geen wapens, net als de andere mensen in St. Kurk (behalve Frank) had hij die niet nodig, maar hij móést gewoon íets doen. Dus pakte hij een groot keukenmes, gooide de deur open en rende het dorpsplein op.
De god keek op.
‘Ach kijk,’ zei hij met een boosaardige grijns, ‘de hapjes lopen vanzelf al naar me toe.’ Toen zag hij het mes in Preds trillende handen en hij begon te lachen.
‘Denk je nou echt dat je tegen míj op kan? Weet je wel wie ik ben?’
Het enige wat Pred kon zeggen was: ‘Nee, eigenlijk niet nee.’
Pred was een magere, maar sterke jongen van een jaar of twintig. Hij had krullend blond haar, knalgroene ogen en een zongebruinde huid. Er liep een lang litteken over zijn gezicht van de keer dat hij zichzelf per ongeluk gesneden had met een hakmes.
‘Ik ben de grote natuurgod Pan. Ik ben een van de machtigste wezens op deze aarde. De enige die machtiger is is de demon Malum. En die staat op het punt terug te keren.’ Hij grijnsde boosaardig. Toen gebaarde hij met zijn hand. Het steen van het dorpsplein spleet uiteen. De modder werd onthuld en overal groeiden bomen en planten. Binnen de kortste keren was het dorpsplein een woestenij. Toen begon het te regenen. De huizen begonnen te trillen. Sommigen zakten zelfs weg in de modder. Pred hoorde kinderen gillen en mannen verwoed schreeuwen, maar ze konden niet naar buiten door de woestenij. Pred probeerde zelf amper te bewegen door de doorns overal.
Sommige mensen waren zo wanhopig dat ze toch uit het raam sprongen. Ze vielen met klappen, gillen en schrammen door de doorns en bleven daar liggen. Pred bekeek een van de mannen wat beter. Het was de burgemeester. Pred keek recht vooruit en zag alleen maar bomen, met, heel vaag, de glinsterende gele ogen van Pan.
‘Dit was nog maar een voorproefje,’ zei de god van de natuur. Toen verdween hij in een groene waas, een gevallen man met zich meesleurend.
Onmiddellijk schoten de bomen terug. Ze schoten in de grond en alles verdween. Pred keek verdwaasd om zich heen. Overal lagen mensen, sommigen dood, sommigen alleen bewusteloos, en sommigen zagen alles wat er gebeurde. Vrijwel alle huizen rond wat vroeger het dorpsplein was geweest waren weggezakt, zodat er alleen maar een grote bruine open plek vol lichamen was met daarachter de rest van St. Kurk. Verbaasd kwamen de mensen in de overige huizen kijken wat er aan de hand was.
Pred voelde zich bang. Hij bedacht wat deze god allemaal kon doen en hij voelde zich misselijk worden. Hij moest hier een eind aan maken. Hij moest deze god verslaan. Hem terug stoppen in zijn gevangenis. Voor hij nog meer ravage kon aanrichten. Al die arme mensen in St. Kurk! En dan had hij het ook nog over een andere demon gehad, die nog krachtiger was dan hij. Dit moest eindigen.
Niet veel later reed Pred met een gestolen zwaard en paard St. Kurk uit. Klaar om Pan te stoppen.

‘Wakker worden! Wordt nou toch eens wakker!’ Verdwaasd opende Frank zijn ogen. Het laatste wat hij zich kon herinneren was dat hij flauw viel van verbazing. Hij keek op naar de persoon die hem wakker gemaakt had. Het was de waard.
‘B-ben jij echt Marcels broer?’
‘Is dat zo vreemd dan?’ bromde de waard nors. ‘Maar wat ik nou wilde zeggen was dat ik ook op zoek wou gaan naar Marcel.’
Frank keek in het rond. Hij lag in een kleine, simpel ingerichte hotelkamer. Hij lag op het bed, in de hoek stond een tafeltje met een stoel. Er was ook een nachtkastje en een deur die vermoedelijk naar de wc leidde, en dat was het wel zo’n beetje. En natuurlijk de deur die je gebruikte om de kamer uit te gaan.
‘En daarom kunnen we samen gaan.’ Frank keek weer naar de waard. ‘Ik heet Steven,’ zei de waard. ‘Ik heb al wat onderzoek gedaan en vermoedelijk is Marcel nog in leven en zit hij in het noorden.’
Dat was goed nieuws, bedacht Frank.
‘Oké, dat is goed,’ mompelde hij. Toen schoten de woorden van zijn moeder door zijn hoofd, woorden waarmee hij altijd gedrild werd: vertrouw nooit een vreemdeling. Maar dit was een noodgeval.
‘Mogen de goden met ons zijn,’ zei Steven zacht. ‘Nou, op naar Marcel!’ vervolgde hij een stuk harder.
‘De goden?’ vroeg Frank geïnteresseerd. ‘Zijn die er?’
‘Natuurlijk. Je hebt Pan, de machtigste, en Odin, en nog een aantal goden. Maar daar zal ik je onderweg over vertellen…’
En toen doken de twee mannen de nacht in en reden later met grote, sterke paarden en wat zwaarden en andere pijnlijke speeltjes op zak weg.

Re: MonsterBusters

Geplaatst: 09 okt 2011 14:10
door Mooonie
Goed werk! Het was het wachten waard.Ik vind het knap hoe je de gebeurtenis in St.Kurk zo goed weet te beschrijven. Ik zie precies voor me wat er gebeurt. Ga zo door, het is spannend!

Re: MonsterBusters

Geplaatst: 09 okt 2011 16:36
door Elfenring
PROLOOG
LURF’S NIEUWE BUIT
Hij had maar één gedachte, en niets kon die verdringen:
Ik moet hier weg!
Voor 'en' nooit een komma.
Iets achter Marcel liep een monsterlijk wezen.
Deze zin loopt niet lekker. Beter: Net achter Marcel liep een ontzagwekkend monsterlijk wezen.
Marcel besloot dat dit rennen zo niet langer kon en hij trok zijn favoriete, van zijn oma gekregen zwaard.
Deze zin is incompleet, waarom kon het rennen niet meer. Beter: Marcel voelde de stekende pijn in zijn zij opkomen. Dit hield hij niet langer vol! Marcel greep het zwaard dat hij van zijn oma had gekregen uit zijn foedraal, het glansde gevaarlijk. Marcel stopte met rennen en draaide zich om, zodat hij het wezen te weer kon staan.
Lurf stormde met volle vaart op hem af en sloeg met zijn klauwen, maar Marcel pareerde met zijn zwaard. Lurf probeerde nog een keer aan te vallen, maar Marcel was hem voor en hij hakte een oor van het monster af.
Lurf brulde van de pijn en haalde opnieuw uit. Dit keer was Marcel niet snel genoeg en hij liet zijn zwaard recht op zijn voet vallen.
Dit is eerder een beknopte beschrijving, daardoor breek je veel van de spanning af en dat is zonde. Beschrijf het beest ook meer, hoe ziet het eruit en hoe ziet Marcel eruit.
Beter: Lurf stormde met volle vaart op Marcel af en haalde uit met zijn klauwen. Marcel pareerde de uithalen met veel moeite met zijn zwaard. Marcel voelde de grote druk op zijn gewrichten. De kracht van het monster was enorm. Lurf haalde nog een keer uit, maar ditmaal was Marcel voorbereid en hakte hij één oor van lurf eraf. Bloed golfde uit de wond en liep in de harige vacht van het krijsende beest. Al Marcels haren rezen te berge en koude rillingen gingen over zijn rug. Vol woede haalde het beest nogmaals uit en dit keer was Marcel te traag om te reageren. Hij liet zijn zwaard uit zijn handen vallen en kwam hard op de grond terecht. Pijn schoot door zijn borst! Hij kroop naar zijn zwaard toe dat op enkele passen van hem af lag. Bij elke beweging voelde hij de stekende pijn van zijn ribben die klaarblijkelijk gebroken waren. Net toen hij bijna zijn zwaard had greep Lurf hem beet. Aan zijn voet werd hij weggetrokken van zijn enige hoop op overleving.
Lurf beet in zijn voet en door de verdovende werking van het slijm in de mond van het beest, viel Marcel slap neer.
Beter: Lurf beet in zijn voet, maar Marcel voelde er niks van door de verdovende werking van het slijm. De verdoving trok steeds verder Marcels lichaam binnen, uiteindelijk hing hij als een slappe lappenpop in de klauwen van het beest.

Zo zie je dat langere beschrijvingen het verhaal veel meer sfeer en stijl geven. De spanning wordt groter en je lezer gaat steeds meer op in het verhaal. Ik hoop dat je hier wat aan hebt. Succes met verder schrijven. Mogelijk lees ik later ook de andere stukken.

Groetjes, MIchael

Re: MonsterBusters

Geplaatst: 10 okt 2011 17:51
door superpowersam
Mooonie: Bedankt! :D Het zal je waarschijnlijk een plezier doen als ik zeg dat hoofdstuk 3 al vergevorderd is :D

Elfenring: Beschrijven is inderdaad nog wel een puntje waar ik aan moet werken. Bedankt voor je tips!

Re: MonsterBusters

Geplaatst: 10 okt 2011 19:21
door -Maaike-
Heey!

Jeej! Je hebt hier diezelfde humor laten terugkomen. Geweldig! :D En natuurlijk is het ook spannend, dat mag ik zeker niet vergeten! Wat goed dat je de gemene natuurgod Pan nog eens beschrijft. Nu weet ik weer hoe hij er uit zag.

Een paar feedbackpuntjes:
superpowersam schreef:En daar, beneden, lag Lucrum.
Ik zou hier beide komma's weghalen. Het is een heel kort zinnetje dus wat mij betreft niet nodig ;)
superpowersam schreef:Toen hij er door reed, zag hij dat er met grote verf ‘ALLE GASTEN ZIJN HIER WELKOM!’ op de poort was gekladderd.
Ik denk dat je hier een stukje vergeten bent bij: "grote verf" Waarschijnlijk bedoelde je iets als: "grote letters verf"
superpowersam schreef:Zijn ogen lagen diep in zijn kassen en hij had een woeste bos krullen.
Ik zou "woeste" en "bos" omdraaien, dan loopt de zin net iets lekkerder.
superpowersam schreef:De enige die machtiger was is de demon Malum.
Is deze demon machtiger of was hij het? Je mixt hier twee tijden en dat klinkt niet zo heel logisch :$
superpowersam schreef:Toen verdween hij in een groen waas,
Achter groen nog een extra E

Ik hoop dat je er iets aan hebt. Schrijf snel verder!

Groetjes Maaike

Re: MonsterBusters

Geplaatst: 10 okt 2011 19:43
door superpowersam
Bedankt dat je die foutjes aangegeven hebt, ik heb ze verbeterd! :D

Re: MonsterBusters

Geplaatst: 02 nov 2011 14:12
door superpowersam
En hier is, na een lange tijd, hoofdstuk 3. Ik hoop dat het in de smaak valt en ja, het is nogal abrupt afgebroken, maar anders werd het hoofdstuk echt veel te lang xD Oh ja: het hoofdstuk kan nogal gruwelijk zijn. Sorry daarvoor. :P

Hoofdstuk 3
De gestoorde vrouw en de dondergod

Marcel opende heel voorzichtig zijn ogen en merkte toen dat hij nog leefde – een klein wonder, als je opmerkte dat het om Lurf ging.
‘Wat is er gebeurt?’ vroeg hij zich hardop af. Lurf stond erom bekend zijn prooien op een razendsnelle en bloeddorstige wijze te verslinden en ze niet mee te nemen naar waar hij nu zat – een kleine, vochtige grot.
Overal lagen beenderen. Water drupte van het plafond en een paar chagrijnige vleermuizen probeerden te slapen, maar de grot was te klein om heel donker te zijn. Er was echter één ding dat ervoor zorgde dat Marcel niet de benen nam. En dat was Lurf, die als een soort bloeddorstig standbeeld voor de ingang stond. Doodstil, steeds heen en weer kijkend. De gevaarlijkste bewaker aller tijden.
Marcel wist dat hij nooit zou kunnen ontsnappen. Vroeg of laat zou Lurf en pakken en opeten… maar zou dat wel gebeuren? Had Lurf iets anders met hem in petto? Was Lurf eigenlijk maar een marionet van een véél gevaarlijker persoon?
Aan de bomen te zien waren ze in het westen van Monstrumius. Het westen werd als het gevaarlijkste deel beschouwd, met goden die het gebied als testgebied gebruikten en verschrikkelijk boosaardige monsters.
Toen klonk er een bloedstollende strijdkreet. Marcel kromp in elkaar, in de verwachting een monster te zien, maar het was een oude vrouw. Een oude vrouw met een krankzinnige blik in haar ogen en een groot, roestig kromzwaard.
‘JAAAAAARGH!’ Razendsnel sprong ze op Lurf af en sneed een oor van het monster af. Lurf jankte verrast, omdat hij nu zijn beide oren kwijt was.
De vrouw tolde om haar as en sprong razendsnel achteruit toen Lurf een uithaal naar haar deed. Marcel floot. Deze vrouw had skills. De vrouw pakte een grote steen op en smeet die tegen Lurfs schouder. Lurf was afgeleid, wat de vrouw de kans gaf om haar kromzwaard in de andere schouder te stoten.
Lurf krijste en nam de benen.
Marcel Hotel was sprakeloos. Het was geen enkel mens gelukt om Lurf op de vlucht te laten slaan, maar deze vrouw deed het in een minuutje! Dit moest de beste zwaardvechtster van Monstrumius zijn…
De vrouw richtte haar krankzinnige blik op Marcel en de blik verzachtte. Hij kon, nu ze stilstond, voor het eerst een goede blik op haar werpen.
Ze was minder oud dan hij eerst dacht, midden veertig. Haar haar was wel grijzig en ze had enkele diepe groeven en littekens in haar gezicht. De ogen van de vrouw stonden verwilderd en krankzinnig en ze grijnsde scheef. Haar lichaam was graatmager en ze droeg alleen maar lompen. Ze glimlachte naar hem en onthulde een rij tanden waarvan de ene helft aan het rotten was en de andere helft ontbrak.
‘Ik ben Dol,’ zei ze lispelend.
Marcel kon niet zeggen of dat haar naam was of dat het een constatering was dat ze dol was – het kon allebei.
‘Aangenaam,’ zei Marcel en hij stond op. Zijn spieren waren stijf.
Dol stak een gehavende hand uit. Marcel schudde hem en wenste meteen dat hij dat niet gedaan had. De hand voelde bloedheet en ze had een ijzeren greep.
‘Ik denk dat ik je gered heb,’ zei Dol. ‘Al heb ik dit monster nooit eerder in de buurt gezien. Kom mee, dan kan ik naar je been kijken.’
‘Dat valt best wel mee, hoor,’ begon Marcel, maar zodra hij liep vlogen de pijnscheuten door zijn been en viel hij op de grond.
‘Niet dus,’ mompelde Dol en ze tilde hem op. Nou voelde Marcel er niet veel voor om ondersteunt te worden door een vrouw die duidelijk knettergek was, maar nood breekt wet.
En zo liep het vreemde duo het bos in.

Frank en Steven liepen door een schitterend dal. De paarden waren moe geworden, dus moesten ze wel afstijgen en gewoon op looppas lopen.
‘Nou,’ begon Frank, ‘vertel me nog eens wat over die goden?’
‘De goden… tja… ze zijn er nog wel,’ legde Steven uit, ‘maar ze hebben lang niet zoveel macht meer als vroeger. Er zijn sowieso maar een aantal goden die Monstrumius goed gezind zijn, zoals Quetzalcoatl, Odin, Prometheus, Gilgamesj… verder nog een stuk of zes. De rest is alleen maar uit op destructie en zijn lang geleden opgesloten.’
‘Is er dan geen oppergod die hen in toom kon houden?’
Steven lachte op een schelle en bijna enge manier. ‘Natuurlijk niet. Alle goden zijn bijzonder aan elkaar gewaagd, al is Pan de machtigste. Met een oppergod zou de chaos alleen maar groter worden. Maar het komt er dus op neer dat alle andere goden de wereld zo aan het verzieken waren dat ze allemaal opgesloten en geketend zijn. De rest probeerde het nog te redden, maar er waren al zo veel monsters en verschrikkelijke omgevingen dat de mensen het zelf op mochten lossen.’ Hij klonk een beetje verbitterd, alsof hij er zelf bij was geweest toen.
‘Is dat niet wat asociaal?’ vroeg Frank met een opgetrokken wenkbrauw.
Op dat moment klonk een keiharde donderslag. Pikzwarte wolken pakten zich samen boven de hoofden van de twee mannen en er klonk een harde krijs. Toen schoten er twee gigantische raven op de grond af. En op een van die raven zat… een man.
Hij was minstens twee meter, had donker haar en één oog met de kleur van donderwolken. Waar het andere oog moest zijn zat een ooglapje.
Frank was sprakeloos. Hij wist amper vijf minuten van het bestaan van goden en hij kwam er al eentje tegen!
De raven landden op de grond en de man sprong van ze af. Steven boog, maar Frank bleef gewoon staan.
De man trok zijn wenkbrauwen op en zei toen: ‘Nee, dat was niet asociaal van ons. Kijk naar deze wereld met al die monsters, hij is vreselijk verpest.
Odin, aangenaam.’ Odin stak een hand uit waar knetterende vlammetjes vanaf sloegen. Frank pakte hem aan, maar het deed geen pijn.
Odin keek naar Steven. ‘Sta eens op, de tijd van buigen en beleefd zijn is voorbij! Ik weet alles wat er aan de hand is, dingen die jullie nog niet weten. Ik heb jullie vanuit Lucrum al gevolgd, en nu ben ik naar beneden gekomen om jullie te helpen.’
Odin aaide zijn raven. ‘Dit zijn Huginn en Muninn, mijn raven. Zij verkennen voor mij en geven me informatie.’
‘Frank, aangenaam,’ zei Frank een beetje weifelend tegen de twee raven. Je stelde je niet elke dag voor aan twee reusachtige, heilige raven. Steven keek ze alleen maar aan en zei toen koeltjes: ‘Steven.’
‘Het blijkt dus dat Marcel Hotel niet is ontvoerd door Lurf om opgegeten te worden, maar om te dienen als lichaam voor het machtigste wezen van Monstrumius – de demon Malum,’ zei Odin gespannen. ‘Als Malum herrijst, zal de wereld chaos worden. Alle nu nog opgesloten boosaardige goden – Loki, Hekate – zullen weer vrijgelaten worden.’
‘Maar niemand heeft de kracht hem te laten herrijzen,’ zei Steven met opgetrokken wenkbrauwen. ‘Alleen Pan heeft daar de macht en kennis voor.’
‘En dat is ‘t ‘m juist,’ zei Odin grimmig. ‘Pan is bevrijd uit zijn ketenen en is van plan om Malum te laten herrijzen. En dat, deze hele kwestie, is de waarheid achter Marcel Hotels ontvoering. Als alles goed zou gaan, zou Lurf Marcel aan Pan overhandigen en zouden ze samen, met hun andere handlangers, Malum’s geest in Marcels lichaam lokken. En dat zou het einde van de wereld betekenen.’
‘Verschrikkelijk,’ mompelde Frank.
‘Er is ook goed nieuws,’ zei Odin. ‘Marcel is bevrijd.’

Quetzalcoatl, de gevederde slang, zat verveeld wat in de wolken naar beneden te staren. Hij verveelde zich elke dag. Hij was al honderden jaren naar beneden aan het staren, niks te doen, niks te zien, altijd hetzelfde. Nooit wat variatie. Maar ja, wat kon hij er aan doen? De wereld onder hem was verminkt en kon niet meer geholpen worden. Het enige waar hij in principe nog voor kon zorgen, was dat het niet nog slechter werd. Maar duistere machten die terugkeerden? Dat gebeurde zelden.
Dus staarde hij honderden jaren lang naar beneden, terwijl zijn zicht steeds beter getraind werd en hij steeds meer details kon onderscheiden.
Opeens sperden Quetzalcoatl ’s ogen zich open. Was dat – was dat Pan, dat groene waas? Hij kneep zijn ogen tot spleetjes en keek wat beter. Ja, het was Pan. Helaas had hij de macht niet om hem tegen te houden, dus hij kon hem alleen maar volgen en voor wat obstakels zorgen – wat was dat nou weer? Er kwam nog iets langs, een vermoeid uitziende, twintigjarige jongen op een nog vermoeider paard. Hij zag dat hij een zwaard vasthield, maar dat het hem moeite kostte het vast te houden door het gewicht dat een gemiddeld zwaard heeft.
Dit was niet te geloven. Was iemand werkelijk zo moedig – of dwaas – dat hij probeerde Pan te bestrijden?
Grijnzend keek Quetzalcoatl naar beneden. Verzet, ja, waarom niet? Pan is één keer eerder verslagen. Waarom kon de jongen daarbeneden niet in zijn voetsporen treden?
Toen – als een donderslag – trof het besef hem dat hij een lafaard was. Quetzalcoatl was een vuile stinkende lafaard. Hoe had hij het zover kunnen laten komen dat Pan herrees? HOE HAD HIJ HET ZOVER KUNNEN LATEN KOMEN DAT ZELFS EEN GEWOON MENS DAPPERDER WAS DAN HIJ? Quetzalcoatl was woedend op zichzelf. Golven van woede trokken door hem heen toen hij besefte hoe verschrikkelijk laf hij was. Toen de goden het opgaven was hij gewoon in de wolken getrokken en had niks meer gedaan! HIJ! DE INCAGOD, DE GEVEDERDE SLANG! Hij schreeuwde het uit van woede en spreidde zijn armen. Gigantische vleugels groeiden vast aan zijn oksels en een glanzende wapenuitrusting verscheen om zijn lijf. Hij droeg een gigantisch zwaard met een schitterend, met juwelen ingelegd gevest.
Quetzalcoatl dook naar de grond. Van de lafaard was niks meer over – het was tijd dat de gevederde slang in hem het overnam.

Marcel kon zich niet herinneren wanneer hij bewusteloos was geraakt. Hij kon zich alleen het moment herinneren dat hij weer bijkwam, en dat was op een open plek in een gigantisch, uitgestrekt dennenbos. In het midden van de open plek brandde een vuurtje. Er stond ook een tafel, met het lijk van een of ander wezen erop. Het stonk verschrikkelijk naar rottend vlees, vliegen aten zich vol aan het lijk en het was half aan het ontbinden – het krioelde van de maden. Marcel had het gevoel dat hij ging overgeven.
‘Ah mooi, je bent bijgekomen.’ Dol kwam aanlopen. ‘En net op tijd, het is etenstijd.’ Ze pakte haar zwaard en sneed onbeheerst een stuk vlees van het lijk af. Ze pakte het op en reikte het Marcel aan. ‘Hier, eten.’
Marcel keek scheel van de stank en kokhalsde. Hij pakte het stuk vlees aan. Er krioelden maden in rond, zijn vingers doorboorden het vlees als een mes door boter. De stank was afschuwelijk en een made begon nu ook aan hem te knabbelen.
Razendsnel schudde Marcel het stuk vlees van hem af.
‘Sorry, maar dit ga ik ECHT niet eten!’ krijste hij.
‘Oh jawel,’ zei Dol grimmig en de krankzinnige, verwilderde blik in haar ogen lichtte op. ‘Desnoods moet ik je voeren!’ Ze pakte het vlees op en propte het in zijn mond.
De smaak was verschrikkelijk, nog erger dan dat het stonk.
Het smaakte naar rotte eieren, met een sausje van nog meer rotte eieren, het was verschrikkelijk ranzig. Maar Marcel was dapper en at kokhalzend door. Hij voelde maden in zijn mond krioelen, beet ze dood, en hield het toen niet langer meer vol. Hij gaf over.
Het braaksel belandde op Dols blote voeten, maar ze gaf niet op. Ze schraapte het met haar blote handen bij elkaar en propte het in zijn mond.
Kokhalzend, spugend, krabbend en bijtend rolden ze over de grond – Marcel in een poging om het vlees – althans, wat daar nog van over was - buiten te houden en Dol in een poging het in zijn mond te proppen.
Dol overmeesterde Marcel, maar in plaats van het vlees in zijn mond te stoppen, gromde ze: ‘Weet je, ik ben jou helemaal zat. Het wordt tijd dat jij míjn eten wordt.’
En ze pakte Marcel vast en stopte hem in een kooi. De kooi was zo klein dat hij met zijn knieën opgetrokken moest zitten en amper kon bewegen.
‘Morgen ben je vast al goed aan het rijpen. Dan haal ik je eruit en kook ik je. Dat wordt smullen!’

Pred voelde zich uitgeput. Hij wist dat zijn paard deze achtervolging ook niet langer meer vol kon houden en stond op het punt om het op te geven. Pan won. Jammer genoeg.
Toen stopte een grijze waas op zijn hoogte. Pred trok een wenkbrauw op. Wat was dit nou weer? Weer een of andere god?
De waas begon vorm aan te nemen. Vaag zag hij het glimlachende gezicht van een oude man.
Er klonk een stem in zijn hoofd.
‘Ik kom je helpen.’

Re: MonsterBusters

Geplaatst: 08 nov 2011 19:56
door Mooonie
Hee! Ik heb het nieuwste stuk gelezen en vind het echt super! De een na laatste alinea is een beetje ranzig, maar daar had je voor gewaarschuwd ;) Ik ben benieuwd wat het verhaal van die rare vrouw is (en wat ze is).
Schrijf snel verder aub!! haha, grapje hoor, alleen schrijven als je zin en tijd hebt :)

Re: MonsterBusters

Geplaatst: 08 nov 2011 21:24
door -Maaike-
Heey!

Je verhaal blijft echt heel boeiend om te lezen! Zelfs dat gore stuk met die mevrouw die mensen eet.. :P
Wat betreft je abrupte einde, het maakt niet uit als een hoofdstuk lang is ;) Alleen zou ik hier op het forum, wat kortere stukken plaatsen. Verdeel het hoodfstuk over een paar dagen en eindig iedere keer op een spannend moment om je lezers aan je lippen te houden :D

Een paar feedback puntjes:
superpowersam schreef: ‘Wat is er gebeurt?’ vroeg hij zich hardop af.
Volgens mij moet 'gebeurt' met een D zijn, omdat het een voltooid deelwoord is.
superpowersam schreef:Doodstil, steeds heen en weer kijkend. De gevaarlijkste bewaker aller tijden.
Als iets 'doodstil' staat, beweegt het niet. Dus misschien kun je in plaats van 'steeds heen en weer kijkend' iets zeggen als 'Doodstil, maar toch hield hij alles nauwlettend in de gaten' ?
superpowersam schreef:Vroeg of laat zou Lurf en pakken en opeten…
De eerste 'en' veranderen in 'hem' ;)

Je gebruikt heel vaak het woord krankzinnig om die dame te omschrijven, misschien kun je er een synoniem voor vinden? Want op een gegeven moment ga ik over dat woordje struikelen :$
superpowersam schreef: En op een van die raven zat… een man.
Ik vind dit een hele mooie beschrijving om aan te geven hoe groot die raven wel niet moeten zijn! :D
superpowersam schreef:Was dat – was dat Pan, dat groene waas?
Ik zou 'die groene waas' schrijven.

Ik hoop dat je er iets aan hebt :) Ga vooral door met het verhaal :D

Groetjes Maaike

Re: MonsterBusters

Geplaatst: 09 nov 2011 15:42
door superpowersam
Bedankt voor jullie reacties! :D Ik zal proberen zo snel mogelijk verder te schrijven, maar ik ben momenteel ook nog bezig met een ander iets ^^ Twee - nee, drie - andere ietsen zelfs o.O

@Mooonie: Ik vroeg me af of het niet te ranzig was om te kunnen posten... Is het niet té ranzig?
@-Maaike-: Ik zal de foutjes zo snel mogelijk proberen te verbeteren. :)

Re: MonsterBusters

Geplaatst: 09 nov 2011 18:23
door Mooonie
superpowersam schreef:Bedankt voor jullie reacties! :D Ik zal proberen zo snel mogelijk verder te schrijven, maar ik ben momenteel ook nog bezig met een ander iets ^^ Twee - nee, drie - andere ietsen zelfs o.O

@Mooonie: Ik vroeg me af of het niet te ranzig was om te kunnen posten... Is het niet té ranzig?
@-Maaike-: Ik zal de foutjes zo snel mogelijk proberen te verbeteren. :)
Haha, nee hoor, niet te ranzig ;) Het heeft wel wat. Het laat duidelijk zien hoe vreemd die vrouw wel niet is.

Re: MonsterBusters

Geplaatst: 09 mei 2012 17:34
door superpowersam
Ja, het verhaal leeft nog :D Wel een beetje heel erg te laat, maar ik hoop dat jullie dit verhaal nog niet vergeten zijn. En ja, het is een kort hoofdstuk.
Dit is een oud Monstrumiaans masker: http://farm3.static.flickr.com/2613/390 ... afdb02.jpg
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Hoofdstuk 4
Het zal de blijdschap wel geweest zijn


Pred staarde naar het gezicht. Onmiddellijk vloeide er nieuwe kracht door hem heen. Hij voelde zich sterker en zelfverzekerder, en het zwaard lag niet zo zwaar meer in zijn handen. Zijn paard ging twee keer zo snel dan normaal, ondertussen uitbundig hinnikend.
Met een recordvaart vloog Pred door de bossen, tot hij op gelijke hoogte was met Pan. Hij keek naar het gezicht van Pan, dat nog net zichtbaar was, en zag de stijgende verbazing op het gezicht van de god.
Pred grijnsde en de adrenaline vloog door hem heen. Hij focuste zich op Pan, hief het zwaard en doorkliefde zijn rug met een verrassend gemak.
Onmiddellijk stopte de groene waas met vliegen. Pan was midden in de modder gevallen en hief woedend zijn hoofd omhoog. Pred stopte onmiddellijk zijn paard en sprong er van af. De grijze waas stopte ook en nam de gedaante aan van een man met alleen een bovenlichaam – de rest was een slangenlijf met kleurige veren. Hij droeg een glanzende wapenuitrusting en had een schitterend, met juwelen ingelegd zwaard vast. Zijn gezicht zag er grauw, vermoeid maar ook wijs uit. Om de een of andere reden wist Pred dat hij de man – ondanks zijn afschrikwekkende uiterlijk – kon vertrouwen.
‘Quetzalcoatl,’ gromde Pan. ‘Dus de lafaard is eindelijk weer boven gekomen?’
‘Ik ben geen lafaard meer,’ zei de man die blijkbaar Quetzalcoatl heette.
Pan begon te grijnzen. Het gegrijns ging over in gelach, krankzinnig boosaardig gelach dat Pred rillingen van angst bezorgde. Hij viel achterover, gevangen in het geluid van het krankzinnige gelach. Hij sloot zijn ogen in doodsangst en bedacht dat dit het einde was.
Plotseling hield het gelach op. Preds hoofd werd weer helder en hij opende zijn ogen. Hij wilde nooit meer zoiets meemaken.
Hij keek om en zag dat Pan opgestaan was. Quetzalcoatl stormde met geheven zwaard op hem af, maar Pan sloeg hem weg met één arm. De gevederde slang stortte neer op de grond. Pan tilde hem op en schopte hem keihard weg. Quetzalcoatl vloog in een perfecte boog metershoog de lucht in en verdween voorbij het bos.
‘Daar zijn we ook vanaf.’ Pan grijnsde en richtte zich tot Pred, maar die was al geen dreiging meer. De betovering van Quetzalcoatl was verbroken en hij was kreunend ineen gezakt. Al zijn lichaamsdelen brandden en het zwaard viel kletterend op de grond.
‘Jongen, jij bent uitzonderlijk… en dat komt niet alleen door onze vriend Quetzalcoatl. Maar een aantal mensen zijn er in geslaagd mij überhaupt te raken met een zwaard… maar voorlopig ben je niet gevaarlijk meer. Wees verstandig en zoek me niet meer op. Vaarwel.’
Pan knipte met zijn vingers en er schoten sterke groene ranken uit de grond, die hem vastbonden aan de grond.
‘De ranken zullen steeds strakker komen te zitten. Je mag nog gelukkig zijn als iemand je kan redden…’ Toen verdween Pan in dezelfde groene waas.
Pred voelde een intens verdriet om Quetzalcoatl, ook al kende hij hem amper. De gevederde slang had wel zijn leven gered.

Pan was klaar voor het volgende onderdeel van zijn plan. Hij vloog door de bossen en stopte bij een ruime, duistere grot. Er kwam een vaag, zacht gekreun uit. Zonder aarzelen stapte hij het donker in. Naarmate hij verder de duisternis in liep, werd het vage gekreun dat hij hoorde sterker. Uiteindelijk kwam een verweerde, houten deur tegen. Hij zat onder de krassen en was helemaal vermolmd. Pan keek ernaar en nam niet eens de moeite de deur nog open te doen: hij trapte hem gewoon in. Met een spectaculair geluid versplinterde het hout en zakte de deur ineen.
Pan stapte een lange gang in, die verlicht werd door fakkels. Het gekreun was hier nog harder, maar het klonk anders: hoopvol, verbaasd. Een stukje verder mondde de gang uit in een grot, en daar lag een verschrikkelijk wezen op een soort houten tafel. Hij was vastgebonden aan darmachtige touwen en droeg gescheurde lompen. Het wezen was minstens twee meter lang en zijn gezicht leek wel op een oud Monstrumiaans masker. Het was de god Loki, de afschuwelijke god van het vuur.
Loki richtte zijn krankzinnige ogen smekend op Pan. Pan glimlachte boosaardig en knipte toen met zijn vingers. De touwen knapten. De tafel brak eveneens doormidden.
Loki lag hijgend op de grond. Hij keek naar Pan, mompelde iets en raakte toen bewusteloos.
Pan tilde de boosaardige god op en sprintte ermee weg.

‘Bevrijd? Dat komt goed uit,’ zei Frank. Hij keek naar Steven, maar zijn gezicht was asgrauw geworden. ‘Wat is er?’ vroeg hij.
‘Ik – ik ben gewoon blij dat hij bevrijd is. Dat is het.’
Odin leek zich er niks van aan te trekken en ging verder: ‘Huginn en Muninn hebben het land verkend en ontdekten dat Marcel bevrijd is door een vrouw. Ze lopen westwaarts, dus jullie moeten deze koers aanhouden.’
Steven keek nu enorm verbaasd, alsof hij dit absoluut niet had verwacht. Frank vroeg er niet naar. Het zal de blijdschap wel geweest zijn.

Re: MonsterBusters

Geplaatst: 19 mei 2012 17:05
door -Maaike-
Dat is lang geleden, dat ik hier een stukje van gelezen heb. En zo waar, wist ik me nog vaag te herinneren waar het verhaal over ging :D Ik hoop dat je verder gaat met het verhaal, want het genre is erg leuk. Je personages trouwens ook!

Ga zo door!