@Chris, je reacties zijn welkom

. Dat met de titel naam Hallow, de uitleg komt eind hoofdstuk twee of begin hoofdstuk drie. Dat zie ik nog wel...
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
~Hoofdstuk 1~
Nicole
Links, rechts, links en dan weer rechts. Altijd maar hetzelfde. Elke dag en elke minuut. Ik wilde het blijven herhalen. Keer op keer. Rituelen bleef ik maar herhalen. Routine, zo werd het ook wel eens genoemd. Jammer genoeg wil dit niet altijd.
Soms vroeg ik het me wel eens af of het ook anders zou kunnen. Dat als het eens mis ging en ik met rechts begon, wat een regelrechte ramp is, ik niet helemaal zou flippen.
Af en toe deed ik het expres, het ritueel doorbreken. Maar dat liep altijd verkeerd af. Voor mij dan, andere mensen zeiden dat ik het maar moet leren. Op Nicole na dan. Maar zij is ook de enige die mij begreep.
Ik schudde mijn hoofd om de gedachten aan de kant te schudden. Al lukte dat maar half. Het had een soort bijgedachte op dat moment.
Stel je eens voor een boek, je hebt hoofdpersonages en bijpersonages. Een hoofdpersonage kan wisselen van persoon. Dan is de persoon die een bijpersonage was ineens een hoofdpersonage. Je raakt ze (bijna) nooit kwijt.
Zo kan je het dus bij mijn gedachten voorstellen. Hoofdgedachtes en bijgedachtes.
Terwijl ik zo aan het denken was pakte mijn linkerhand mijn rugtas en mijn rechterhand pakte hem over en slingerde hem om mijn schouder. Daarna pakte ik met links de deurklink en opende de deur. Snel stapte ik naar buiten en met rechts sloot ik de deur. Met mijn linkervoet eerst stapte ik via een smal steegje de straat op.
Ik probeerde zo snel mogelijk te lopen, maar na een tijdje ging ik toch maar rennen. Dat is iets sneller.
‘Misschien ben ik dan eindelijk eens wat eerder,’ mopperde ik, ‘o wacht.’ Ik stopte.
Ik was altijd te vroeg. Daarom liep ik.
Langzaam blies ik mijn adem uit. ’S Ochtends, dan werkte mijn geest nog niet zo goed als in de middag. Meestal had ik dan ook mijn werk. Gelukkig maar.
Na, voor mijn gevoel, een hele lange tijd kwam ik eindelijk aan op het bureau.
Eigenlijk het politiebureau maar iedereen noemde het bureau. Zucht, het was of dit of dat maar nee hoor, het moet zus zijn!
Vaag merkte ik dat Mitchell, mijn collega, voor het bureau stond. Toch liep ik door. Een hand hield me tegen. Met een ruk stapte ik terug.
Met grote ogen keek ik hem aan. What the duck? Even grinnik ik om mezelf.
What the duck, het grapje van Prisca. Even trok mijn maag samen van spijt. De ruzie van laatst had mij veel verdriet gedaan en haar nog meer…
‘Wat?’ Siste ik erachteraan.
Ik wist dat Mitchell me anders waarschijnlijk niet gestopt had, maar hij had me toch ook binnen kunnen spreken? Ik kijk op en schrik een beetje.
Meestal huilen jongens niet in het openbaar en met huilen ben ik niet zo goed. Maar Mitchell huilde. Tranen bigelden over zijn wangen. ‘Wat,’ zei ik nu wat minder fel.
Jammer, nog steeds niet zoals het “hoorde”. Maar ja, wat hoort nou? Wat mensen fijn vinden? Veel mensen liegen om bestwil, ik echter niet.
‘Er is een moord gepleegd,’ begon hij maar ik maakte zijn zin af: ‘en die moeten wij oplossen.’
Hij knikte: ‘Er is nog meer, het is iemand die we kennen. Allebei erg goed.’
Vragend keek ik hem aan. Mijn lippen vormden geluidloos de vraag. Wie?
‘N, N, Nicole,’ zei hij met een moeilijk gezicht.
Ik voelde niets. Meestal las je in boeken op zo’n moment: het leek alsof de grond onder mijn voeten verdween.
Bij mij niet hoor. Ik voelde niets. Nou ja, niets? Ik voelde mijn hart kloppen, de kleren die ik aanhad, en de-
Mijn gedachten werden – voor een gedeelte – onderbroken door de stem van Mitchell. ‘Luisterde je wel?’
‘Duh,’ zei ik.
Hij keek me aan en veegde wat tranen van zijn wangen af. ‘Kom.’
Ik knikte en liep het – politie – bureau binnen. De eerste gang links, dan rechts en dan de derde deur. Ons kantoor.
Ik liep naar binnen en sloot de deur. ‘Summer!’ Klonk het door de deur.
Oeps, de deur voor zijn neus dicht gedaan. Alweer…
Met een zwaai opende hij de deur en kwam met een gemaakte boosheid binnen. ‘Nou doet mijn neus pijn.’
‘Ah, arme ziel. Zal ik hem eraf halen?’ Zijn ogen werden groot en hij pakte zijn neus.
Even later zat hij grinnikend op zijn stoel. ‘Al een beetje over de schrik heen?’ zei ik.
Direct werd hij weer serieus.
‘Beetje.’ Reageerde hij, onderzoekend keek hij me aan. ‘Jij niet dan?’
‘Weet ik eigenlijk niet. Ik heb er nog steeds geen gevoel bij. Dat is zeker niet normaal.’ Stelde ik vast.
Mitchell haalde zijn schouders op. ‘Zo ben jij Summer.’
Ik kijk naar de grond. Zou ik echt niets voelen? Of zou ik het wegdenken?
Mijn moeder zei wel eens dat ik een selectief geheugen had – dat ik alleen onthoud wat ik wíl onthouden. Zou dat ook zo kunnen met gevoel?
Mitchell kuchte. Snel keek ik op. Hij veegde de laatste tranen uit zijn ogen.
‘Sven belde net trouwens,’ hij klonk raar, ‘ze vroeg of je jou mail kon bekijken.’
‘Dat kan ik vast wel.’ ‘Ik had geen ander antwoordt van jou verwacht.’
Ik gromde naar hem. Hij trok zijn wenkbrauwen op maar daar trok ik me niets van aan.
Snel opende ik mijn mail.
Daar, bovenaan, stond een mail van hem. Ik opende hem.
Lieve Summer,
Mitchell had me verteld dat Nicole vermoord was. Ik vind het erg naar voor je. Als je er met iemand over wilt praten, dan weet je mij te vinden
.
Ik hoop dat het er niet zo langs gaat als de dood van jou moeder. Daarna ben je ernstig deprisief van geweest.
Je moet trouwens niet vergeten dat ik vandaag om vijf uur bij je ben hé? Niet dat je het ooit vergeten bent, maar ik zeg het toch even.
Liefs, Sven
Een glimlach verscheen op mijn gezicht. Sven, die schat. Hij dacht altijd aan mij. Hij wist als eerste of er iets was. Zelfs Nicole was niet zo snel. Het was alsof hij als geest naast mij zweefde.
Ik keek naar de tijd dat de mail verzonden was. Drie minuten geleden.
‘Wanneer had hij gebeld?’ Vroeg ik.
‘Vlak voordat jij kwam. Misschien heeft hij gebeld en toen pas gemaild. Ik weet het niet.’
‘Hmm,’ murmelde ik.
Ik denk dat ik hem maar even terug ga mailen. Ik klikte op beantwoorden en begon:
Lieve Sven,
Inderdaad, Nicole is vermoord. Ik hoorde het blijkbaar later dan jou. Ik zal op je wachten vanmiddag.
En inderdaad, ik voel nog niets bijzonders. Ik hoop niet dat ik weer zo depressief word. Niet dat ik het zelf merkte maar ik werd van mijn werk gestuurd omdat ze niet wouden dat ik langer bleef. Dat vond ik dom.
Maarja, tot vijf uur.
Summer
‘Summer?’ Hoorde ik Mitchell vragen. Ik keek op als teken dat hij kon praten.
‘Eigenlijk moeten we naar haar toe. Naar de plaats delict eigenlijk.’
Ik zuchtte, ik had het kunnen weten. Hij stond op en ik volgde zijn voorbeeld.