Hier is ie dan, de vernieuwde versie van het verhaal: Don't be afraid.
Het verhaal telt inmiddels 5 hele hoofdstukken en 34 volle a4tjes in een krap maandje tijd en doordat ik op een ander forum ondertussen al meer dan 50 'fans' heb gekregen, besloot ik het verhaal te herschrijven en alle fouten er uit te halen. (of nou ja zo veel mogelijk dan )
Feedback is van harte welkom!
~ Proloog ~
Lena
Al jaren heb ik geleefd met veel pijn, stress en spanning, maar ik heb nog nooit nagedacht over hoe ik dood zou kunnen gaan. Hoe en waar ik mijn laatste ademhaling zou uitblazen. Ik staarde met ingehouden adem naar de andere kant van de kamer, waar mijn moeder met een vlijmscherp keukenmes mijn richting op liep. Als ik nu dood zou gaan, had ik in ieder geval pure liefde in mijn leven mogen ervaren. Het gevoel gehad, dat er tenminste één iemand hier op deze wereld zielsveel om mij gaf. Dat dit hoogstwaarschijnlijk ook de reden voor mijn dood zou betekenen, maakte mij niets uit. Ik heb het er voor over gehad, het was het waard. Ik heb een klein deel van een magisch sprookje mogen meemaken, een sprookje waar ik zelf de hoofdrol in speelde. Gespannen wachtte ik af hoe mijn moeder dichterbij kwam, om mij het vervolgens betaald te zetten. Ik zou moeten boeten voor de onafscheidelijke liefde die er was tussen mij en Liam, een liefde die niet werd geaccepteerd.
Laatst gewijzigd door lmk op 01 jul 2012 23:07, 2 keer totaal gewijzigd.
Hoi!
Ik heb af en toe meegelezen met je vorige versie, dit is toch wel een hele verbetering (:
Ik vind alleen die laatste zin niet zo lekker lopen, misschien zou je die nog wat kunnen veranderen?
Gespannen wachtte ik af hoe mijn moeder dichterbij en dichterbij kwam, om mij vervolgens betaald te zetten, te vermoorden.
Ik zou één keer 'dichterbij' er neerzetten en dat laatste zou ik weglaten. Het lijkt mij vrij duidelijk dat er iemand vermoord gaat worden als er iemand met een mes op diegene afkomt
Suggestie: Gespannen wachtte ik af; mijn hart knapte bijna. Ik zag mijn moeder dichterbij komen, om het mij betaald te zetten. Ik zou moeten boeten voor alles wat ik haar had aangedaan.
Ik zeg maar wat, ik heb geen idee of het is wat jij bedoelt, maar het is maar een optie (:
Verder kan ik er nog niet zoveel over zeggen, want je proloog is best wel kort. Ik zou zeggen: post snel verder, pas wel op dat je niet te snel door het verhaal heen racet, want dan is het niet zo fijn om te lezen
Keep going!
Liefs, Marit.
I'm jealous of my parents, I'll never have a kid as cool as theirs.
Helaas heb ik weer niets nuttigs toe te voegen (Geen commentaar/suggesties/tips/verbeteringen/...), want het voornaamste is hierboven al gezegd door Xily ;D
En ik heb je vorige versie niet gelezen, dus voor mij is alles nog afwachten tot het volgende hoofstuk
Toevallig dacht ik er gisteren nog aan, die laatste zin is inderdaad niet mooi en had m op mijn pc al veranderd. Maar toch bedankt, ben benieuwd wat jullie er nu van vinden!
Lena
“Jij ongelofelijk rot kind!” De stem van mijn moeder kwam steeds dichterbij. Het was weer eens zo ver. Er kon werkelijk geen week voorbij gaan zonder ruzie. Het zweet brak mij uit, mijn hart ging als een razende tekeer. Was ik iets vergeten? Had ik iets stoms gedaan, zonder het doorgehad te hebben? Snel dacht ik na, naar een mogelijke oorzaak op deze ruzie, maar ik kon niets bedenken. Of was het misschien haat? Was ik dan werkelijk zo’n rotkind die dit iedere keer maar weer verdiende? Ik snikte gelaten. De tranen begonnen te lopen bij het idee dat mijn bloedeigen moeder niet eens van mij hield. Mij nooit een knuffel zou geven, of mij nooit zou vertellen hoe blij ze met haar dochter was. Iedere keer weer die spanning die je maar beter kon vermijden en als je pech had, kwam die je zelf wel opzoeken. Zoals nu. Ik wilde hier weg, maar waar kon ik heen? Alle mogelijke vluchtwegen werden door mijn moeder geblokkeerd. Nergens waar ik heen kon. Niemand die mij kon horen, smekend om hulp. Daar stond ik dan, opgesloten in een hoekje van de keuken, in elkaar gedoken te wachten op de klappen. De pijn. Het gevoel dat je niet bestaat, terwijl je er wel bent. Het gevoel dat je niets waard bent, dat niemand om je geeft. Wanhopig keek ik mijn moeder aan, die misschien nu nog maar drie meter voor mij stond, kokend van de woede.
“Mam, alsjeblieft,” smeekte ik, maar het had geen zin. Dit werkte nooit, maar toch probeerde ik het iedere keer weer opnieuw. In de hoop op een wonder. In de hoop dat alles goed zou komen, dat dit ophield. Dat ik alles kon terugdraaien en vergeten, maar dat kon niet. Dit was real life. Dit was geen goede film die zou aflopen met een wonder.
“Je bent gestoord! Je bent mijn kind niet! Hoor je me? Door jou zie ik het leven niet meer zitten, door jou zou ik het liefste tegen een boom aanrijden. Jij vergalt mijn hele leven, je maakt me kapot! Ik haat je,” schreeuwde ze aanvallend. Het stemvolume van mijn moeder was altijd enorm, net alsof haar woorden al niet genoeg deden om indruk te maken. Ik zweeg, ik had toch niets in te brengen. Niets dat dit zou kunnen tegen houden, helemaal niets. De tranen stroomden over mijn wangen, de stress nam mijn gehele lichaam over. Ik kon niet meer bewegen, mijn hele lijf was verstijfd van angst. Ik zag hoe mijn moeder dichterbij kwam en sloot mijn ogen. Snel deed ik mijn handen voor mijn gezicht, om mij te beschermen tegen wat er misschien nog komen ging.
“Doe niet zo spastisch, doe normaal! Jij, misselijk figuur!” Mijn moeder stond nu recht voor mij te dreigen met haar vuisten. De wanhoop die ik vanbinnen voelde was ondragelijk. Ik voelde mij kwetsbaar, zo machteloos. Ik wilde dit niet meer. Nooit meer. Hoe lang zou dit nog doorgaan? Hoe lang zou ik dit nog vol kunnen houden?
BAM! Met volle kracht raakte een vuist mijn gezicht. Ik kon mij niet meer verweren en viel met een klap op de grond. Een misselijkmakend gevoel schoot door mij heen. Het was gebeurd, nu kon ik een eventuele ontspanningspoging wel vergeten. Ik was nu compleet kansloos tegenover mijn moeder.
“Mam, niet doen! Alsjeblieft, wat heb ik verkeerd gedaan?” Snikte ik wanhopig, nu mede van de pijn in mijn hoofd, in afwachting op de volgende klappen die nog uitgedeeld moesten worden.
Ik zette al mijn spieren schrap, maar er volgden geen klappen meer. Het was opeens stil, doodstil. Wat was er aan de hand? Waarom schold ze mij niet meer uit? Waarom werd ik niet meer geschopt of geslagen? Durfde ik mijn ogen open te doen en te kijken? Zou ik het durven? Dapper verzamelde ik al mijn moed en draaide voorzichtig mijn hoofd om, in de richting van mijn moeder. Voorzichtig deed ik mijn ogen open en ik zag hoe mijn moeder, die met de rug naar mij toe stond, versteend voor zich uit stond te staren. Snappen deed ik het niet, wat was dit? Waar staarde ze in vredesnaam naar? Wat kon er op dit moment zo bijzonder zijn, dat ze al haar aandacht compleet op iets anders had gefocust? Ik kon het niet goed zien door de wazige vlekken voor mijn ogen, die waarschijnlijk nog kwamen van die klap van daarnet, maar het beeld werd al snel duidelijk genoeg om te snappen wat hier aan de hand was. Zag ik dit nu goed? Stond daar nou een jongen in de opening van de zijdeur? Met al mijn kracht probeerde ik mij te concentreren op wat hier gaande was, maar het lukte niet. Ik was te duizelig, het koste mij te veel energie om mijn hoofd er bij te houden. Ik sloot weer mijn ogen en het enige wat tot mij door drong waren gehaaste voetstappen die mijn kant op kwamen. Ik probeerde mij te verzetten, totdat ik opeens een warme aanraking tegen mijn wang voelde, dat mij gelijk weer deed ontspannen. Het voelde vertrouwd.
“Hé, gaat het?” Was het laatste wat ik dempend een jongensstem hoorde zeggen, voordat ik weg gleed in een diepe duisternis.
Laatst gewijzigd door lmk op 01 jul 2012 23:10, 1 keer totaal gewijzigd.
Liam
Vermoeid plofte ik de laatste verhuisdoos in mijn nieuwe kamer. Het was een grote, lichte kamer en de zomerse zonnestralen drongen via het kamerraam de kamer binnen. Eindelijk, we waren nu officieel verhuisd naar Nederland, het geboorteland van mijn moeder. Ondanks dat ik het oude vertrouwde en vooral zonnige Californië erg zou gaan missen, was ik ergens toch wel opgelucht dat we nu waren verhuisd. Niets zou mij langer meer herinneren aan mijn verdriet en al die ellende van de afgelopen jaren. Ik kon nu proberen het een plekje te geven, het af te sluiten. Direct voelde ik een licht schuldgevoel bij mij opborrelen, het voelde zo slecht, zo gemeen. ik kon het maar niet loslaten. Ik kon mijn eigen vader toch niet zomaar vergeten? Hem wegstoppen, doen alsof hij nooit bestaan heeft?
Gefrustreerd opende ik één van de vele verhuisdozen die in mijn kamer stonden en haalde er een houten fotolijstje uit tevoorschijn. Een glimlach verscheen even op mijn gezicht toen ik naar de foto keek, het was mijn vader die mij met een grote grijns tegemoet lachte, zoals hij altijd deed. Gelijk dacht ik terug aan de mooie tijden die ik met mijn vader had meegemaakt. Door mijn vader had ik geleerd in mijzelf te geloven en niet zomaar op te geven. Hij was er altijd voor mij en steunde mij bij alles en boven alles. Hij was de perfecte vader, een vader om nooit te vergeten. Behoedzaam liet ik mij op de rand van mijn gloednieuwe tweepersoons bed vallen en voelde daarna een brok in mijn keel opkomen. Ik slikte, ik slikte opnieuw, maar de brok ging niet weg.
"Ik mis je pap," ik slaakte een diepe zucht, om zo de opkomende tranen tegen te houden, maar dit mislukte. Langzaam gleden de tranen over mijn wangen, om vervolgens op de grond te vallen. Ik klemde het fotolijstje tegen mijn borst en sloot mijn ogen. Het was zo oneerlijk, het was zo gemeen. Er waren zoveel dingen die ik mijn vader nog moest vertellen. Nog zoveel dingen die we samen zouden doen. Nog zoveel dingen waar ik hem nog voor moest bedanken. Nog zoveel dingen waar ik nog ‘sorry’ voor moest zeggen, maar dit zou nooit meer gebeuren. Mijn vader was er niet meer en dit was allemaal mijn schuld. Hij was dood, dood terwijl ik zorgeloos doorging met mijn leven. Alsof het nooit gebeurt was, alsof hij nooit had bestaan.
“Het spijt me zo,” snikte ik wanhopig. Ik zag het allemaal weer voor me. Al die akelige herinneringen van die dag, die vreselijke nachtmerrie, kwamen weer langzaam bij mij naar boven kruipen.
“Pap, kunnen we niet een beetje sneller rijden?” Mijn geduld was ver te zoeken. Waarom moest mijn vader altijd zo irritant langzaam rijden als ik haast had? Voor een echte vent was hij echt veel te voorzichtig op de weg. Eigenlijk was mijn vader gewoon een watje wanneer het op autorijden aan kwam. Soms kon ik er wel om lachen, maar op momenten zoals nu, kon ik mij er echt aan ergeren.
“Liam, het stormt. Het is gevaarlijk om nu hard te gaan rijden met dit weer,” stelde mijn vader vast. “In dit tempo komen we heus wel op tijd, wees maar niet bang.”
"Op tijd voor het opruimen van een feest wat al is afgelopen zeker?” snauwde ik geïrriteerd. Ik trok dit echt niet meer. Het basketbal finalefeest van het landelijke kampioenschap was nota bene al begonnen en we moesten nog vijftig kilometer rijden. Én dat terwijl ik had gezorgd voor het winnende punt in de finale. Als er één iemand welkom was op dat feest, was ik dat wel. Ik kon niet wachten, ik zat letterlijk op hete kolen. Niet alleen vanwege het feest zelf, vanavond zou ik onderhandelen met meerdere mensen die mij een beurs wilden aanbieden. Als het op basketballen aankwam, was ik altijd de persoon wat alle aandacht kreeg. Stiekem genoot ik hier altijd wel van, al die aandacht om mijn ‘basketbalkunsten’, maar soms kon het ook vreselijk irritant zijn. Mij normaal vertonen op een basketbal wedstrijd was er niet meer bij. Nee, het was niet altijd leuk, maar dat kon de pret zeker niet drukken. Mijn gedachten dwaalden af naar het weer, toen ik een blik naar buiten wierp. Overal waar ik keek, was het donkergrijs, bijna zwart, terwijl het nog licht hoorde te zijn. Het onweer was te horen, de regen sloeg als een gek tegen het raam. Mijn vader had gelijk, het stormde goed, maar dat interesseerde mij nu vrij weinig. Ik keek op mijn horloge, het feest was nu al bijna een uur aan de gang. Geërgerd keek ik naar mijn vader, in de hoop dat hij zich bedacht en wat sneller ging rijden, maar tevergeefs, het had geen effect op hem.
“Pap, alsjeblieft, kan het echt niet wat sneller? Je rijdt nog langzamer dan een blinde opa van negentig.” Mijn vader keek op, richting mij, maar deze keer met een licht geïrriteerde blik. “Het is toch zo? Je gaat echt niet dood van een beetje sneller rijden,” voegde ik er aan toe.
“Jij weet echt niet van ophouden he?” Hij zuchtte. “Ik wil liever geen ongeluk, ik weet niet wat jij wilt maar ik blijf liever nog even leven.”
“Je overdrijft.” Nog steeds staarde ik hoopvol naar mijn vader. “Please, pap? Doe het voor mij? Omdat ik je allerliefste zoon ben.” Ik zat te jammeren als een klein kind dat zeurde om een snoepje. Uit ervaring wist ik dat dit het beste werkte bij mijn vader, wanneer ik niet gelijk mijn zin kreeg. Ik zette mijn allerliefste smekende oogjes op en wachtte ongeduldig af op het antwoord.
“Ik heb maar één zoon.” Bevestigde hij. Een kleine stoute grijns verscheen op zijn gezicht. Heel voorzichtig drukte hij het gaspedaal in en de auto maakte meer vaart. In volle verbazing keek ik naar mijn vader, toen ik merkte dat hij zich gewonnen gaf. We gingen nog steeds niet heel snel, maar voor zijn doen was dit al heel wat.
“Voel je dat pap? Voelt goed he?” lachte ik enthousiast. Ook mijn vader kon zijn lach niet meer bedwingen. Een stukje overwinning voelde ik door mijn maag stromen, we gingen gewoon sneller!
“Je bent mij er één Liam, het is jouw schuld als we straks in de sloot belanden,” grapte hij. “Maar ik geef toe, dit voelt goed!”
“Ik zei het toch?” mopperde ik. “Jij moet eens wat vaker luisteren naar je zoon. Het mag nog wel wat sneller hoor, grand pa.” De ondeugende blik in mijn ogen was nog niet verdwenen en blijkbaar werkte dit goed bij mijn vader.
“Wil je sneller? Dan krijg je sneller!” Opnieuw drukte mijn vader het gaspedaal in, maar dit keer veel minder voorzichtig. Met slippende banden schoot het voertuig vooruit. Zelfs ik schrok van de enorme snelheid die de auto opeens maakte. Snel keek ik naar mijn vader die vol spanning achter het stuur zat. Er klopte iets niet, er was iets goed mis. Hij keek nooit zo.
“Pap, wat is er aan de hand!?” Nog voordat ik in paniek kon raken, raakte de wagen al van de weg. Een fel wit tegenlicht belemmerde het zicht, waardoor ik niets meer kon zien. Ik leek wel verblind. Angst vulde mijn hele lichaam, de spanningen gierden door mijn lijf. Wat was dit? Wat gebeurde er? Hard getoeter kwam steeds dichter bij. Het felle licht werd steeds feller en de auto leek alleen nog maar sneller te gaan. Ik hoorde mijn vader nog schreeuwen, maar het was al te laat.
BAM! In een fractie van een seconde werd de wagen, met een harde knal, de lucht in geslingerd. Een misselijkmakende pijn schoot door mij heen. Wat gebeurde er? Er ging iets gruwelijk fout. Ik voelde een harde klap tegen mijn hoofd, dat alles om mij heen direct zwart maakte. Ik probeerde moeizaam mijn ogen te openen, maar het lukte niet. Ik wist niet meer waar ik was, ik kon mij niet meer bewegen en het enige wat ik voelde was de tergende pijn die door mijn hele lichaam ging. De angst, die door mijn aderen vloeide. Ik wilde hier weg. Wat was er aan de hand? Ik probeerde te schreeuwen, te gillen en te roepen, smekend om hulp, maar op de één of andere manier kwam er niets meer uit mijn keel, helemaal niets. Ik voelde mijn kracht langzaam uit mijn lichaam glijden, de angst en de pijn verdoofden. Wat was dit? Was dit dan het einde? Ik wilde nog helemaal niet dood, mijn leven was nog maar net begonnen. Ik probeerde nog te vechten, te vechten tegen het verdovende gevoel, maar het lukte niet. Ik was te zwak. Mijn kracht werd mij zonder pardon afgenomen. Ik voelde hoe mijn gedachten langzaam afdwaalden naar niets. Ik kon niet meer nadenken, ik kon niets meer voelen. Een rustig, vredig gevoel was het laatste wat ik mij nog kon herinneren.