De goden van Avaluw
Geplaatst: 14 nov 2011 20:53
Hoi! Ik ben een verhaal aan het schrijven over, naja dat is nog geheim natuurlijk! In ieder geval is het nu nog niet meer dan een drama en heeft het nog niets met een andere wereld te maken. Echter wordt dit wel de bedoeling, vandaar dat dat ik hem hier plaats. Ik wil jullie laten weten dat ik dit verhaal schrijf met enorme inspiratie. Ookal lijkt het nu heel uitgerekt, ik doe mijn best! Ik loop al tijden met de wens om een verhaal te schrijven, en nu heb ik het gevoel dat ik het heb! Maar ik heb nu een eerste gedeelte en ik weet niet of het het wel waard is om door te schrijven. Kunnen jullie me please helpen? Hier is het! (En het kan er rommelig uitzien, in word ziet het er iig anders uit.
Het begin
Ze is erg bang. Steeds als ze haar ogen sluit zit ze vast in haar eigen gedachten. De droom die ze de afgelopen drie weken elke nacht heeft gehad, maakt haar erg onrustig. En wat ze ook doet, ze komt er maar niet af. Het lijkt allemaal nét echt.
Sarah heeft het er moeilijk mee. Ze is vreselijk moe, en durft haar ogen amper langer dan twee tellen te sluiten. Ze straalt de vermoeidheid uit. Enorme wallen onder haar ogen, haren als die van een zwerver en er geen enkel beetje productiviteit. Het enige waar ze aan kan denken is slaap. “Slaap, slaap, slaap” is wat ze hoort. Maar dat is niet wat ze moet horen. Ze zit in de les.
Zeer langzaam hoort ze iemand drie keer kloppen. Haar ogen schieten open en ze kijkt rond. De deur gaat open. “Pardon...” het is meneer Hudson, haar vertrouwenspersoon, “mag ik Sarah Patterson even lenen?”. Dit is intussen een dagelijks ritueel voor Sarah geworden. Dagelijks wordt ze door meneer Hudson het lokaal uit gehaald, zodat hij weer kan vragen of het allemaal wel goed gaat. Alle varianten komen aan bod. Familie, vrienden, vriendjes, beste vriendinnen, haar volleybalteam, of in het bijzonder; het overlijden van haar vader.
Na het vijf minuten lange gesprek met meneer Hudson loopt Sarah bijna al struikelend over haar eigen voeten zijn kantoortje uit. Ze loopt langzaam terug naar de les. Bedrijfseconomie, weet ze. Ze zit in de vijfde klas van de Havo op het Open Lyceum in Utrecht. Ze is niet populair, maar mensen kennen haar wel. Haar tweelingbroer Peter is namelijk een van de knapste en populairste jongens van de hele school. Veel mensen weten het echter niet, aangezien ze een twee-eiige tweeling zijn en ze dus totaal niet op elkaar lijken.
Sarah had lange rode haren, die ze vaak opstak. Puur uit luiheid, omdat ze ’s ochtends zo laat mogelijk op wilde staan. Haar ogen waren felblauw en ze had die, waar iedereen jaloers op zou zijn, volle lippen, die ze zo nu en dan accentueerde met felrode lippenstift.
Peter had in tegenstelling halflang bruin haar. Hij smeerde er altijd een halve pot gel in, aldus Sarah. Peter stond meestal twee uur van tevoren op om zijn haar te fatsoeneren. Zijn ogen waren groen en hij had een iets puntigere neus dan Sarah.
“Sarah!” hoort ze achter zich. Ze draait om. Het is haar broer.
“…. Peter? Ik dacht dat je nooit met mij gezien wilde worden hier op school?”
“ Dat klopt, maar dit is belangrijk. Erg belangrijk….”
Aan de toon te horen klonk het erg belangrijk. Peter gedraagt zich nooit zo. En hij wil al helemaal niet gezien worden met zijn tweelingzusje.
“… Kijk eens wie we hier hebben” onderbreekt Renske, de vriendin van Peter. “Peter, wat doe jij hier met die cavia?” ze refereerde naar Sarah’s warrige rode haren.
“Hey, iets meer respect voor mijn zus!” snauwt Peter.
“Je zus? Is deze cavia jou zus?”
“Ja, en ik ben er hartstikke blij mee, wil je nu weg gaan?”
Sarah wist niet waar ze moest kijken. Dit was geweldig! Nog nooit had ze dit verwacht van Peter. Dat wat hij wilde zeggen moest dan ook vast erg belangrijk zijn.
Met een arrogante blik loopt Renske weg. Als blikken konden doden was Peter nu zeker wel 3 keer dood geweest.
“Wow… Dat was lief Peter!” zegt Sarah met een brede lach
“Ja later, er is nu iets heel belangrijks. Net heb ik met de jongens… Geesten opgeroepen…”
“Je hebt wat?!” schreeuwt Sarah
“Ja, ik weet dat het dom was, maar er gebeurde iets heel vreemds”
“Wat gebeurde er dan? Wil ik dit wel horen?”
“Ja. Ik weet het zeker.” Peter’s toon werd nu nog serieuzer
Sarah wordt hier nogal angstig van. Zij heeft Peter nog nooit van haar leven, of hen leven zo serieus gezien. Hij is altijd de grappigste en de minst serieuze van de twee geweest.
“Ik denk dat ik in contact ben gekomen met pap.”
“… Oh nee.. van alle dingen wat je me aan kunt doen doe je dit? Klootzak!” Sarah schiet rood aan.
“Nee! Sarah! Ik meen dit echt! Er is echt wat gebeurd…”
“Ik wil hier niet over praten” schreeuwt ze. Met tranen in haar ogen rent ze weg naar het meisjes toilet. Onderweg botst ze tegen een meisje aan.
“…. Het spijt me zo erg!” zegt Sarah met tranen in haar ogen.
“Hey, zo erg is het toch ook niet! Je hoeft er niet voor te huilen, het is al goed.” Het meisje sluit Sarah langzaam in haar armen. Dit had ze gemist. Iemand die er voor haar was. Geen vader, moeder was veel aan het werk, haar broer had kapsones en zij was daar dan. Alleen. Ze had geen vrienden. Alleen dat soort vrienden waar je niks van hoeft te verwachten. De meeste vrienden had ze toch echt op het internet.
“Kom hier maar even zitten” zegt het meisje, terwijl ze wijst naar het bankje in de hal.
“Bedankt… Je bent vast nieuw..?” vraagt Sarah met een schorre stem.
“Hoezo?”
“Elke leerling hier weet dat je niet met mij gezien moet worden.” Zegt Sarah.
“Hey! Doe niet zo mal. Ik heet Iris. Ik kom hier vanuit Amsterdam. Ik woon hier sinds gisteren” zegt ze, terwijl ze haar pony herschikt.
Nu had Sarah tijd om haar te bekijken. Iris zag er zeker niet uit als een van Sarah’s zogenaamde vrienden. Dit zou een populair meisje moeten zijn. Ze had lange blonde haren, die vergezeld werden door een pony op haar voorhoofd. Haar ogen waren groen. Of blauw. Of in ieder geval iets daartussen. Haar huid was egaal en had een mooie kleur. Sarah werd jaloers.
“.. Hoi. Ik ben Sarah. Nog één keer, weet je zeker dat je niet bij mijn broer moet zijn?” Sarah wijst naar haar broer.
“Zó, is dat je broer? Wat een lekker ding! Maar nee. Ik ben al voorzien, dankjewel!” grinnikt ze.
“Dus Sarah, ik ben dus nieuw sinds vandaag, zou jij me misschien rond willen leiden?”
“Dat lijkt me heel leuk! Maar ik heb eigenlijk les nu. Ik kan je straks wel na deze les rondleiden? Dan ben ik vrij.” Waarna ze verlegen lacht.
“Is prima! Dan zie ik je straks?”
“Oke, later!”
“- Later!”
Sarah staat op en wordt plots heel licht in haar hoofd. Alles wordt wazig en ze heeft zichzelf niet meer onder controle. “Uuughh…” is het enige wat ze nog kan zeggen voordat ze op haar knieën valt. Ze hoort wat dof gegil, en een grote stilte.
Zwart. Dat is alles wat ze nu ziet. Ze kan niets, ze zit vast, en kan niet bewegen. Alles wat ze nu wil is wakker worden! Ze moedigt haarzelf aan om haar ogen te openen, maar niets werkt. Dit is wat ze wilde voorkomen. Ze wilde deze droom niet herbeleven.
Sarah haalde het proces alvast in haar hoofd. Zij en Peter lopen door de straat, worden achtervolgd en vervolgens gevangen genomen om nooit meer terug te komen. Waarheen? Geen idee. Het was in ieder geval anders.
Maar deze droom begint al anders. Ze ziet een meisje, maar deze keer herkent ze haar. Het is Iris! Ze lacht en pakt Sarah’s hand.
Het begin
Ze is erg bang. Steeds als ze haar ogen sluit zit ze vast in haar eigen gedachten. De droom die ze de afgelopen drie weken elke nacht heeft gehad, maakt haar erg onrustig. En wat ze ook doet, ze komt er maar niet af. Het lijkt allemaal nét echt.
Sarah heeft het er moeilijk mee. Ze is vreselijk moe, en durft haar ogen amper langer dan twee tellen te sluiten. Ze straalt de vermoeidheid uit. Enorme wallen onder haar ogen, haren als die van een zwerver en er geen enkel beetje productiviteit. Het enige waar ze aan kan denken is slaap. “Slaap, slaap, slaap” is wat ze hoort. Maar dat is niet wat ze moet horen. Ze zit in de les.
Zeer langzaam hoort ze iemand drie keer kloppen. Haar ogen schieten open en ze kijkt rond. De deur gaat open. “Pardon...” het is meneer Hudson, haar vertrouwenspersoon, “mag ik Sarah Patterson even lenen?”. Dit is intussen een dagelijks ritueel voor Sarah geworden. Dagelijks wordt ze door meneer Hudson het lokaal uit gehaald, zodat hij weer kan vragen of het allemaal wel goed gaat. Alle varianten komen aan bod. Familie, vrienden, vriendjes, beste vriendinnen, haar volleybalteam, of in het bijzonder; het overlijden van haar vader.
Na het vijf minuten lange gesprek met meneer Hudson loopt Sarah bijna al struikelend over haar eigen voeten zijn kantoortje uit. Ze loopt langzaam terug naar de les. Bedrijfseconomie, weet ze. Ze zit in de vijfde klas van de Havo op het Open Lyceum in Utrecht. Ze is niet populair, maar mensen kennen haar wel. Haar tweelingbroer Peter is namelijk een van de knapste en populairste jongens van de hele school. Veel mensen weten het echter niet, aangezien ze een twee-eiige tweeling zijn en ze dus totaal niet op elkaar lijken.
Sarah had lange rode haren, die ze vaak opstak. Puur uit luiheid, omdat ze ’s ochtends zo laat mogelijk op wilde staan. Haar ogen waren felblauw en ze had die, waar iedereen jaloers op zou zijn, volle lippen, die ze zo nu en dan accentueerde met felrode lippenstift.
Peter had in tegenstelling halflang bruin haar. Hij smeerde er altijd een halve pot gel in, aldus Sarah. Peter stond meestal twee uur van tevoren op om zijn haar te fatsoeneren. Zijn ogen waren groen en hij had een iets puntigere neus dan Sarah.
“Sarah!” hoort ze achter zich. Ze draait om. Het is haar broer.
“…. Peter? Ik dacht dat je nooit met mij gezien wilde worden hier op school?”
“ Dat klopt, maar dit is belangrijk. Erg belangrijk….”
Aan de toon te horen klonk het erg belangrijk. Peter gedraagt zich nooit zo. En hij wil al helemaal niet gezien worden met zijn tweelingzusje.
“… Kijk eens wie we hier hebben” onderbreekt Renske, de vriendin van Peter. “Peter, wat doe jij hier met die cavia?” ze refereerde naar Sarah’s warrige rode haren.
“Hey, iets meer respect voor mijn zus!” snauwt Peter.
“Je zus? Is deze cavia jou zus?”
“Ja, en ik ben er hartstikke blij mee, wil je nu weg gaan?”
Sarah wist niet waar ze moest kijken. Dit was geweldig! Nog nooit had ze dit verwacht van Peter. Dat wat hij wilde zeggen moest dan ook vast erg belangrijk zijn.
Met een arrogante blik loopt Renske weg. Als blikken konden doden was Peter nu zeker wel 3 keer dood geweest.
“Wow… Dat was lief Peter!” zegt Sarah met een brede lach
“Ja later, er is nu iets heel belangrijks. Net heb ik met de jongens… Geesten opgeroepen…”
“Je hebt wat?!” schreeuwt Sarah
“Ja, ik weet dat het dom was, maar er gebeurde iets heel vreemds”
“Wat gebeurde er dan? Wil ik dit wel horen?”
“Ja. Ik weet het zeker.” Peter’s toon werd nu nog serieuzer
Sarah wordt hier nogal angstig van. Zij heeft Peter nog nooit van haar leven, of hen leven zo serieus gezien. Hij is altijd de grappigste en de minst serieuze van de twee geweest.
“Ik denk dat ik in contact ben gekomen met pap.”
“… Oh nee.. van alle dingen wat je me aan kunt doen doe je dit? Klootzak!” Sarah schiet rood aan.
“Nee! Sarah! Ik meen dit echt! Er is echt wat gebeurd…”
“Ik wil hier niet over praten” schreeuwt ze. Met tranen in haar ogen rent ze weg naar het meisjes toilet. Onderweg botst ze tegen een meisje aan.
“…. Het spijt me zo erg!” zegt Sarah met tranen in haar ogen.
“Hey, zo erg is het toch ook niet! Je hoeft er niet voor te huilen, het is al goed.” Het meisje sluit Sarah langzaam in haar armen. Dit had ze gemist. Iemand die er voor haar was. Geen vader, moeder was veel aan het werk, haar broer had kapsones en zij was daar dan. Alleen. Ze had geen vrienden. Alleen dat soort vrienden waar je niks van hoeft te verwachten. De meeste vrienden had ze toch echt op het internet.
“Kom hier maar even zitten” zegt het meisje, terwijl ze wijst naar het bankje in de hal.
“Bedankt… Je bent vast nieuw..?” vraagt Sarah met een schorre stem.
“Hoezo?”
“Elke leerling hier weet dat je niet met mij gezien moet worden.” Zegt Sarah.
“Hey! Doe niet zo mal. Ik heet Iris. Ik kom hier vanuit Amsterdam. Ik woon hier sinds gisteren” zegt ze, terwijl ze haar pony herschikt.
Nu had Sarah tijd om haar te bekijken. Iris zag er zeker niet uit als een van Sarah’s zogenaamde vrienden. Dit zou een populair meisje moeten zijn. Ze had lange blonde haren, die vergezeld werden door een pony op haar voorhoofd. Haar ogen waren groen. Of blauw. Of in ieder geval iets daartussen. Haar huid was egaal en had een mooie kleur. Sarah werd jaloers.
“.. Hoi. Ik ben Sarah. Nog één keer, weet je zeker dat je niet bij mijn broer moet zijn?” Sarah wijst naar haar broer.
“Zó, is dat je broer? Wat een lekker ding! Maar nee. Ik ben al voorzien, dankjewel!” grinnikt ze.
“Dus Sarah, ik ben dus nieuw sinds vandaag, zou jij me misschien rond willen leiden?”
“Dat lijkt me heel leuk! Maar ik heb eigenlijk les nu. Ik kan je straks wel na deze les rondleiden? Dan ben ik vrij.” Waarna ze verlegen lacht.
“Is prima! Dan zie ik je straks?”
“Oke, later!”
“- Later!”
Sarah staat op en wordt plots heel licht in haar hoofd. Alles wordt wazig en ze heeft zichzelf niet meer onder controle. “Uuughh…” is het enige wat ze nog kan zeggen voordat ze op haar knieën valt. Ze hoort wat dof gegil, en een grote stilte.
Zwart. Dat is alles wat ze nu ziet. Ze kan niets, ze zit vast, en kan niet bewegen. Alles wat ze nu wil is wakker worden! Ze moedigt haarzelf aan om haar ogen te openen, maar niets werkt. Dit is wat ze wilde voorkomen. Ze wilde deze droom niet herbeleven.
Sarah haalde het proces alvast in haar hoofd. Zij en Peter lopen door de straat, worden achtervolgd en vervolgens gevangen genomen om nooit meer terug te komen. Waarheen? Geen idee. Het was in ieder geval anders.
Maar deze droom begint al anders. Ze ziet een meisje, maar deze keer herkent ze haar. Het is Iris! Ze lacht en pakt Sarah’s hand.