De zielen vreter
Geplaatst: 22 dec 2011 18:14
Ik hoop dat dit hier goed is;
Ze snappen het niet. Weten niet hoe het voelt.
Ze zouden eens moeten weten…
Proloog
Er zat een meisje achter een bureau, een donkerbruin bureau. Het meisje had zwart haar. Niks donkerbruin. Zwarter dan dit kon het niet. Ze had normaal geen bleke huid, maar nu leek ze nerveus. Licht geïrriteerd tikte ze op het bureau. Het meisje dat daar, in de haast lege kamer zat, was een zestien jarige meisje, genaamd Valentina. Valentina Rosa Di Chimici. Ze had licht blauwe ogen, met een donkerblauw met grijze rand erom heen. Haar ogen konden zo mooi fonkelen, als ze vrolijk was. Haar lippen waren mooi gevormd, vooral als ze glimlachte. Om haar pols had ze een rode lintje, maar niemand vroeg ernaar, niemand wist waarom ze deze had. Een paar lokken vielen voor haar ogen, als ze naar de grond staarde. Dan kwamen er lichte blosjes op haar wangen, en verscheen er opnieuw een glimlach op haar gezicht. Haar familie was heel rijk, ze had thuis les, en kwam nooit verder dan de oprit van het huis. Het was een mooi huis, deels van steen. Een grote poort, en een voortuin, dat op een plein leek. Er was een klein fonteintje in het midden, en er stonden bankjes. Valentina wou elke dag wel naar buiten, gewoon weg rennen, weg van de wereld waarin ze opgesloten werd. Ze moest iets zien van de wereld, ze zou gek worde als ze dat niet zag. Vond zij dan. Maar één iemand was het met haar eens. Eén iemand wou dat ze naar buiten ging. Ambra Rossini, heette zij. Zij was de gene die haar elke dag les gaf, en haar elke dag weer zei naar buiten te gaan, te ontsnappen. Het meisje staarde naar de kamerplant, die op haar vensterbank stond. Een zachte zucht ontsnapte. Ze staarde naar de klok, deze gaf tien uur ’s avonds aan. Na negenen werd ze niet meer gecontroleerd, of ze wel echt sliep. Het boeide haar ouders niet, die gaven waarschijnlijk niet eens om haar. Het potlood tikte tegen het bureau toen het viel, en rolde er over heen, om daarna de grond te raken. Ze schoof de stoel naar achter, en stond op. Even voelde ze aan haar wangen, ze waren koud. Een rilling gleed over haar rug, en ze keek sluw om zich heen. “Valentina”riep iemand, het was gedempt en, kwam waarschijnlijk van beneden. Ze zuchtte, opnieuw. Er reden twee auto’s onder de poort door, de oprijlaan af. Verward schudde ze haar hoofd, was er iets aan de hand? Het maakte haar eigenlijk niet uit, maar nieuwsgierigheid overwon het. Zachtjes duwde ze de deur open, die licht begon te kraken. Er stond niemand bij haar deur, normaal was dat wel zo. Ze trok haar schoenen uit, en pakte ze stevig beet. Stapje, voor stapje, liep ze de trap af. Haar witte nacht ‘gewaad’ was net kort genoeg, om de treden niet te raken. Haar zwarte haar, danste als het ware achter haar aan. Toen ze eenmaal beneden was, hoorde ze geroezemoes, gemompel, en iemand leek wel te willen schreeuwen. Dat alles, was toch nog gedempt. Ze wist de voordeur te bereiken, haar fijne, zwarte jas te pakken, en geruisloos naar buiten te sluipen. Eenmaal onder de poort door, trok ze haar schoenen en jas aan. Ze schonk nog één, minachtende blik naar de villa, en rende toen het duister in…
Ze snappen het niet. Weten niet hoe het voelt.
Ze zouden eens moeten weten…
Proloog
Er zat een meisje achter een bureau, een donkerbruin bureau. Het meisje had zwart haar. Niks donkerbruin. Zwarter dan dit kon het niet. Ze had normaal geen bleke huid, maar nu leek ze nerveus. Licht geïrriteerd tikte ze op het bureau. Het meisje dat daar, in de haast lege kamer zat, was een zestien jarige meisje, genaamd Valentina. Valentina Rosa Di Chimici. Ze had licht blauwe ogen, met een donkerblauw met grijze rand erom heen. Haar ogen konden zo mooi fonkelen, als ze vrolijk was. Haar lippen waren mooi gevormd, vooral als ze glimlachte. Om haar pols had ze een rode lintje, maar niemand vroeg ernaar, niemand wist waarom ze deze had. Een paar lokken vielen voor haar ogen, als ze naar de grond staarde. Dan kwamen er lichte blosjes op haar wangen, en verscheen er opnieuw een glimlach op haar gezicht. Haar familie was heel rijk, ze had thuis les, en kwam nooit verder dan de oprit van het huis. Het was een mooi huis, deels van steen. Een grote poort, en een voortuin, dat op een plein leek. Er was een klein fonteintje in het midden, en er stonden bankjes. Valentina wou elke dag wel naar buiten, gewoon weg rennen, weg van de wereld waarin ze opgesloten werd. Ze moest iets zien van de wereld, ze zou gek worde als ze dat niet zag. Vond zij dan. Maar één iemand was het met haar eens. Eén iemand wou dat ze naar buiten ging. Ambra Rossini, heette zij. Zij was de gene die haar elke dag les gaf, en haar elke dag weer zei naar buiten te gaan, te ontsnappen. Het meisje staarde naar de kamerplant, die op haar vensterbank stond. Een zachte zucht ontsnapte. Ze staarde naar de klok, deze gaf tien uur ’s avonds aan. Na negenen werd ze niet meer gecontroleerd, of ze wel echt sliep. Het boeide haar ouders niet, die gaven waarschijnlijk niet eens om haar. Het potlood tikte tegen het bureau toen het viel, en rolde er over heen, om daarna de grond te raken. Ze schoof de stoel naar achter, en stond op. Even voelde ze aan haar wangen, ze waren koud. Een rilling gleed over haar rug, en ze keek sluw om zich heen. “Valentina”riep iemand, het was gedempt en, kwam waarschijnlijk van beneden. Ze zuchtte, opnieuw. Er reden twee auto’s onder de poort door, de oprijlaan af. Verward schudde ze haar hoofd, was er iets aan de hand? Het maakte haar eigenlijk niet uit, maar nieuwsgierigheid overwon het. Zachtjes duwde ze de deur open, die licht begon te kraken. Er stond niemand bij haar deur, normaal was dat wel zo. Ze trok haar schoenen uit, en pakte ze stevig beet. Stapje, voor stapje, liep ze de trap af. Haar witte nacht ‘gewaad’ was net kort genoeg, om de treden niet te raken. Haar zwarte haar, danste als het ware achter haar aan. Toen ze eenmaal beneden was, hoorde ze geroezemoes, gemompel, en iemand leek wel te willen schreeuwen. Dat alles, was toch nog gedempt. Ze wist de voordeur te bereiken, haar fijne, zwarte jas te pakken, en geruisloos naar buiten te sluipen. Eenmaal onder de poort door, trok ze haar schoenen en jas aan. Ze schonk nog één, minachtende blik naar de villa, en rende toen het duister in…