Schrijftempo en spanningsopbouw
Geplaatst: 02 dec 2011 15:18
Les schrijftempo en spanningsopbouw
Schrijftempo en spanningsopbouw zijn heel erg nauw met elkaar verbonden. D.m.v. het schrijftempo kun je namelijk de mate van spanning bepalen. In deze les probeer ik kort maar krachtig aan te geven hoe je het schrijftempo bepaalt en wat dat met de spanning doet. Wanneer gaat het te snel, wanneer gaat het te langzaam?
Bij schrijftempo draait het vooral om de lengte van de zinnen. Hoe langer de zinnen, hoe langzamer je voor je gevoel leest. Dat kan goed zijn, als je de tijd wilt nemen om iets te beschrijven. Als er echter iets engs/spannends gebeurt, kan een korte zin heel goed werken om de plotselinge sfeerwisseling in het verhaal aan te geven.
Met laatstgenoemde hebben niet heel veel mensen moeite, is mijn ervaring. Het volgende voorbeeld lukt de meeste mensen van wie ik verhalen heb gelezen op online verhalen vrij aardig:
Vast. Ik kon geen kant meer op. Angstig hoorde ik het gehuil van wolven in de verte, die steeds dichterbij kwamen.
Geritsel. Gehijg. Voordat ik mogelijkerwijs actie had kunnen ondernemen, stond het bloeddorstige beest pal voor me. Ik kon niet meer denken. Ik zag alleen zijn oplichtende ogen. Zijn glinsterende tanden. Het maanlicht.
Ik trilde onwillekeurig. De wolf liep langzaam op me af. Één seconde doodse stilte… Zijn bek sperde wijd open boven mij. Ik voelde de warme adem. Met gesloten ogen aanvaardde ik mijn lot.
Ik wachtte op de pijn, maar die kwam niet. Vanuit de duisternis kwam een schot…
En toen… stilte. Alles zwart.
Het zal geen bestseller worden, maar dit is even om aan te geven, wat ik bedoel. Af en toe een wat langere zin, maar voornamelijk veel korte. Op die manier jaag je de lezer als het ware door dat gedeelte heen. Dat werkt goed voor spannende gedeeltes.
Je kunt natuurlijk ook een stuk in het verhaal hebben, waar niet zozeer iets belangrijks/spannends/cruciaals gebeurt, maar waar er heel veel wordt omschreven. Dat ziet er bijvoorbeeld zo uit:
Hij verstopte zich onder de struiken, terwijl de distels over zijn wangen krasten. Hij voelde het niet. Het kon hem niets schelen. De hele avond, de hele nacht had hij naar haar verlangd. Al was hij zijn hele leven gedoemd, om alleen maar naar haar te kijken, dan nog zou hij hier iedere dag komen.
Hij keek uit over de uitgestrekte paarse heide, die opleefde zodra de eerste zonnestralen de heuvels beschenen.
Alsof zij werd gelokt door het licht, dartelde haar stralende verschijning binnen de kortste keren door het hoge gras. Ze lachte, met de onschuldigheid van een kind, terwijl ze haar armen spreidde en in de rondte danste. Op blote voeten, speelde ze spelletjes met haar schaduw. Haar golvende haar glom in de morgenzon, als was het van goud.
Nooit eerder zag hij een wezen, zo volmaakt, zo ongedwongen, zo echt. Toch leek het of hij droomde. Had zij werkelijk geen idee, dat hij haar zo onbeschaamd bekeek? Of was dat juist haar bedoeling? Oh, kon hij maar naar haar toe!
Dit had mooier gekund, maar je ziet het verschil. Ook hier zit trouwens één kort zinnetje in, maar de meeste schrijvers hebben ook wel gevoel bij wanneer ze dat het beste kunnen doen.
Spanning opbouwen kan dus heel goed door het steeds korter maken van de zinnen. In het geval van de wolf, bijvoorbeeld eerst wat beschrijvende zinnen over hoe de wolf eruit ziet en dan wat kortere zinnen als de wolf opeens aanvalt. Ik noem nou maar een dwarsstraat.
Je kunt natuurlijk ook (in een zin, maar ook in een heel verhaal of een gedeelte daarvan) steeds sterker wordende superlatieven gebruiken. Een voorbeeld:
Het gevoel werd sterker, krachtiger, intenser. (Stijlfiguur: asyndeton) Het vestigde zich diep in mijn ziel: het was een deel van mij geworden. Ik handelde als in een droom.
Langs mijn gezicht sijpelde bloed.
Wie heeft er nog meer het gevoel dat de eerste persoon enkelvoud gemakkelijker schrijft?
In ieder geval, je kunt zien dat het steeds iets sterker wordt uitgedrukt. ‘Krachtig’ is sterker dan ‘sterk’, en ‘intens’ is nog weer een stapje hoger dan ‘krachtig’. Als het gevoel je in je ziel gevestigd heeft, gaat het daar nooit meer weg en als het dan ook nog daardoor een deel van jezelf is geworden, dan ben je één met dat gevoel.
Dit is dan een mooie opbouw voor de volgende twee zinnen. Het eindigt met een (onverwachte?) lugubere wending: iets met bloed.
Misschien komen deze losse zinnen nu heel vreemd over, maar je moet het zien alsof het uit een verhaal komt.
Hopelijk is het zo een beetje duidelijk wat ik bedoel. Het beste leer je het, door ermee te oefenen. Zoals met alles, eigenlijk.
Daarom heb ik, voor de geïnteresseerden een opdracht bedacht. Deze luidt als volgt:
Schrijf een scène uit een (eventueel niet-bestaand) verhaal, waar op de een of andere manier spanning heerst. Denk aan één à anderhalf A4-tje. Als je niet zoveel fantasie hebt op het moment, kun je ook uit de volgende scènes kiezen:
1. Een ontvoering. De hoofdpersoon is ontvoerd en wordt ondervraagd. Men probeert (met geweld bijvoorbeeld of andere methoden) iets van de ontvoerde te weten te komen, wat hij/zij niet weet.
2. Een mooie scène uit romantische vroegere tijden: een waarzegster komt naar het dorp/de stad/het landhuis (is niet van belang) en vertelt de hoofdpersoon iets onheilspellends.
3. Een inbraak. Geschreven vanuit (hoeft niet per se in de ik-vorm) een inbreker die (met of zonder goede reden) inbreekt in een groot (waren)huis waar je goed in kunt verdwalen. Waar is hij/zij naar op zoek? Hoorde hij/zij daar voetstappen? Etc.
Ik zal alle stukjes van commentaar voorzien, uiteraard vooral gespitst op de spanningsopbouw (met behulp van het schrijftempo). Zo leer je er nog het meeste van.
Heel veel succes, iedereen!
Schrijftempo en spanningsopbouw zijn heel erg nauw met elkaar verbonden. D.m.v. het schrijftempo kun je namelijk de mate van spanning bepalen. In deze les probeer ik kort maar krachtig aan te geven hoe je het schrijftempo bepaalt en wat dat met de spanning doet. Wanneer gaat het te snel, wanneer gaat het te langzaam?
Bij schrijftempo draait het vooral om de lengte van de zinnen. Hoe langer de zinnen, hoe langzamer je voor je gevoel leest. Dat kan goed zijn, als je de tijd wilt nemen om iets te beschrijven. Als er echter iets engs/spannends gebeurt, kan een korte zin heel goed werken om de plotselinge sfeerwisseling in het verhaal aan te geven.
Met laatstgenoemde hebben niet heel veel mensen moeite, is mijn ervaring. Het volgende voorbeeld lukt de meeste mensen van wie ik verhalen heb gelezen op online verhalen vrij aardig:
Vast. Ik kon geen kant meer op. Angstig hoorde ik het gehuil van wolven in de verte, die steeds dichterbij kwamen.
Geritsel. Gehijg. Voordat ik mogelijkerwijs actie had kunnen ondernemen, stond het bloeddorstige beest pal voor me. Ik kon niet meer denken. Ik zag alleen zijn oplichtende ogen. Zijn glinsterende tanden. Het maanlicht.
Ik trilde onwillekeurig. De wolf liep langzaam op me af. Één seconde doodse stilte… Zijn bek sperde wijd open boven mij. Ik voelde de warme adem. Met gesloten ogen aanvaardde ik mijn lot.
Ik wachtte op de pijn, maar die kwam niet. Vanuit de duisternis kwam een schot…
En toen… stilte. Alles zwart.
Het zal geen bestseller worden, maar dit is even om aan te geven, wat ik bedoel. Af en toe een wat langere zin, maar voornamelijk veel korte. Op die manier jaag je de lezer als het ware door dat gedeelte heen. Dat werkt goed voor spannende gedeeltes.
Je kunt natuurlijk ook een stuk in het verhaal hebben, waar niet zozeer iets belangrijks/spannends/cruciaals gebeurt, maar waar er heel veel wordt omschreven. Dat ziet er bijvoorbeeld zo uit:
Hij verstopte zich onder de struiken, terwijl de distels over zijn wangen krasten. Hij voelde het niet. Het kon hem niets schelen. De hele avond, de hele nacht had hij naar haar verlangd. Al was hij zijn hele leven gedoemd, om alleen maar naar haar te kijken, dan nog zou hij hier iedere dag komen.
Hij keek uit over de uitgestrekte paarse heide, die opleefde zodra de eerste zonnestralen de heuvels beschenen.
Alsof zij werd gelokt door het licht, dartelde haar stralende verschijning binnen de kortste keren door het hoge gras. Ze lachte, met de onschuldigheid van een kind, terwijl ze haar armen spreidde en in de rondte danste. Op blote voeten, speelde ze spelletjes met haar schaduw. Haar golvende haar glom in de morgenzon, als was het van goud.
Nooit eerder zag hij een wezen, zo volmaakt, zo ongedwongen, zo echt. Toch leek het of hij droomde. Had zij werkelijk geen idee, dat hij haar zo onbeschaamd bekeek? Of was dat juist haar bedoeling? Oh, kon hij maar naar haar toe!
Dit had mooier gekund, maar je ziet het verschil. Ook hier zit trouwens één kort zinnetje in, maar de meeste schrijvers hebben ook wel gevoel bij wanneer ze dat het beste kunnen doen.
Spanning opbouwen kan dus heel goed door het steeds korter maken van de zinnen. In het geval van de wolf, bijvoorbeeld eerst wat beschrijvende zinnen over hoe de wolf eruit ziet en dan wat kortere zinnen als de wolf opeens aanvalt. Ik noem nou maar een dwarsstraat.
Je kunt natuurlijk ook (in een zin, maar ook in een heel verhaal of een gedeelte daarvan) steeds sterker wordende superlatieven gebruiken. Een voorbeeld:
Het gevoel werd sterker, krachtiger, intenser. (Stijlfiguur: asyndeton) Het vestigde zich diep in mijn ziel: het was een deel van mij geworden. Ik handelde als in een droom.
Langs mijn gezicht sijpelde bloed.
Wie heeft er nog meer het gevoel dat de eerste persoon enkelvoud gemakkelijker schrijft?
In ieder geval, je kunt zien dat het steeds iets sterker wordt uitgedrukt. ‘Krachtig’ is sterker dan ‘sterk’, en ‘intens’ is nog weer een stapje hoger dan ‘krachtig’. Als het gevoel je in je ziel gevestigd heeft, gaat het daar nooit meer weg en als het dan ook nog daardoor een deel van jezelf is geworden, dan ben je één met dat gevoel.
Dit is dan een mooie opbouw voor de volgende twee zinnen. Het eindigt met een (onverwachte?) lugubere wending: iets met bloed.
Misschien komen deze losse zinnen nu heel vreemd over, maar je moet het zien alsof het uit een verhaal komt.
Hopelijk is het zo een beetje duidelijk wat ik bedoel. Het beste leer je het, door ermee te oefenen. Zoals met alles, eigenlijk.
Daarom heb ik, voor de geïnteresseerden een opdracht bedacht. Deze luidt als volgt:
Schrijf een scène uit een (eventueel niet-bestaand) verhaal, waar op de een of andere manier spanning heerst. Denk aan één à anderhalf A4-tje. Als je niet zoveel fantasie hebt op het moment, kun je ook uit de volgende scènes kiezen:
1. Een ontvoering. De hoofdpersoon is ontvoerd en wordt ondervraagd. Men probeert (met geweld bijvoorbeeld of andere methoden) iets van de ontvoerde te weten te komen, wat hij/zij niet weet.
2. Een mooie scène uit romantische vroegere tijden: een waarzegster komt naar het dorp/de stad/het landhuis (is niet van belang) en vertelt de hoofdpersoon iets onheilspellends.
3. Een inbraak. Geschreven vanuit (hoeft niet per se in de ik-vorm) een inbreker die (met of zonder goede reden) inbreekt in een groot (waren)huis waar je goed in kunt verdwalen. Waar is hij/zij naar op zoek? Hoorde hij/zij daar voetstappen? Etc.
Ik zal alle stukjes van commentaar voorzien, uiteraard vooral gespitst op de spanningsopbouw (met behulp van het schrijftempo). Zo leer je er nog het meeste van.
Heel veel succes, iedereen!