
‘Doet dit pijn?’ vroeg ik hem fluisterend. Een gemeen lachje speelde om mijn lippen. Langzaam gleed ik met het scherpe blad van mijn dolk over zijn arm. Het liet een rood spoor na, uit het dunne laagje vlees dat ik had besneden welde bloed op. Amper bij bewustzijn, kreunde de jongen en hij tilde zijn hoofd een beetje op. Tevreden ging ik verder. Kleine sneetjes deden vaak veel meer pijn dan grote wonden. En hij verdiende het om pijn te lijden. Bij elk sneetje dat ik maakte, kreunde hij. Vakkundig handelde ik met de dolk, totdat ik tevreden was met het resultaat. Ik ruilde de dolk in voor mijn pakje sigaretten die op het metalen bijzettafeltje lagen. Nog half kijkend stak ik er een op en inhaleerde ik diep alvorens uit te blazen, genietend van het schouwspel. Hij draaide zijn hoofd een klein beetje, zodat ik hem in zijn ogen kon kijken. In die blik was pure haat en afgunst te zien. Ik lachte.
‘Je weet dat je dit verdiend hebt.’ Zei ik spottend. Ik zette een paar stappen dichterbij zodat ik vlak voor hem stond. Ik kon zijn bloed ruiken. Ik nam weer een teug van mijn sigaret en blies in zijn gezicht uit. Vals keek ik hem aan, en ik bracht mijn sigaret naar zijn gezicht. Langzaam raakte ik met het brandende uiteinde zijn wang aan. Ik hoorde huid sissen. Hij reageerde niet. Zijn ogen waren dichtgevallen. Ik stapte achteruit en bekeek hem met mijn hoofd schuin. Voor de tweede keer liep ik naar het tafeltje en reikte ik naar een flesje met een vloeisof erin en een lapje stof. Zorgvuldig draaide ik de dop van het flesje en bevochtigde ik het lapje. Ik zette het flesje terug en liep met het lapje weer naar hem toe. Ruw pakte ik hem aan zijn kin vast en hield zijn hoofd rechtop. Ik duwde het lapje onder zijn neus. Ik hoefde niet te wachten, zijn ogen schoten open en hij begon te kuchen. Zijn lichaam schokte, en de plaat met kettingen waaraan hij vast zat schudde met hem mee.
‘Ik ben nog niet klaar.’ Fluisterde ik hem toe. Ik haalde het lapje weg, mikte het op de grond.
‘Dus, waar was ik…’ Ik ging weer met mijn sigaret naar zijn wang en plaatste het uiteinde nauwkeurig naast het eerste brandwondje, met een kleine ruimte ertussen. Weer siste de huid, en ditmaal kreeg ik wel een reactie. Een geluid dat tussen een brom en een kreun inzat, steeg op uit zijn keel. Goedkeurend keek ik hem aan. Ik reikte naast me en pakte de verhitte soldeerbout. Hij keek me aan en keek toen naar de soldeerbout. Tevreden zag ik een spoor van angst in zijn ogen. Ik greep zijn kin weer vast en trok een mooi boogje onder de twee brandwondjes. Er kwam rook van de punt van de soldeerbout af en een schroeilucht vulde mijn neusgaten. Weer maakte hij dat vreemde geluid. Ik legde de bout weg en stapte weer achteruit. Voldaan bewonderde ik mijn werk. Op zijn rechterwang prijkte nu een lachend gezichtje. Ook ik lachte. Hij niet.