Onzeker zat ik voor mij uit te staren, nadenkend over wat er allemaal nog ging komen. Wanneer zou het allemaal eens ophouden? Wanneer zou ik mogen gaan leven, zoals leven werd beschreven? Ik beet op mijn lip en ik keek uit het raam, waar vogeltjes druk bezig waren om een nestje te bouwen. Was het allemaal maar zo gemakkelijk, om weg te vliegen uit al je problemen en ergens anders compleet over-nieuw te beginnen. Een nieuwe start, een nieuwe omgeving, een nieuw plekje. Maar dat zat er voor mij niet in. Van huis weg lopen was nog het laatste wat verstandig was. En waar moest ik heen? Geen fami-lie die mij op kon pikken en waar ik voor altijd kon blijven logeren, geen kennissen in de buurt en vroeg of laat werd ik toch wel gevonden en had ik de problemen alleen nog maar erger gemaakt. Wegduiken voor mijn problemen was gewoon geen optie. Had ik überhaupt wel opties? Met een beetje nadenken had ik die gewoon niet, er waren geen wegen die ik kon kiezen. Wel tussenweggetjes die uiteindelijk dood zouden lopen. Maar wie zegt dat die ene grote weg waar ik nu opzit, niet zou dood lopen? Uiteindelijk lopen alle wegen dood en begint er ergens verder op weer een nieuwe. Maar daar had ik nu niets aan, eigenlijk had ik nu nergens iets aan. Het idee dat er gewoon geen uitweg was, geen andere mogelijkheden om ergens over nieuw te kunnen beginnen, zonder enige zorgen was er gewoon niet en dat maakte mij alleen nog maar wanhopiger.
Opeens hoorde ik de voordeur opengaan. De rustige sfeer in huis werd gelijk omgeschakeld in paniek en stres. Mijn lichaam vulde zich met spanningen en ik voelde mij gelijk veel minder op mijn gemak. Voetstappen bonkten door de gang, de gangdeur ging open en vervolgens zag ik mijn moeder die mij zoals gewoon streng in de ogen keek, langs mij lopen.
“Hoi” zei ik, een beetje gespannen.
“Hoi” zei mijn moeder heel zachtjes, bijna onverstaanbaar, en liep vervolgens verder de kamer in. Ze ging op de bank zitten en zette de tv aan.
Mijn ogen vielen terug naar het raam en keek weer naar de vogeltjes die nog steeds druk bezig waren met hun nestje voor hun toekomstige kleine. Opnieuw flitsten er weer allemaal vragen door mijn hoofd, vragen waar ik waarschijnlijk nooit antwoord op zou krijgen, vragen die altijd onbeantwoord door mijn hoofd zouden spoken. Het was oneerlijk, maar het was nou eenmaal zo. Ik voelde nog steeds de spanningen door mijn lichaam glijden, mijn hart die nog altijd sneller klopte dan normaal sinds mijn moeder binnen kwam lopen. Ik probeerde de spanning weg te nemen door langzamer in en uit te ademen, maar dat mislukte.
Ik keek naar mijn moeder, die met een geïrriteerde blik naar de televisie stond te staren. Het gevoel die ik al had werd nu officieel bevestigd, vandaag was het weer zo’n dag. Vandaag moest ik weer op mijn hoede zijn, letten op alle bewegingen, geluiden en houdingen die ik zou maken. Ik kreeg een brok in mijn keel, maar ik probeerde het te negeren. Ik slikte, maar de brok bleef maar zitten. De gedachten die door mijn hoofd spookten gingen niet weg. Het was haast jaloezie die ik had, jaloezie omdat ik niet had wat mijn vriendinnen wel hadden. Een huis, een thuis waar ze welkom waren. De warmte die ze iedere dag weer kregen. De liefde die ze proefden van hun ouders, ouders die hun kinderen altijd zouden steunen in moeilijke tijden. Ouders die trots op hun kinderen waren, al was het om iets onbenulligs. Waarom? Waarom hadden zij dit wel, maar ik niet? Ik stopte mijn opgekropte gevoelens weg en stond op. Dit had geen zin. Zielig doen zou niks oplossen.
Ik pakte wat drinken en ging mijn weg naar de trap, om vervolgens naar boven te lopen, naar mijn kamer.
“Hé!” Ik schrok. Het was mijn moeder. De zenuwen die inmiddels een beetje waren weggetrokken, kwamen weer omhoog kruipen. Ik wist me geen houding te geven en keek mijn moeder aan.
“Wat is er?” zei ik voorzichtig.
“Dat je dat nog moet vragen!.” De stemvolume van mijn moeder was altijd enorm, net alsof ik een ki-lometer verder op stond. Ik, die niet wist wat ze bedoelde keek haar smekend aan, hopend op een wonder, dat dit niet zou uitlopen in een drama.
“Ik weet het echt niet”. Zei ik met een trillende stem. Bang voor wat er komen ging, bleef ik staan waar ik stond. Als een muur. Mijn moeder, die me woedend aan keek stond op. Ik schrok, en zette een stap naar achteren. De angst die in mijn lichaam zat was optimaal. Mijn hart bonkte als een idioot, de zenu-wen gierden door mijn lijf.
“O wat ben jij toch ook een rot kind, ik heb niks aan je, niks onthoud je! Je bent net zo’n dwaas als je vader. Die onthield ook niks!” Ze liep naar me toe. Bij iedere pas dat ze dichterbij kwam, voelde ik mij steeds wanhopiger worden. Ik kon niet meer denken, alles blokkeerde in mij. De spanningen namen mijn lichaam over.
Wat moest ik doen? Ik kon niets doen. Er was geen uitweg, geen zijweggetje die mij kon redden uit deze situatie. Niemand die mij hier uit kon helpen, niemand.
“Mam, alsjeblieft, zeg me wat ik moet doen en ik doe het!” Maar wat ik ook zou zeggen, het had toch geen zin.
“Achterlijk rot kind dat je er bent! Nou is het al te laat, je hebt me alweer boos gemaakt! Je kunt ook niks uit jezelf doen, nee daar ben je te beroerd voor!”
Door alle spanningen die binnen in mij ontstonden ontsnapten er tranen uit mijn ogen, die rolden over mijn wangen. Ik liep naar achteren, nog steeds zoekend naar een eventuele uitweg die er niet was. Ik dreef mijzelf in een hoekje van de keuken, ik kon geen kant meer op.
“Mam, alsjeblieft!” Mijn moeder die nog steeds met een dreigende houding op mij af kwam lopen, stop-te even. Ze stond nu ongeveer vijf meter voor me en ik snakte naar adem.
“Je zou voor mij naar de winkel gaan, weet je nog!?” Ik probeerde het te herinneren, maar ik kon niets bovenhalen. Had ze dat echt tegen mij gezegd?
“Ik weet het echt niet meer! Maar ik kan er toch nog steeds heen gaan? Wat wil je dat ik ga halen?” Al wist ik dat het volkomen zinloos was om dit te zeggen, ik probeerde het toch.
“je bent gestoord! Je bent gewoon contactgestoord, daarom durf je niet naar de winkel!”
Ze pakte een mes van het aanrecht en hield het omhoog. Ik begon te gillen. Snel dook ik in elkaar, mijn handen over mijn hoofd, wachtend op de pijn. Wachtend tot alles was afgelopen.
“Doe niet zo achterlijk kind! Zielig persoon dat je er bent! Ik word helemaal gek van je, wist je dat? Je verpest alles voor mij, mijn hele leven!” Ik hoorde een knal naast me, ik opende mijn ogen en keek voorzichtig om mij heen. Ze had mis gegooid. De tranen die nog steeds over mijn wangen rolden en de hoeveelheid spanning die in mijn lichaam zat was ondragelijk. Ik keek mijn moeder aan, die al woedend nog steeds op mij stond te schelden. Ik probeerde omhoog te komen en weg te rennen, maar mijn moeder blokkeerde de hele weg. Paniekerig begon ik om mij heen te kijken.
“Aansteller! Rot op man! Ga weg! Weg met jou!” Ik bedacht mij niet en rende zo snel als ik kon langs mijn moeder, op naar boven, naar mijn kamer. Veiligheid. Ze probeerde nog naar mij uit te halen maar ik was sneller. Bijna van de trap vallende vluchtte ik naar boven, deed de kamer deur op slot en liet mij op mijn bed zakken.
Ik zuchtte diep en sloot mijn ogen. Ik hoorde mijn moeder beneden nog naar mij schelden, maar ik probeerde het te negeren. Ik probeerde weer de ontspanning in mijn lichaam terug te halen. Ik dacht aan mijn vriendinnen. Woonden die maar in hetzelfde dorp. Kon ik daar maar iedere keer weer heen gaan om mijn zorgen te vergeten. Opnieuw slaakte ik een zucht en veegde de tranen van mijn wangen. Maar dat was niet zo, ze woonden allemaal minstens 10 kilometer verderop.
Ik opende weer mijn ogen en stond op, liep naar de spiegel en bekeek mijn rode, glazige ogen. Misschien had mijn moeder ook wel gelijk. Misschien was ik ook wel een aanstelster, en verdien ik het ook helemaal niet om te leven. Er ontsnapte weer een traan, die langzaam naar beneden gleed. Een lelijk rot kind, daar had ze in ieder geval wel gelijk in.
Ik inspecteerde mijzelf goed in de spiegel maar ik kon werkelijk niets vinden waarvan ik dacht dat het mooi was. Er was echt helemaal niets moois aan mij. Het was natuurlijk geen wonder dat ik nog nooit een vriendje had gehad, wat moest een jongen nou met een lelijk meisje? Wat moest een jongen nou met een gestoord iemand? Wat moest een jongen nou met mij?
Ik besloot weg te lopen van de spiegel en ging aan mijn rommelige bureau zitten. Overal lagen papie-ren, schetsen en potloden. Ik stortte mij op het papier en begon te tekenen. Dat was het enige wat ik kon, een beetje tekenen.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Hier alvast een voorproefje, ben benieuwd wat jullie er van vinden !
En of jullie mij aanraden om door te schrijven natuurlijk
