De avonturen van Dorian
Geplaatst: 30 sep 2011 15:55
Ik excuseer mij bij voorbaat voor de fouten. Enjoy Reading!! Feedback en tips zijn erg gewild.
Deel 1:
Mijn handen waren koud en trilden. Ik probeerde ze op te warmen met mijn adem maar ook die was koud geworden. Ik voelde me alleen en hulpeloos. Ik wist dat ik me zelf niet zielig moest vinden. Ik kon alleen overleven als ik opkwam voor mezelf. Als ik vocht voor een beter leven. Daar hoorde treuren niet bij. Ik stond op uit het gras en keek om me heen. Bij de poorten van het kasteel stonden twee soldaten. Achter de soldaten hingen fakkels. Als ik heel even bij zo’n fakkel mijn handen mocht warmen dan hield ik het nog wel even vol. In ieder geval vannacht. Terwijl ik alvast bedacht wat ik tegen de soldaten zou gaan zeggen liep ik naar de poort van het kasteel. Ik stopte drie meter van de soldaten vandaan. Ze keken me aan en blokkeerden de poort van het kasteel met hun hellebaarden. De hellebaarden zagen er sierlijk maar dreigend uit. Het zijn lange stokken met bovenop een soort glimmende, ijzeren bijl.
“Toegang geweigerd”, zei de dikste en oudste soldaat.
“Ik hoef niet naar binnen, ik wil alleen even vragen of ik me handen mag warmen aan de fakkels achter u”. Mijn stem trilde een beetje. Ik irriteerde me er aan. Ze mochten niet zien dat ik bang voor ze ben.
“Nee, geen spraken van en nu wegwezen”.
Ik wist dat ik niet tegen de soldaat in moest gaan dus liep ik weg. Opnieuw voelde ik me alleen en hulpeloos. De soldaten begonnen druk tegen elkaar te smoezen. Ik dacht dat ze grappen over me aan het maken waren dus liep ik door en deed alsof ik niets hoorde. “Kom eens terug!” Riep de dikke soldaat. Ik draaide me om en zag de soldaten met een onderzoekende blik naar me kijken. Ik wist niet wat ik moest denken dus deed ik wat ze zeiden.
“Volgens mij is het hem. We hebben hem gevonden denk ik, zei dikke soldaat.
“Nee dat kan niet, het is een zwerver een jochie van de straat”, antwoordde de andere soldaat.
“Laat hem toch maar ophalen en naar de hertog brengen, die zal het wel met de koning bespreken”.
Ik kon niet bevatten wat ik net had gehoord .
Wie ben ik? Waarom heb ik de eer om de hertog te mogen zien?
Terwijl ik stom verbaasd met mijn mond open naar de soldaten keek liep de dikke soldaat weg.
“Ik snap het niet”, zei ik tegen de soldaat die er nog stond.
“Wilt u het me uitleggen?” De soldaat zuchtte.
“Het zal zo allemaal wel duidelijker worden”.
Voor nu moest ik genoegen nemen met dit antwoord. Door alle opwinding was ik straal vergeten dat ik het koud had maar toen er een frisse bries door mijn haar woei begon ik een beetje te trillen. Het was duidelijk dat de bewaker het ook niet warm had. Hij hupte van zijn ene been naar het andere. Ik keek naar hem en hij voelde zich zichtbaar betrapt.
“Okey, warm je maar even op dan”.
Zonder iets te zeggen liep ik naar de fakkel waar de dikke soldaat voor had gestaan. Ik hield mijn handen bij het vuur en voelde hoe de warmte zich in mijn handen verspreidde. Ik richtte mij op het warme gevoel en sloot mijn ogen. Zo voelde ik beter hoe mijn bloed steeds warmer werd.
Na ongeveer drie minuten begonnen mijn handen gloeiend aan te voelen en niet lang daarna leken ze wel verbrand. Ik schrok en opende mijn ogen. Ik dacht dat ik mijn handen in het vuur gehouden had. Dit was niet het geval. Sterker nog mijn handen waren ongeveer twintig centimeter van het vuur vandaan. Ik probeerde mijn handen te doven door er mee op mijn broek te slaan. Dit hielp slechts een beetje. De soldaat keek me met een gemene glimlach aan. Ik besloot dat ik mijn handen niet meer hoefde op te warmen dus deed ik ze in mijn zakken. Mijn zakken waren leeg. Zo was het eigenlijk altijd. Ik moest stelen om aan eten te komen. Op het begin had ik daar moeite mee maar ik zag ook dat er geen andere manier was om te kunnen overleven. Door de jaren heen ging het me steeds makkelijker af maar maar sinds een aantal maanden had ook het gewone volk nog weinig om van rond te komen. Ik was nergens van op de hoogte en wist dus ook niet wat er buiten ons dorp aan de hand was. Ik wist wel dat er iets aan de hand moest zijn want de soldaten zijn steeds alerter geworden. Mij maakt het niet uit. Het betekent alleen dat ik moet oppassen met wat en waar ik iets jat. Gelukkig is het tot nu toe allemaal goed gegaan.
In de verte zag ik de dikke soldaat aan komen lopen samen met twee andere soldaten. Ik kon zien dat de dikke soldaat een stuk papier in zijn hand hield en daar aandachtig naar keek. Toen de drie mannen aangekomen waren hield de dikke soldaat het papier voor zich uit. Hij keek eerst naar mij toen naar het papier en vervolgens keek hij weer naar mij.
“Wat is dat?" Vroeg ik nieuwsgierig.
De soldaat overhandigde mij het stuk papier en ik keek ernaar. Het hoofd dat er op stond kwam me bekend voor. Het is het zelfde hoofd dat ik altijd zag in het spiegelbeeld van het water als ik me waste. Onder het getekende hoofd stonden letters. Ik heb nooit leren lezen of schrijven dus vroeg ik aan de soldaat wat het betekende.
“Vermist, zei de soldaat.
“Waarom wordt ik vermist? Niemand weet wie ik ben. Hoe kan iemand dan naar me zoeken?”
Ik keek naar de dikke soldaat.
“Ik weet het ook niet. De hertog zal wel weten waarom hij je zoekt”.
Opnieuw schoten er allerlei vragen door mijn hoofd. Waarom zocht de hertog mij? Heeft hij niets beters meer te doen dan naar een straatrat te zoeken?
“Loop je mee?” Vroeg één van de twee opgehaalde soldaten.
”Natuurlijk, zei ik en ik liep achter de soldaten aan. Ik keek nog een keer naar het stuk papier en dacht bij mezelf: Dit ben ik echt. Dat kan niet anders.
We hadden ongeveer het halve kasteel rond gelopen. Eindelijk zag ik een deur die ons het kasteel in kon leiden. Eén van de bewakers opende de krakende deur en we stapte naar binnen. Het kasteel was warm en rook naar lekker eten. Ik keek om me heen. De deur waar we net door heen waren gekomen was waarschijnlijk een zijdeur naar de grote hal. Aan het plafond hingen grote, houten kroonluchters. Op de vloer lag een lange rode loper met in het midden een blauwe streep. De loper leidde naar de troon. De troon was van donker hout gemaakt. Het was bedekt met een rode en gouden stof. In het hout waren sierlijke patroontjes verwerkt. De troon stond op een kleine verhoging. Met zijn drieën liepen we over de loper naar de troon toe. Toen we er een maal voor stonden liep één van de soldaten weg.
“Hij is even de hertog halen , wij blijven hier wachten”.
Ik knikte instemmend. Ik keek naar de muur achter de troon. Er hing een bijl en een zwaard aan de muur. Naast het zwaard hing ooit nog iets. De spijkers zaten nog in de muur. Ik vroeg me af wat het geweest zou zijn. Misschien een schild of iets dergelijks. Toen ik er langer over nadacht leek dat me niet logisch. Dan zou het schild scheef gehangen hebben want de spijkers hingen niet recht onder elkaar. Ik bedacht me dat het nutteloos zou zijn om het aan de soldaat te vragen dus keek ik maar weer eens naar mijn hoofd die op het stuk papier geschetst stond. Het haar zat slordig door elkaar en kwam tot iets boven mijn schouders. De tekening was een simpele schets zonder kleur. Je kon er niet uit op maken dat ik lichtbruin haar had. Ook kon je niet zien dat ik helder blauwe ogen had. Desondanks zag je toch dat ik het was. Misschien kwam het door de dunne contouren van mijn hoofd. Ik wist dat ik er vermagerd uit zag maar ik voelde me goed.
Na ongeveer twee minuten kwam de soldaat terug. Achter de soldaat liep een klein, gezet mannetje. Ik nam aan dat dit de hertog was. Hoewel ik aan een groote, gespierde lijder denk als ik hertog zeg, kwam dit niet overeen met mijn verwachtingen. Toch ging de man op de troon van de hertog zitten.
“Zo, dus jij bent die jongen”.
Ik wist niet goed hoe ik hier op moest reageren dus knikte ik zwijgend ja.
“ Zou jij iets voor me willen doen?” Vroeg de hertog met een deftige stem.
“Natuurlijk hertog, alles wat u vraagt”.
”Zou jij voor mij of het zwaard of de bijl van de muur willen halen?”
Ik wist direct over welke wapens hij het had maar ik twijfelde toch.
“Je mag zelf kiezen welke je pakt. Ze hangen achter me aan de muur zie je?”
Ik keek naar de wapens en bedacht me welke ik ging pakken. De bijl was bruut en krachtig maar het zwaard was elegant en snel. Ik heb altijd al een voor liefde voor bijlen gehad en dat was dan ook precies het wapen dat ik van plan was te pakken. Toch twijfelde ik nog steeds. Het zwaard zag er zo mooi uit. Ik wist niet wat ik uiteindelijk met het wapen moest doen dus koos ik toch maar voor de bijl. Ik liep om de troon heen naar de muur toe. Ik werd zenuwachtig want ik voelde dat ik werd bekeken. Ik deed alsof er niets aan de hand was en pakte de bijl van de muur. De bijl glom en er zaten mooie zilveren versieringen op. Het handvat was van een speciaal soort materiaal dat ik nog nooit gevoeld had. De bijl voelde licht aan. Veel lichter dan dat ik had gedacht. Met de bijl in mijn handen liep ik terug naar de hertog. Ik wilde de bijl aan hem geven maar hij weigerde deze aan te nemen. Ik deed een stap terug en stond nu niet meer op de verhoging van de troon.
“Kijk eens wat er onder aan het handvat van de bijl staat”.
Ik hield de bijl zo dat ik de onderkant goed kon bekijken.
“Ik kan niet lezen heer. Hoe weet ik wat er staat?”
De hertog zuchtte.
“Kijk nou maar eens goed jongeman”. Ik keek nog iets beter en de letters die er stonden werden helderder. De Letters vormde woorden. Ik kon het lezen. Ik wist wat er stond. Ik was opnieuw stomverbaasd. Hou kan dat nou? Vroeg ik me zelf af. Mijn mond stond blijkbaar weer open en de hertog lachte er om. Snel sloot ik hem las ik voor wat er op de bijl stond. Strijdbijl van Dorian.
“Uhm….” Ik probeerde iets te zeggen maar dat lukte niet.
Deel 1:
Mijn handen waren koud en trilden. Ik probeerde ze op te warmen met mijn adem maar ook die was koud geworden. Ik voelde me alleen en hulpeloos. Ik wist dat ik me zelf niet zielig moest vinden. Ik kon alleen overleven als ik opkwam voor mezelf. Als ik vocht voor een beter leven. Daar hoorde treuren niet bij. Ik stond op uit het gras en keek om me heen. Bij de poorten van het kasteel stonden twee soldaten. Achter de soldaten hingen fakkels. Als ik heel even bij zo’n fakkel mijn handen mocht warmen dan hield ik het nog wel even vol. In ieder geval vannacht. Terwijl ik alvast bedacht wat ik tegen de soldaten zou gaan zeggen liep ik naar de poort van het kasteel. Ik stopte drie meter van de soldaten vandaan. Ze keken me aan en blokkeerden de poort van het kasteel met hun hellebaarden. De hellebaarden zagen er sierlijk maar dreigend uit. Het zijn lange stokken met bovenop een soort glimmende, ijzeren bijl.
“Toegang geweigerd”, zei de dikste en oudste soldaat.
“Ik hoef niet naar binnen, ik wil alleen even vragen of ik me handen mag warmen aan de fakkels achter u”. Mijn stem trilde een beetje. Ik irriteerde me er aan. Ze mochten niet zien dat ik bang voor ze ben.
“Nee, geen spraken van en nu wegwezen”.
Ik wist dat ik niet tegen de soldaat in moest gaan dus liep ik weg. Opnieuw voelde ik me alleen en hulpeloos. De soldaten begonnen druk tegen elkaar te smoezen. Ik dacht dat ze grappen over me aan het maken waren dus liep ik door en deed alsof ik niets hoorde. “Kom eens terug!” Riep de dikke soldaat. Ik draaide me om en zag de soldaten met een onderzoekende blik naar me kijken. Ik wist niet wat ik moest denken dus deed ik wat ze zeiden.
“Volgens mij is het hem. We hebben hem gevonden denk ik, zei dikke soldaat.
“Nee dat kan niet, het is een zwerver een jochie van de straat”, antwoordde de andere soldaat.
“Laat hem toch maar ophalen en naar de hertog brengen, die zal het wel met de koning bespreken”.
Ik kon niet bevatten wat ik net had gehoord .
Wie ben ik? Waarom heb ik de eer om de hertog te mogen zien?
Terwijl ik stom verbaasd met mijn mond open naar de soldaten keek liep de dikke soldaat weg.
“Ik snap het niet”, zei ik tegen de soldaat die er nog stond.
“Wilt u het me uitleggen?” De soldaat zuchtte.
“Het zal zo allemaal wel duidelijker worden”.
Voor nu moest ik genoegen nemen met dit antwoord. Door alle opwinding was ik straal vergeten dat ik het koud had maar toen er een frisse bries door mijn haar woei begon ik een beetje te trillen. Het was duidelijk dat de bewaker het ook niet warm had. Hij hupte van zijn ene been naar het andere. Ik keek naar hem en hij voelde zich zichtbaar betrapt.
“Okey, warm je maar even op dan”.
Zonder iets te zeggen liep ik naar de fakkel waar de dikke soldaat voor had gestaan. Ik hield mijn handen bij het vuur en voelde hoe de warmte zich in mijn handen verspreidde. Ik richtte mij op het warme gevoel en sloot mijn ogen. Zo voelde ik beter hoe mijn bloed steeds warmer werd.
Na ongeveer drie minuten begonnen mijn handen gloeiend aan te voelen en niet lang daarna leken ze wel verbrand. Ik schrok en opende mijn ogen. Ik dacht dat ik mijn handen in het vuur gehouden had. Dit was niet het geval. Sterker nog mijn handen waren ongeveer twintig centimeter van het vuur vandaan. Ik probeerde mijn handen te doven door er mee op mijn broek te slaan. Dit hielp slechts een beetje. De soldaat keek me met een gemene glimlach aan. Ik besloot dat ik mijn handen niet meer hoefde op te warmen dus deed ik ze in mijn zakken. Mijn zakken waren leeg. Zo was het eigenlijk altijd. Ik moest stelen om aan eten te komen. Op het begin had ik daar moeite mee maar ik zag ook dat er geen andere manier was om te kunnen overleven. Door de jaren heen ging het me steeds makkelijker af maar maar sinds een aantal maanden had ook het gewone volk nog weinig om van rond te komen. Ik was nergens van op de hoogte en wist dus ook niet wat er buiten ons dorp aan de hand was. Ik wist wel dat er iets aan de hand moest zijn want de soldaten zijn steeds alerter geworden. Mij maakt het niet uit. Het betekent alleen dat ik moet oppassen met wat en waar ik iets jat. Gelukkig is het tot nu toe allemaal goed gegaan.
In de verte zag ik de dikke soldaat aan komen lopen samen met twee andere soldaten. Ik kon zien dat de dikke soldaat een stuk papier in zijn hand hield en daar aandachtig naar keek. Toen de drie mannen aangekomen waren hield de dikke soldaat het papier voor zich uit. Hij keek eerst naar mij toen naar het papier en vervolgens keek hij weer naar mij.
“Wat is dat?" Vroeg ik nieuwsgierig.
De soldaat overhandigde mij het stuk papier en ik keek ernaar. Het hoofd dat er op stond kwam me bekend voor. Het is het zelfde hoofd dat ik altijd zag in het spiegelbeeld van het water als ik me waste. Onder het getekende hoofd stonden letters. Ik heb nooit leren lezen of schrijven dus vroeg ik aan de soldaat wat het betekende.
“Vermist, zei de soldaat.
“Waarom wordt ik vermist? Niemand weet wie ik ben. Hoe kan iemand dan naar me zoeken?”
Ik keek naar de dikke soldaat.
“Ik weet het ook niet. De hertog zal wel weten waarom hij je zoekt”.
Opnieuw schoten er allerlei vragen door mijn hoofd. Waarom zocht de hertog mij? Heeft hij niets beters meer te doen dan naar een straatrat te zoeken?
“Loop je mee?” Vroeg één van de twee opgehaalde soldaten.
”Natuurlijk, zei ik en ik liep achter de soldaten aan. Ik keek nog een keer naar het stuk papier en dacht bij mezelf: Dit ben ik echt. Dat kan niet anders.
We hadden ongeveer het halve kasteel rond gelopen. Eindelijk zag ik een deur die ons het kasteel in kon leiden. Eén van de bewakers opende de krakende deur en we stapte naar binnen. Het kasteel was warm en rook naar lekker eten. Ik keek om me heen. De deur waar we net door heen waren gekomen was waarschijnlijk een zijdeur naar de grote hal. Aan het plafond hingen grote, houten kroonluchters. Op de vloer lag een lange rode loper met in het midden een blauwe streep. De loper leidde naar de troon. De troon was van donker hout gemaakt. Het was bedekt met een rode en gouden stof. In het hout waren sierlijke patroontjes verwerkt. De troon stond op een kleine verhoging. Met zijn drieën liepen we over de loper naar de troon toe. Toen we er een maal voor stonden liep één van de soldaten weg.
“Hij is even de hertog halen , wij blijven hier wachten”.
Ik knikte instemmend. Ik keek naar de muur achter de troon. Er hing een bijl en een zwaard aan de muur. Naast het zwaard hing ooit nog iets. De spijkers zaten nog in de muur. Ik vroeg me af wat het geweest zou zijn. Misschien een schild of iets dergelijks. Toen ik er langer over nadacht leek dat me niet logisch. Dan zou het schild scheef gehangen hebben want de spijkers hingen niet recht onder elkaar. Ik bedacht me dat het nutteloos zou zijn om het aan de soldaat te vragen dus keek ik maar weer eens naar mijn hoofd die op het stuk papier geschetst stond. Het haar zat slordig door elkaar en kwam tot iets boven mijn schouders. De tekening was een simpele schets zonder kleur. Je kon er niet uit op maken dat ik lichtbruin haar had. Ook kon je niet zien dat ik helder blauwe ogen had. Desondanks zag je toch dat ik het was. Misschien kwam het door de dunne contouren van mijn hoofd. Ik wist dat ik er vermagerd uit zag maar ik voelde me goed.
Na ongeveer twee minuten kwam de soldaat terug. Achter de soldaat liep een klein, gezet mannetje. Ik nam aan dat dit de hertog was. Hoewel ik aan een groote, gespierde lijder denk als ik hertog zeg, kwam dit niet overeen met mijn verwachtingen. Toch ging de man op de troon van de hertog zitten.
“Zo, dus jij bent die jongen”.
Ik wist niet goed hoe ik hier op moest reageren dus knikte ik zwijgend ja.
“ Zou jij iets voor me willen doen?” Vroeg de hertog met een deftige stem.
“Natuurlijk hertog, alles wat u vraagt”.
”Zou jij voor mij of het zwaard of de bijl van de muur willen halen?”
Ik wist direct over welke wapens hij het had maar ik twijfelde toch.
“Je mag zelf kiezen welke je pakt. Ze hangen achter me aan de muur zie je?”
Ik keek naar de wapens en bedacht me welke ik ging pakken. De bijl was bruut en krachtig maar het zwaard was elegant en snel. Ik heb altijd al een voor liefde voor bijlen gehad en dat was dan ook precies het wapen dat ik van plan was te pakken. Toch twijfelde ik nog steeds. Het zwaard zag er zo mooi uit. Ik wist niet wat ik uiteindelijk met het wapen moest doen dus koos ik toch maar voor de bijl. Ik liep om de troon heen naar de muur toe. Ik werd zenuwachtig want ik voelde dat ik werd bekeken. Ik deed alsof er niets aan de hand was en pakte de bijl van de muur. De bijl glom en er zaten mooie zilveren versieringen op. Het handvat was van een speciaal soort materiaal dat ik nog nooit gevoeld had. De bijl voelde licht aan. Veel lichter dan dat ik had gedacht. Met de bijl in mijn handen liep ik terug naar de hertog. Ik wilde de bijl aan hem geven maar hij weigerde deze aan te nemen. Ik deed een stap terug en stond nu niet meer op de verhoging van de troon.
“Kijk eens wat er onder aan het handvat van de bijl staat”.
Ik hield de bijl zo dat ik de onderkant goed kon bekijken.
“Ik kan niet lezen heer. Hoe weet ik wat er staat?”
De hertog zuchtte.
“Kijk nou maar eens goed jongeman”. Ik keek nog iets beter en de letters die er stonden werden helderder. De Letters vormde woorden. Ik kon het lezen. Ik wist wat er stond. Ik was opnieuw stomverbaasd. Hou kan dat nou? Vroeg ik me zelf af. Mijn mond stond blijkbaar weer open en de hertog lachte er om. Snel sloot ik hem las ik voor wat er op de bijl stond. Strijdbijl van Dorian.
“Uhm….” Ik probeerde iets te zeggen maar dat lukte niet.