Hey Maaike, dank je voor je reactie weer

Het is ook nog niet helemaal de bedoeling dat het duidelijk is wat ze zijn. Het zit onlosmakelijk verbonden met de geschiedenis van de wereld en het mensenras. Als ik dat direct moet uitleggen ben ik de helft van het plot kwijt
Hier het volgende stuk, het is wat lang maar het rond het eerste hoofdstuk af dus hopelijk word me dat vergeven... Hopelijk lezen nog wat meer mensen het door!
Terwijl de dag langzaam plaatsmaakte voor de schemering zwakte de stormwind af tot een zwoel briesje. Haar doorweekte kleren plakten tegen haar natte lijf en maakten het er niet beter op. Haar benen voelden zwaar en met iedere stap schuurde het natte leer over haar vacht. Het zou een enorm karwei worden alle klitten er weer uit te kammen.
De wereld om haar heen werd steeds donkerder en de maan kwam op toen ze eindelijk het dal waar hun huis stond bereikte. Het was al een tijd geleden opgehouden met regenen. De hemel was schoongeveegd, maar de dreigende witte massa van de duivelsregens vulde langzaam de horizon. Verlicht door de halve maan leek de enorme wolkenbank te gloeien van kwaadaardig leven, het zou nu niet lang meer duren.
Voorzichtig liep ze het dal in en glibberde het pad af om de staldeur open te maken, de kudde volgde gehoorzaam maar met een souplesse die Zenna ze beneidde. Vermoeid door de lange wandeltocht was ze op de terugweg nog twee keer onderuit gegaan en ze zat onder de modder.
Eenmaal bij de staldeur bleef het leidende vrouwtje een tijdje staan twijfelen, haar modderige poten onder zich als de poten van een krukje. Langzaam kwamen de herinneringen van het dier terug en ze zette voorzichtig haar voorste poot wat verder naar voren. Zenna hoorde de andere kudde heen en weer schuifelen in de achterste helft van de stal. Dat betekende dat haar vader al terug was!
Zenna rammelde met een bak vol gedroogd fruit wat Xen overtuigde de laatste stap te zetten. Langzaam liep het leidende vrouwtje naar binnen, de rest van de kudde met zich meevoerend. Sommige van de beesten waren schrikkerig, ze herinnerden zich dat er ieder jaar beesten verdwenen als ze hier kwamen. De warmte en het vooruitzicht van lekkernijen overwonnen hun angsten altijd weer.
"Daar ben je," hoorde ze een lage stem.
"Ja, precies op tijd geloof ik," zei ze terwijl ze de deur achter de laatste heti dicht trok. Ze had de tocht binnen een wende gemaakt, meestal nam ze twee wenden de tijd. Ook de heti's hadden stevig doorgelopen, alsof ze wisten hoe belangrijk het was voor hun bazen dat ze op tijd op stal stonden.
"Inderdaad, je had geen stand later moeten vertrekken." Met een bezorgde frons in zijn voorhoofd leunde haar vader op de balken die de dieren uit het woongedeelte moesten houden.
Even was het stil.
"Mooie dieren dit jaar," merkte haar vader op.
"Ja, al zal niemand geloven dat we ze voor de regens binnen heb gehaald."
"Ze zullen wel moeten, niemand maakt zulk soepel leer als wij."
"Dat leer is van vorig jaar pa, maar vlees moeten ze ook van ons willen hebben."
"Geen zorgen lieve kind, wat weten die dorpelingen nou van het boeren leven?" Haar vader knipoogde naar haar. Hij had gelijk, de mensen in het dorpje leefden van de handel, niet van vee en akkers. "Ik hoop maar dat we genoeg hebben voor een vaatje.".
"Natuurlijk wel, dat hebben we ieder jaar," zei haar vader met de grote stelligheid die ze van hem gewend was. Zijn overtuiging stelde haar gerust maar ze hield een een vreemd gespannen gevoel in haar buik. Peinzend staarde ze naar de dieren.
"Ik heb het opgezocht Zen," verbrak haar vader de stilte. "Kijk hier maar eens." Hij hield één van zijn boekjes vol cijfers over de afgelopen jaren omhoog. "De regens zijn een volle maanwende eerder dan vorig jaar. Dit is werkelijk uitzonderlijk."
"Dit seizoen heeft nog meer verassingen voor ons," voorspelde ze. Dit keer was ze niet geïnterreseerd in zijn cijfers. Soms snapte ze werkelijk niet waarom hij dat allemaal bijhield.
"Hoe kom je daar zo bij meisje?" De donkere ogen van haar vader keerden zich van zijn boekje af om haar aan te kijken. Van al het harde werken had haar vader rimpels gekregen. Op de plekken van de rimpels waren zijn korte, meestal donkerbruine, gezichtsharen in een permanente staat van wanorde gebracht waardoor Zenna altijd moest glimlachen als ze naar hem keek.
"Kun je het niet voelen? Alsof alles aan het afwachten is." Nu bestudeerde haar vader de balk waar hij op leunde intensief terwijl de rimpel in zijn voorhoofd zich.
Bars zei hij: "Je moeder is beter in dit soort dingen dan ik. Kom kind, ga je afdrogen."
Ze draaide zich om en ging naar het drooghok. Het had weinig zin door te vragen als hij zo reageerde, hij was een man van harde gegevens, niet van gevoel. Ze trok haar natte kleren over haar hoofd en wrong ze uit boven het rooster waar het water in de enorme houten emmer eronder kletterde. Met een zucht hing ze haar kleren over de droogrekken met haar vingers trok ze de ergste klitten uit haar vacht en pakte een droogdoek.
En nog een, en nog een. Vier doeken verder was ze droog genoeg voor de huiskamer en de kleine kammetjes van haar moeder. Ze haatte het om elke keer helemaal gekamd te moeten worden als ze een beetje nat was geweest. Het kon toch geen kwaad gewoon op te drogen? Dat deed in ieder geval een stuk minder zeer. Er kwam heus niet plotseling een knappe vreemdeling binnenvallen om met haar te trouwen die dan weer vertrok omdat ze niet fatsoenlijk geborsteld was.
Toen ze langs de leren flap dook die het drooghok van de woonkamer scheidde drong de sterke geur van soep haar neus binnen. Ze wist niet zeker wat ze nu belangrijker vond, het eten of de warmte. Met een zucht plofte ze op een krukje voor de haard. Haar moeder drukte haar gelijk een tot de rand gevulde kom in de handen en keek met een zucht naar haar rug.
"Ik weet het mam," mompelde ze tussen twee lepels veel te hete vloeistof door.
"Je haren zijn eigenlijk allemaal net te lang meisje, net lang genoeg om flink in de klit te raken," mopperend pakte ze haar setje kammen en begon haar dochter ermee te bewerken. Toen Zenna haar kom soep ophad trok ze er zelf ook een kammetje uit, dan duurde het in ieder geval niet zo lang.
"Pap zei dat ik aan jou moest vragen of je ook zo'n vreemd voorgevoel hebt voor dit seizoen," begon ze even later voorzichtig.
"Veranderingen, meer dan ik zou wensen," antwoordde haar moeder. Zenna draaide zich half om en zag de starende blik in haar moeders ogen. Haar moeder zag soms dingen. Vlagen uit het verleden of de toekomst. Nooit duidelijk, maar genoeg.
"Heb je een idee wat het kan zijn?"
"Ik weet het niet, ik kan je zelfs niet vertellen of ze goed zullen uitpakken of niet." Haar moeder staarde voor zich uit. Op momenten als deze leek ze veel ouder dan ze was. Zenna keek naar de diepe lijnen langs haar mond en het fijne netwerk van rimpeltjes die veroorzaakt waren door jaren van seizoenswerk. Moeder schudde kort met haar hoofd.
"Kom, neem nog een kom. Je vader en ik hebben al gegeten dus de rest is voor jou." Moeder pakte Zenna's kom op en greep naar de lepel naast de enorme pot maaltijdsoep. Het onderwerp was afgesloten
"Waar zijn Wall en Kredan? Zijn ze nog niet terug van de jacht?"
"Ze kennen de bergen Zenna, ze redden zichzelf wel."
Zenna trok een pruillip terwijl ze haar moeder smekend aankeek. "Waarschijnlijk terwijl ze de buit van de tocht opeten, terwijl ik hier soep krijg." Haar moeder glimlachte, ze wist heel goed dat Zenna dat niet meende. Haar moeders soep was beter dan al het verse wild dat de jongens konden klaarmaken, zeker als Kredan ging koken.
"Ik hoop voor ze dat ze genoeg hebben gevangen om de regens uit te houden."
"Natuurlijk, ik heb moeders noodpakket onder in hun tassen gestopt." Moeder knipoogde naar haar.
Zenna nipte voorzichtig verder van de dikke soep. Haar moeder verdween met een ketel warm water naar de werkkamer. Ze strekte haar benen en slurpte rustig de hete soep naar binnen terwijl ze langzaam opdroogde voor het haardvuur. Ze sloot haar ogen en genoot van het ontspannen van haar vermoeide spieren. Ze zou in ieder geval goed slapen vannacht, al maakte ze zich wel een beetje zorgen om haar broers. Maar Kredan en Wall kennende hadden ze een schuilplaats gevonden en waren ze nu sterke verhalen aan het vertellen over hun schaarse avonden in de dorpskroeg.
"Hey pap!" riep ze door de tussendeur toen ze hem in het drooghok hoorde stommelen. "Zijn ze gezond?"
"Wat zei je Zen?" Vader stak zijn hoofd langs de huid waarna de rest volgde. "Je weet dat ik je niet kan verstaan daar."
"Of de beesten goed zijn?"
"Ze zijn prima in orde. Alleen Xen schijnt nu wat van slag"
"Vorig jaar hebben we haar kleintje genomen, weet je nog?" Zenna sloot haar ogen weer en luisterde naar het sputteren van het haardvuur. Het was warm in de hut, alle ramen en deuren zaten dicht om de kans dat de oude geesten het huis binnen drongen zo klein mogelijk te houden.
"Dat is waar ook, dat zal wel boven komen nu. Is er nog soep?" Haar vader had de lepel al in zijn hand voordat ze kon antwoorden.
"Nog genoeg voor drie dagen, mam had op m'n broers gerekend."
"Typisch je moeder ja, zelfs met Kredan en Wall erbij is het altijd teveel."
"Wat lopen jullie te roddelen daar?!" riep moeder vanuit het washok.
"Niks lieverd, lekkere soep!"
"Kom erbij zitten mam, dan vieren we dat de dieren op tijd binnen zijn."
"Kom eraan, eerst de taken, dan..."
"Dan plezier maken, we weten het mam."
Vader haalde het vaatje kichi te voorschijn waar nog een aardige bodem in zat. "We zullen dat vat eens laten zien wat we waard zijn." Na het eerste bekertje voelde Zenna zich al een beetje zweverig worden. De rest van de avond ging in een gemoedelijke roes voorbij en ver na middernacht, terwijl de duivelsregens op het dak klaterden, sloeg ze moe en enigszins aangeschoten haar slaapmat uit en kroop onder de dunne zomerdeken.