-Proloog-
Roze lelieblaadjes dwarrelen rustig naar het wateroppervlak. Als ze het water aanraken, lichten ze heel even op en worden daarna weer lichtroze. Wachtend op het babymeisje dat vandaag zal worden gezegend, volg ik hun weg langs de stroom. Het beekje kabbelt vredig naar Aflamina, de bron van al onze krachten. Ik heb het vermogen gekregen om uitverkoren baby’s in te wijden, net als mijn moeder. Maar zij is te oud, dus moet ik het ritueel voortzetten.Een zacht gekraak doet me opkijken. Het portaal is geopend en een grote, jonge man stapt eruit. Zijn felgroene ogen lichten wat op en in zijn armen ligt een meisjesbaby in doeken gewikkeld.
‘Het is tijd’, zegt de man. Ik knik en loop naar de man toe.
‘Dank je, Nao. Je taak zit er op, je kunt gaan.’ Hij overhandigt me het meisje, maakt een lichte buiging en wandelt richting het portaal. Een flonkerend groen, magisch portaal. Alleen de Manatzae, zoals ik en de Dovakhi zoals Nao kunnen dit soort portaal gebruiken. Nao loopt door het portaal en met hetzelfde zachte gekraak sluit het zich. Ik wandel naar de vijver en leg het meisje neer in een rieten mandje, dat naast het poeltje staat.
Met een eerbiedig gebaar plaats ik mijn hand op haar voorhoofdje. Ik zie een witte lichtflits voor mijn ogen. Het duurt maar een fractie van een seconde en toch kan ik allerlei kleuren en beeldfragmenten waarnemen.
‘Machtige Käna, geef me de wijsheid terwijl ik dit uitverkoren meisje begunstig’, fluister ik met gesloten ogen. Zoals altijd zie ik de naam die ik van Käna doorkrijg.
‘Emi, beeldschoon en gezegend. Je toekomst ligt voor je open.’ Ik open mijn ogen, schep wat water in mijn handen en laat het over Emi’s hoofdje vloeien. Het witte haar licht op en wordt lichtroze, net als de lelieblaadjes. Het ritueel is volbracht en het lot van dit meisje is bepaald. Voorzichtig leg ik Emi in het mandje en laat de stroom haar meevoeren. Ik kijk het mandje nog even na. Het water is kalm, alsof het weet dat het iets belangrijks met zich meedraagt.
Dan hoor ik opnieuw een gekraak, iets harder dan dat van daarjuist. Ik denk even dat Nao teruggekomen is, alhoewel hem dat strikt verboden is. Maar als ik me omdraai, word ik totaal verrast. Een kale, donkere gedaante komt op me af. Over zijn beide armen zijn afbeeldingen van gemuteerde slangen getatoeëerd. Slangen met twee of meerdere hoofden in verschillende kleurvarianten en met vreemde lichaamsdelen. De figuur rochelt sissende geluiden. Een ijskoud gevoel maakt zich meester van me. Ik besef dat dit helemaal niet goed is. Het geluid van zijn stem doet mijn haren overeind staan. ‘Waar is het uitverkoren meisje? Geef haar aan me.’
‘Wie ben je?’, is mijn wedervraag en ik zet een paar stappen achteruit.
‘Waar is ze?’ vraagt het wezen opnieuw, maar nu ongeduldiger. Hij kijkt me aan en ik verstijf. Ik voel hem mijn hoofd indringen en zie het hele ritueel opnieuw voor me. Het beeld vertraagt wat bij het mandje dat via de stroom wordt meegevoerd. Het wezen glipt weer uit mijn gedachten en ik val neer. De gestalte gromt. Hij komt op me af en grijpt mijn keel vast. Zijn gitzwarte ogen glinsteren gevaarlijk. Ik besef dat ik niet lang meer te leven zal hebben als ik hem niet vertel waar Emi is. Maar zou ik dat doen, dan zal haar toekomst volledig in de war geschopt worden. Dat mag niet gebeuren. Dan offer ik nog liever mijn eigen leven op.
‘Naar waar voert de stroom? Zeg het!’ gebiedt hij me. Mijn luchtpijp wordt dichtgeknepen en mijn hoofd begint gevaarlijk te bonken. Als een lappenpop laat hij me vallen. Ik hoest en hap naar adem.
‘Nee!' kaats ik met schorre stem terug. Hij grijnst en neemt een lang, magisch zwaard vast. Wanneer hij het aanraakt begint het te pulseren. Met een sadistische blik slentert hij op me af.
‘Ik kom er uiteindelijk toch wel achter. Door jouw stilzwijgen word ik alleen maar wat vertraagd.’ Ik wil vluchten, maar hij heeft me in zijn mentale greep.
Het laatste wat ik zie voor dat de kling me doorklieft, zijn de lichtroze blaadjes, die nog altijd rustig naar beneden dwarrelen. Het laatste beeld voor ik mijn ogen sluit en op ga in het niets.