Maanlicht
Geplaatst: 06 okt 2011 19:53
Hej mensjes!
Terwijl ik bezig was met 'Clans' had ik zin om ook een ander verhaal van mij te gaan herschrijven, maar dit is alleen het proloog, de rest wil ik alleen voor mezelf schrijven. Ik wil echter altijd mijn schrijfstijl kunnen blijven verbeteren, dus daarom post ik dit, in de hoop een paar goede feedbacks te krijgen met tips (:
Hopelijk vinden jullie het leuk om te lezen en het waard om een reactie te geven, ook gewoon als je geen feedback kunt/wilt geven, ik ben blij met iedere reactie (:
Veel leesplezier dus!
Overal waar ik keek was duisternis. Zwart, niets anders dan zwart. De precieze tijd wist ik niet, maar het was zeker rond middernacht.
Tastend voelde ik in het rond. Mijn vingers schuurden langs een ruwe boombast. Met kleine stappen liep ik door, totdat ik vol tegen de brede boom botste. Langzaam draaide ik me om en drukte mijn rug stevig tegen de stam.
Het was overduidelijk een slecht idee geweest om ’s avonds naar het bos te gaan en daar tot rust te komen. Ik deed het wel vaker, maar nooit als het al begon te schemeren. Maar ik woonde niet al te ver van het bos af, dus ik dacht dat het wel kon. Blijkbaar was ik vermoeider geweest dan ik dacht, want ik viel in slaap en werd wakker toen het pikkedonker was.
Een paar meter verderop klonk geritsel. Meteen verstijfde ik helemaal en drukte mezelf nog dichter tegen de ongelijke stam aan. Mijn adem gierde door mijn longen en het angstzweet brak me aan alle kanten uit. Ergens wist ik wel dat het waarschijnlijk niets was, maar die gedachte werd overspoeld door alle andere factoren die dit kleine geluid doodeng maakten.
Boven mijn hoofd dreven de wolken voorbij en kwam de volle maan tevoorschijn. Alles werd opeens helder verlicht.
Mezelf vastklampend aan de boom keek ik om me heen, om er zeker van te zijn dat er niets aan de hand was. Ik was echter pas halverwege toen mijn adem in mijn keel bleef steken, mijn hart een slag oversloeg en mijn ogen groot werden van schrik. Een paar meter van me af, half tussen de bosjes, stond een pikzwarte wolf. Opvallend waren zijn felgroene ogen, waar een bloeddorstige blik in te zien was.
Krampachtig slikte ik, maar de doodsangst bleef naar boven drijven. De wolf bleef maar staan, en hij keek naar mij. Ik keek terug. Waarom ging hij niet weg? Of waarom viel hij me niet gewoon aan? Plotseling wist ik dat mijn laatste uur geslagen had. Mijn lichaam leek wel verlamd. Ik wist dat ik weg moest rennen, gillend en al, maar mijn benen deden niet wat ik wilde, mijn armen bleven die dikke boom maar omklemmen en mijn mond wilde niet eens open, laat staan dat er geluid uit mijn keel kon komen.
De wolf trok zijn bovenlip op en gromde zacht, terwijl hij dan eindelijk in beweging kwam. Opeens voelde ik me heel rustig, misschien was mijn adrenaline allemaal opgebruikt. Of ik had in mijn onderbewustzijn al geaccepteerd dat dit de laatste nacht van mijn leven zou worden. Helemaal zeker wist ik het niet, maar ik keek rustig toe hoe de wolf stap voor stap dichterbij kwam.
Op ongeveer een meter afstand bleef hij staan en legde zijn kop in zijn nek. Een angstaanjagend gehuil kwam uit zijn opengesperde bek, veroorzaakte toch dat mijn hart weer wat sneller ging bonken. Het geluid hield op en de wolf keek me heel even recht aan. Eén seconde dacht ik dat ik een vlaag van verdriet in zijn ogen zag, helemaal zeker was ik er echter niet van.
Een paar lange seconden staarden we in elkaars ogen en voorzichtig liet ik de boom los. Iets zei me dat het beter was om dood te gaan zonder me aan iets vast te klampen. Misschien was het beter voor de wolf, dan zou hij zijn tanden er niet op breken. Dan was dat nog tenminste een positief puntje aan mijn dood. Het was stom, ik was eigenlijk heel rustig aan het nadenken over hoe ik die wolf mijn dood zo prettig mogelijk kon laten ervaren.
Een grote wolk schoof weer voor de maan, waardoor alles weer helemaal donker werd. De groene ogen van de wolf leken echter licht te geven en gehypnotiseerd staarde ik ernaar.
Ze waren het laatste wat ik zag. Een harde grom klonk en iets pikzwarts vloog door de lucht. Ik voelde een klap op mijn borstkas, en toen niets meer. Helemaal niets.
Terwijl ik bezig was met 'Clans' had ik zin om ook een ander verhaal van mij te gaan herschrijven, maar dit is alleen het proloog, de rest wil ik alleen voor mezelf schrijven. Ik wil echter altijd mijn schrijfstijl kunnen blijven verbeteren, dus daarom post ik dit, in de hoop een paar goede feedbacks te krijgen met tips (:
Hopelijk vinden jullie het leuk om te lezen en het waard om een reactie te geven, ook gewoon als je geen feedback kunt/wilt geven, ik ben blij met iedere reactie (:
Veel leesplezier dus!
Overal waar ik keek was duisternis. Zwart, niets anders dan zwart. De precieze tijd wist ik niet, maar het was zeker rond middernacht.
Tastend voelde ik in het rond. Mijn vingers schuurden langs een ruwe boombast. Met kleine stappen liep ik door, totdat ik vol tegen de brede boom botste. Langzaam draaide ik me om en drukte mijn rug stevig tegen de stam.
Het was overduidelijk een slecht idee geweest om ’s avonds naar het bos te gaan en daar tot rust te komen. Ik deed het wel vaker, maar nooit als het al begon te schemeren. Maar ik woonde niet al te ver van het bos af, dus ik dacht dat het wel kon. Blijkbaar was ik vermoeider geweest dan ik dacht, want ik viel in slaap en werd wakker toen het pikkedonker was.
Een paar meter verderop klonk geritsel. Meteen verstijfde ik helemaal en drukte mezelf nog dichter tegen de ongelijke stam aan. Mijn adem gierde door mijn longen en het angstzweet brak me aan alle kanten uit. Ergens wist ik wel dat het waarschijnlijk niets was, maar die gedachte werd overspoeld door alle andere factoren die dit kleine geluid doodeng maakten.
Boven mijn hoofd dreven de wolken voorbij en kwam de volle maan tevoorschijn. Alles werd opeens helder verlicht.
Mezelf vastklampend aan de boom keek ik om me heen, om er zeker van te zijn dat er niets aan de hand was. Ik was echter pas halverwege toen mijn adem in mijn keel bleef steken, mijn hart een slag oversloeg en mijn ogen groot werden van schrik. Een paar meter van me af, half tussen de bosjes, stond een pikzwarte wolf. Opvallend waren zijn felgroene ogen, waar een bloeddorstige blik in te zien was.
Krampachtig slikte ik, maar de doodsangst bleef naar boven drijven. De wolf bleef maar staan, en hij keek naar mij. Ik keek terug. Waarom ging hij niet weg? Of waarom viel hij me niet gewoon aan? Plotseling wist ik dat mijn laatste uur geslagen had. Mijn lichaam leek wel verlamd. Ik wist dat ik weg moest rennen, gillend en al, maar mijn benen deden niet wat ik wilde, mijn armen bleven die dikke boom maar omklemmen en mijn mond wilde niet eens open, laat staan dat er geluid uit mijn keel kon komen.
De wolf trok zijn bovenlip op en gromde zacht, terwijl hij dan eindelijk in beweging kwam. Opeens voelde ik me heel rustig, misschien was mijn adrenaline allemaal opgebruikt. Of ik had in mijn onderbewustzijn al geaccepteerd dat dit de laatste nacht van mijn leven zou worden. Helemaal zeker wist ik het niet, maar ik keek rustig toe hoe de wolf stap voor stap dichterbij kwam.
Op ongeveer een meter afstand bleef hij staan en legde zijn kop in zijn nek. Een angstaanjagend gehuil kwam uit zijn opengesperde bek, veroorzaakte toch dat mijn hart weer wat sneller ging bonken. Het geluid hield op en de wolf keek me heel even recht aan. Eén seconde dacht ik dat ik een vlaag van verdriet in zijn ogen zag, helemaal zeker was ik er echter niet van.
Een paar lange seconden staarden we in elkaars ogen en voorzichtig liet ik de boom los. Iets zei me dat het beter was om dood te gaan zonder me aan iets vast te klampen. Misschien was het beter voor de wolf, dan zou hij zijn tanden er niet op breken. Dan was dat nog tenminste een positief puntje aan mijn dood. Het was stom, ik was eigenlijk heel rustig aan het nadenken over hoe ik die wolf mijn dood zo prettig mogelijk kon laten ervaren.
Een grote wolk schoof weer voor de maan, waardoor alles weer helemaal donker werd. De groene ogen van de wolf leken echter licht te geven en gehypnotiseerd staarde ik ernaar.
Ze waren het laatste wat ik zag. Een harde grom klonk en iets pikzwarts vloog door de lucht. Ik voelde een klap op mijn borstkas, en toen niets meer. Helemaal niets.