En nou maar hopen dat ik al mijn verhalen nog een af maak. ALs ik zin heb ik een ander verhaal ga ik daar mee beginnen.
Feedback, kritiek, complimenten zijn allemaal welkom!

Hoofdstuk 1
Voorzichtig legde ik een pijl op mijn boog. Heel langzaam lichtte ik de punt op en richtte hem op de wolf. In een vloeiende beweging trok mijn rechterarm de pees naar achteren, zover mogelijk, tot het niet meer wilde.
In gedachten zag ik de pijl van mijn boog schieten, regelrecht in het felblauwe linkeroog van de wolf. Ik zag hoe snel hij dood zou gaan. Het zou een snelle en pijnloze dood zijn.
Zonder moeite hield ik de pees gespannen. Gelukkig was ik sterk, anders had ik de pees nooit zo strak kunnen houden.
Ik ademde licht in en uit. Licht ademend, dat was regel één om goed te jagen. Dat had mijn vader me altijd geleerd. Anders weet je prooi waar je bent en vlucht hij.
Als je dat niet kan, vang je nooit wat.
Ik ademde nog één keer diep in voordat ik de pees terug liet veren.
Zoals ik in mijn gedachten had gezien vloog de pijl regelrecht in het linkeroog van de wolf. Met een harde grauw viel hij dood neer.
Snel rende ik erheen en knielde naast de wolf neer. Snel trok ik de pijl uit zijn oog.
‘Sorry, sorry voor wat ik jou heb aangedaan. Sorry voor de dood. Laat moeder natuur je lichaam opnemen in de aarde, en vader hemel je geest opnemen in een ander lichaam,’ fluisterde ik.
Ik schoof mijn handen onder de wolf en tilde hem op. Wankelend probeerde ik te lopen. Maar de wolf was te zwaar.
Met een zucht liet ik de wolf weer op de grond ploffen. Ik ging met mijn rug tegen de wolf aan zitten.
Wat moest ik doen? Mijn ogen werden groot toen een idee mijn hoofd binnen kwam vallen.
Ik gooide mijn hoofd in mijn nek en begon noten te zingen. Geen woorden, maar noten. Een deuntje, zo werd het ook wel eens genoemd.
Vier zuivere tonen verlieten mijn keel en vlogen door de lucht. De vogels om mij heen werden stil. Ik herhaalde het deuntje nog een keer.
Na zeven seconden doodse stilte begonnen de vogels mijn deuntje te herhalen. Nu galmde hij door het bos.
Zonder enige reden werden ze weer doodstil. Even later kwam er een ander deuntje.
Ik liet me glimlachend tegen de wolf vallen.
Honderdzevenenveertig seconden later hoorde ik takken knappen, alsof er iemand liep.
Binnen een seconde zat ik op mijn hurken, mijn boog gespannen, de pijl richting het geluid gericht.
Er kwam een man binnen mijn gezichtsveld. Hij hielt zijn armen omhoog.
‘Ik ben het.’ Ik knikte en liet mijn boog zakken.
‘Hallo Jake,’ zei ik.
‘Hey meid.’
Ik gromde naar Jacob, want Jake was een afkorting.
‘Ik ben Lucian, ik ben wel een meid maar zo zou je me niet meer noemen.’ Ik merkte dat ik het beteuterd zei.
Jacob grinnikte en liep naar me toe. Achter hem kwamen nog wat mannen aan. Het waren Zeus, Niro, Ab en Ran. Allemaal makkelijke namen.
Ik was de enige van de stam die een moeilijke naam had. Waarom? Dat weet niemand.
Mijn moeder stierf nadat ze mij mijn naam had gegeven. Mijn vader wilde hem niet meer veranderen.
Vader...
Vier manen geleden viel een Earthanim hem aan. Zijn beide benen waren verbrijzeld. Wonder boven wonder heeft hij het toch overleeft dankzij Mana, onze genezer.
Jacob knikte naar de wolf. 'Mooi, goed gedaan.'
Ik glimlachte toen ik zei: 'Ja, alleen hij is te zwaar. Ik kan hem niet alleen verplaatsen.'
Jacob rolde met zijn ogen. 'Zo bedoelde ik het niet. Meestal kunnen meisjes niet jagen, maar jij... Jij bent beter dan alle jongens hier.'
'Duh,' grinnikte ik.
'Haha,' reageerde Ran, 'niet grappig.'
Ik haalde mijn schouders op. 'Zullen we nou maar gaan?'
Iedereen knikte en een paar jongens pakten de wolf op. Op een snel tempo begonnen ze richting het kamp te rennen.
Zeus, Niro en ik renden mee terwijl we goed om ons heen keken om gevaar op te sporen. Niets kwam ook maar in de buurt van gevaar, gelukkig maar.