Emma loopt de deur door. Haar adem stokt. Het vertrek waar ze binnenkomt is kaal en koud. Rechts van de ingang staat een bureau, waar een man aan zit. Hij kijkt haar even aan en knikt dan naar zijn collega, die achter haar loopt. Naast het bureau staan een paar plastic klapstoelen. De douanebeambte wijst met een knik naar één van de stoelen en loopt dan weer naar buiten.
Ze gaat zitten, de stoel is hard. Ze kijkt om zich heen, naar de muren van het vertrek. Er hangen grote witte vellen op de muren, waarop in rode letters staat geschreven dat je je mobiele telefoon niet mag gebruiken. Er staan uitroeptekens achter. Emma rilt. Ze moet iets doen. Voorzichtig pakt ze haar fototoestel uit haar tas en bladert door de foto’s. De man achter het kantoor kijkt even op om te zien wat ze doet, maar zodra hij ziet dat wat ze in haar handen heeft, kijkt hij weer naar zijn papieren.
Haar hart maakt een sprongetje als ze de foto ziet van twee dagen eerder: Max, met zijn arm om haar heen geslagen, op het strand. Zij kijkt opgetogen en haar gezicht is enigszins vergroot, omdat ze de camera zelf vasthield. Ze klikt terug naar de foto ervoor. Een donkere jongen die van een hoge rots afspringt, achterwaarts. Het was eng en tegelijk adembenemend mooi. Max had haar meegenomen naar deze plek en haar verteld dat hij als jongen de sprong van zo’n 10 meter de zee in vaak had gemaakt, om de meisjes te imponeren. Nu was zijn aanwezigheid alleen al genoeg om iedereen te imponeren.
Ze had niet gedacht dat de jongen het echt zou doen. Hij stond zo ontspannen, met zijn rug naar de rand. En ineens gooide hij zijn armen naar achteren en sprong, één been gebogen en één been gestrekt. Tijdens de val kwamen zijn benen in een kaarsrechte lijn, ze zag zijn schaduw in de zee groter worden en hij doorkliefde het water als een mes. Toen hij weer boven kwam had ze gejoeld en geklapt, samen met de andere toeschouwers. En Max had haar liefkozend in zijn armen genomen. Toen voelde alles nog goed.
Uit de kamer aan de rechterkant komt een politieman gelopen, hij is blank en groot. Achter hem loopt een donkere vrouw, ze kijkt schichtig om zich heen en gaat dan snel door de deur die voor haar wordt open gehouden. De poort naar de vrijheid.
Emma kijkt naar het fototoestel in haar hand. De foto’s, ze moet ze verbergen, er zijn er zoveel van hen samen. Ze kijkt naar de man aan het bureau, hij is een dossier aan het lezen en kijkt niet op. Ze stopt het toestel in haar tas en schuift voorzichtig het klepje open om de geheugenkaart eruit te halen. Waar moet ze het laten? In de tas zit een klein binnenzakje, met een rits. Snel opent ze de rits en stopt het kaartje erin. Ze maakt de rits zachtjes weer dicht. De man aan het bureau kijkt even op. Ze rilt, alsof ze het koud heeft. Wat ook zo is, in deze bunker.
Zij mocht van Max wel foto’s maken, zolang er maar nooit iets van naar buiten zou komen. Dat had hij heel duidelijk gemaakt. Ze hadden allebei veel te verliezen als hun affaire uit zou komen. Zelfs het feit dat zij op zijn uitnodiging naar het eiland was gekomen mocht niemand weten, omdat hij via het advocatenkantoor waar ze werkte een louche transactie onder tafel wilde moffelen. Voor veel geld uiteraard. Maar dat had hij er graag voor over om zijn positie te behouden. Haar eigen positie zou onhoudbaar worden als ze ook maar iets zou zeggen over hun contact, dat had hij haar laten weten, de laatste avond. Hard en zakelijk. Zo was hij in zijn werk ook, had ze in de kranten gelezen. Hij was belangrijk en sommige journalisten zaten hem op de hielen om belastend materiaal over hem te vinden. Tot nu toe was dat niet gelukt.
Emma maakt de tas dicht en kijkt nog eens om zich heen. Ze ziet een kleine gang, waar een paar deuren zijn. Ze kijkt nog eens goed. Op één van de deuren staat een bordje. ‘Visitatieruimte’ staat erop. Ze kreunt licht. Nee, dat niet. Dat mag niet gebeuren. Maar ze weet ook dat hoe meer je je verzet, hoe meer verdenking je op je laadt. Ze zucht. Rustig blijven nu, als je zenuwachtig gaat doen is dat verdacht. Ze concentreert zich op haar ademhaling.
Er komt een kleine donkere man uit één van de kamers. Hij blijft voor haar staan en knikt dat ze mee moet komen. Rustig en met opgeheven hoofd loopt ze achter hem aan. De man aan het bureau kijkt niet eens op.
De kamer is ongeveer drie bij drie meter, schat ze in. Het enige dat er binnen is, is een tafelblad, dat aan de muur vastgeschroefd zit, op stahoogte en er hangt een peertje aan een draad aan het plafond. De donkere man gaat aan één kant van het tafelblad staan en gebaart haar aan de andere kant te staan. Ze laat haar tas op de grond glijden. De donkere man kijkt haar kort aan.
“Zo, mevrouw..” hij pakt haar paspoort, dat hij blijkbaar van zijn collega heeft gekregen en opent het bij de persoonsgegevens, “…Overbeek”. Hij kijkt haar even aan. Ze knikt.
“Heeft u genoten van ons eiland?”
“Ja” zegt Emma en ze kijkt hem recht aan. Alleen maar antwoord geven op de vraag. Ze weet van collega’s dat mensen vaak de fout begaan te veel te vertellen en zichzelf daarmee in de problemen brengen.
De man haalt een formulier te voorschijn en stelt haar verschillende vragen. Waarom ze op het eiland was, waar ze heeft verbleven, hoe lang ze er was geweest. Ze geeft rustig antwoord: ze is een juridisch adviseur en kwam voor zaken. Ze had ook, als toerist, enkele mooie plaatsen van het eiland bezocht, vanuit het appartementje aan de kust. ‘En als je wist met wie ik was liet je me meteen gaan en zou je als een nederige hond je excuses aanbieden’ denkt ze er achteraan. Maar ze weet dat als ze Max zou bellen, hij zou doen of hij haar niet kent. Ze voelt een enorme boosheid opkomen en ademt een paar keer diep in. Ze laat haar blik even op de witte muur achter de man rusten, zijn silhouet tekent scherp af.
De man kijkt haar vorsend aan. Hij pakt haar tas op en maakt hem open. Hij pakt de camera die erin zit en zet hem aan. Hij kijkt haar vragend aan als er geen beeld verschijnt.
“Ik ben het geheugenkaartje verloren toen ik de batterij verwisselde” zegt ze gelaten, “zo zonde”. Ze kijkt hem neutraal aan. Hij kijkt een tijdje naar haar en pakt dan haar portemonnee uit de tas. Er zit een dik pakket dollars in. Het afscheidscadeautje van Max. Of afkoopcadeautje, zodat ze haar mond zou houden. Ze voelt zich misselijk worden.
“Wat is dit?” wil de man weten. Emma begint te zweten. Ze zegt snel:
“Ik heb wat extra geld gewisseld, want ik wil dit jaar nog naar Amerika gaan”. De man kijkt haar aan. Hij gelooft haar niet. Ze had het kunnen weten, van Max hoorde ze dat deze mensen, die onder zijn supervisie vallen, strenge criteria hebben waarop ze potentiële smokkelaars beoordelen. Veel cashgeld op zak hebben is er één van.
“U gaat nu met mij meelopen naar de ruimte hiernaast” zegt de donkere man.
“Tenzij u nog iets wilt zeggen wat het een en ander kan verklaren”. Hij kijkt haar indringend aan. Verdomme Max, denkt ze, help me. Maar dat zal hij niet doen. Nu niet en in de toekomst ook niet. En was ze niet toch al van plan om voor zichzelf te beginnen?
Ze kijkt de man recht in de ogen en zegt: “wacht even”. Hij trekt een wenkbrauw op en kijkt haar vragend aan. Uit het kleine vakje in haar tas vist ze het geheugenkaartje. Ze doet haar ogen dicht en ziet zichzelf, aan de rand van de rots, haar rug naar de zee. Ze voelt de zon op haar huid, de wind door haar haren en hoort de bemoedigende, maar ook angstige kreten van de mensen beneden. Ze overhandigt het kaartje.. en zet zich af, er rolt een steen onder haar voeten weg. Ze voelt hoe haar voeten loskomen, haar armen naar achteren zwaaien, de wind om haar oren suist en ze duikt omlaag, één been gebogen en één been gestrekt.