Verboden Kind
Geplaatst: 09 jan 2012 19:00
Nu de eerste stukken van een kortverhaal van mij hier staan wilde ik daar een langverhaal aan toevoegen waar ik al lang mee bezig ben maar wat ik nu helemaal aan het herschrijven ben. Ik heb zoveel geleerd de afgelopen jaren dat de eerste hoofdstukken gewoonweg niet meer voldoen. Nu is het nogal een uitgebreide wereld dus mijn grootste vraag is, is het te volgen?
Daarnaast mogen jullie natuurlijk al het commentaar spuien dat jullie kunnen verzinnen
Dikke regendruppels daalden op Zenna neer. Terwijl ze de volgende heuvel op liep kropen de eerste druppels langs de kraag van haar mantel. Kriebelend zocht het vocht zijn weg langs haar rugharen. Ze negeerde het, net zoals ze de langzaam aanzwellende pijn in haar benen negeerde. Ze moest de kudde op tijd bereiken.
De eerste wolk met de vervloekte kleur was die ochtend langs de horizon gekropen. Altijd kwam er een waarschuwende wolk voor de duivelsregens het land in bereikten. En de wolk was vroeg dit jaar.
Te vroeg.
Schreeuwend had ze vanmorgen haar ouders wakker gemaakt die doelgericht aan de slag waren gegaan. Haar vader had onmiddellijk zijn sterke vleugels uit geslagen om de verst weg gestalde kudde op tijd te kunnen bereiken. Haar moeder had haar een zak vol eten in handen geduwd en haar opweg gestuurd naar de dichterbij gestalde groep heti’s. Haar broers hadden geen beter tijdstip kunnen kiezen om een paar dagen op jacht te zijn, dacht ze nijdig. De jongens waren allebei al ingewijd en hadden de kudde vliegend veel sneller kunnen bereiken dan zij kon lopen. Meestal was dit een fijne tocht waar ze twee wendes over kon doen. Nu moest Zenna proberen de dieren voor de zon onder was binnen te krijgen.
Opeens gleed ze weg en belandde op haar knieën in de modder. Terwijl haar humeur tot een nieuw dieptepunt daalde stond ze op. Boos op zichzelf probeerde ze de aarde uit de vacht, die haar benen bedekte, te vegen. De lange haren klitten hopeloos aan elkaar en het enige resultaat was dat ze nu ook vieze handen had. Met een grom zette ze er weer de pas in.
Toen ze de top van de heuvel bereikte kon ze de waarschuwende wolk tussen de bergen zien hangen, ver onder de grijze regenwolken. Snel wendde ze haar blik af en prevelde een woord naar de drie wijze vrouwen. Het was het beste de duivels en hun nesten links te laten liggen en zich te wapenen tegen hun invloeden. De ochtend was half om en langzaam sloeg haar irritatie om in vrees. Zou ze de dieren deze zonnewende nog in de stallen kunnen krijgen? Als ze werden geraakt door de duivelsregens zou dat hun huid en hun vlees onverkoopbaar maken. Wat moest haar familie dan? Zenna probeerde nog sneller te lopen terwijl zorgen haar hoofd vulden.
Uiteindelijk stond ze op de top van de laatse heuvel. De regen was afgenomen tot een natte nevel. Beneden haar strekte het zomerdal zich uit. Het gras was hoog en voedzaam dit jaar maar de regens waren een maanwende eerder dan de jaren daarvoor. Zouden ze in de korte zomer wel genoeg vet hebben aangezet om ze te kunnen slachten? Van het stalvoer zouden ze in ieder geval niet dikker worden, dacht Zenna.
Door de regen tuurde ze het dal in maar ze kon de bolle vormen van de dieren niet onderscheiden. Langzaam begon ze af te dalen terwijl ze floot. Twee keer hoog, een keer laag. De heti’s zouden het fluitje herkennen en naar haar toe komen. Ze bleef fluiten terwijl ze verder het dal in liep.
Het duurde niet lang voor ze de eerste ronde vormen kon onderscheidden door de miezer. De kleine kudde kwam in volle vaart op haar afgerend. Even later kon ze de drie dunne pootjes van het voorste dier onderscheidden. De voorste slank terwijl de twee achtersten wat steviger waren om het gewicht van de heti’s vooruit te kunnen duwen. Toen de dieren nog maar een paar steen weg waren sloeg Zenna haar mantel aan de kant. Ze spreidde haar vliegvliezen, zo weid als ze kon. De heti’s schrokken en remden af. Zenna maakte zich zo groot als ze kon, haar vliezen zover uit duwend als mogelijk. Vanuit haar ooghoeken zag ze de verboden kleur erin glinsteren, het was niet goed dat die nog in haar vliegvliezen zat. Het maakte dat ze nog steeds niet ingewijd kon worden en zonder inwijding kon ze niet vliegen.
De heti’s stapten nu rustig op haar af en staarden gebiologeerd naar het kleurenspel in haar vleugels. Xena, het leidende vrouwtje, duwde haar neus tegen Zenna aan. ‘Hallo ouwe dame,’ glimlachte Zenna, ‘heb je het weer een zomer overleefd?’ Liefdevol wreef ze het dier over de kop voor ze de rest van de kudde bekeek.
Haar broers hadden hier in het voorjaar negen dieren achtergelaten, twee mannetjes, vijf drachtige beesten en twee jonge vrouwtjes. Ze zag vier gezonde en goed doorvoede jongen tussen de anderen doorlopen. Tevreden draaide Zenna zich om, een verloren kalf was niet veel.
‘Kom op jongens, we hebben een hele tocht te maken vandaag!’
Daarnaast mogen jullie natuurlijk al het commentaar spuien dat jullie kunnen verzinnen

Dikke regendruppels daalden op Zenna neer. Terwijl ze de volgende heuvel op liep kropen de eerste druppels langs de kraag van haar mantel. Kriebelend zocht het vocht zijn weg langs haar rugharen. Ze negeerde het, net zoals ze de langzaam aanzwellende pijn in haar benen negeerde. Ze moest de kudde op tijd bereiken.
De eerste wolk met de vervloekte kleur was die ochtend langs de horizon gekropen. Altijd kwam er een waarschuwende wolk voor de duivelsregens het land in bereikten. En de wolk was vroeg dit jaar.
Te vroeg.
Schreeuwend had ze vanmorgen haar ouders wakker gemaakt die doelgericht aan de slag waren gegaan. Haar vader had onmiddellijk zijn sterke vleugels uit geslagen om de verst weg gestalde kudde op tijd te kunnen bereiken. Haar moeder had haar een zak vol eten in handen geduwd en haar opweg gestuurd naar de dichterbij gestalde groep heti’s. Haar broers hadden geen beter tijdstip kunnen kiezen om een paar dagen op jacht te zijn, dacht ze nijdig. De jongens waren allebei al ingewijd en hadden de kudde vliegend veel sneller kunnen bereiken dan zij kon lopen. Meestal was dit een fijne tocht waar ze twee wendes over kon doen. Nu moest Zenna proberen de dieren voor de zon onder was binnen te krijgen.
Opeens gleed ze weg en belandde op haar knieën in de modder. Terwijl haar humeur tot een nieuw dieptepunt daalde stond ze op. Boos op zichzelf probeerde ze de aarde uit de vacht, die haar benen bedekte, te vegen. De lange haren klitten hopeloos aan elkaar en het enige resultaat was dat ze nu ook vieze handen had. Met een grom zette ze er weer de pas in.
Toen ze de top van de heuvel bereikte kon ze de waarschuwende wolk tussen de bergen zien hangen, ver onder de grijze regenwolken. Snel wendde ze haar blik af en prevelde een woord naar de drie wijze vrouwen. Het was het beste de duivels en hun nesten links te laten liggen en zich te wapenen tegen hun invloeden. De ochtend was half om en langzaam sloeg haar irritatie om in vrees. Zou ze de dieren deze zonnewende nog in de stallen kunnen krijgen? Als ze werden geraakt door de duivelsregens zou dat hun huid en hun vlees onverkoopbaar maken. Wat moest haar familie dan? Zenna probeerde nog sneller te lopen terwijl zorgen haar hoofd vulden.
Uiteindelijk stond ze op de top van de laatse heuvel. De regen was afgenomen tot een natte nevel. Beneden haar strekte het zomerdal zich uit. Het gras was hoog en voedzaam dit jaar maar de regens waren een maanwende eerder dan de jaren daarvoor. Zouden ze in de korte zomer wel genoeg vet hebben aangezet om ze te kunnen slachten? Van het stalvoer zouden ze in ieder geval niet dikker worden, dacht Zenna.
Door de regen tuurde ze het dal in maar ze kon de bolle vormen van de dieren niet onderscheiden. Langzaam begon ze af te dalen terwijl ze floot. Twee keer hoog, een keer laag. De heti’s zouden het fluitje herkennen en naar haar toe komen. Ze bleef fluiten terwijl ze verder het dal in liep.
Het duurde niet lang voor ze de eerste ronde vormen kon onderscheidden door de miezer. De kleine kudde kwam in volle vaart op haar afgerend. Even later kon ze de drie dunne pootjes van het voorste dier onderscheidden. De voorste slank terwijl de twee achtersten wat steviger waren om het gewicht van de heti’s vooruit te kunnen duwen. Toen de dieren nog maar een paar steen weg waren sloeg Zenna haar mantel aan de kant. Ze spreidde haar vliegvliezen, zo weid als ze kon. De heti’s schrokken en remden af. Zenna maakte zich zo groot als ze kon, haar vliezen zover uit duwend als mogelijk. Vanuit haar ooghoeken zag ze de verboden kleur erin glinsteren, het was niet goed dat die nog in haar vliegvliezen zat. Het maakte dat ze nog steeds niet ingewijd kon worden en zonder inwijding kon ze niet vliegen.
De heti’s stapten nu rustig op haar af en staarden gebiologeerd naar het kleurenspel in haar vleugels. Xena, het leidende vrouwtje, duwde haar neus tegen Zenna aan. ‘Hallo ouwe dame,’ glimlachte Zenna, ‘heb je het weer een zomer overleefd?’ Liefdevol wreef ze het dier over de kop voor ze de rest van de kudde bekeek.
Haar broers hadden hier in het voorjaar negen dieren achtergelaten, twee mannetjes, vijf drachtige beesten en twee jonge vrouwtjes. Ze zag vier gezonde en goed doorvoede jongen tussen de anderen doorlopen. Tevreden draaide Zenna zich om, een verloren kalf was niet veel.
‘Kom op jongens, we hebben een hele tocht te maken vandaag!’