Helden

Stap naar binnen en beland in werelden waar alles kan. Het zal je fantasie prikkelen.
Plaats reactie
Demon
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1098
Lid geworden op: 25 jun 2012 21:01

Nu, ja, het is praktisch het deel dat op de mythen(http://onlineverhalen.nl/forum/viewtopi ... =7&t=15367) volgt, maar het hoort niet echt bij. :/ Dus post ik het apart. Anders dan de mythen zijn dit geen superkorte en aparte verhalen; het zijn iets langere en aparte verhalen, nu ja per groot hoofdstuk dan. xD
Hoe dan ook, het eerste gaat over. Ach, dat lees je zelf wel.

Edit: Heeft trouwens niets met de voorgaande verhalen te maken, behalve dan de wereld waarin het zich afspeelt en zo. xD

~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-
°1° Nâury en Trâry °1°

1.1. Het begin

Telkens als de zon uit de vulkanen ontwaakte en zijn stralen van licht op het kleine havendorpje wierp, leek het of alles uit diamant vervaardigt was; de glinstering van de zee was een genot voor alle elfen - het was de schoonheid die de hunne evenaarde. Het door Suctr en Thrus gestichte dorp bleek mee te stralen; de elfen ontwaakten immers uit een verkwikkende sluimer, toen het licht hun gelaat streelde. Elke elf stond vreugdevol op, hopend op nog een mooie dag.
Nâury was met zijn zestig jaren behoorlijk jong; de jongste zelfs onder zijn vrienden. Daarom noemden zij hem vaak Nao, de jonge. Een naam die Nâury wel beviel. Het gaf hem onderscheid, en zo kon hij anderen "oud" noemen.
Als jonge elf droomde Nao vak over reizen. Dat schijnt iets te zijn dat voor alle jongeren speciaal was - iets wat zij allen begeerden. Dan zag hij zichzelf als kapitein op een schip. Niet varend naar de Dwergen. Nee... varend naar een van de Eilanden der Oorsprong; de jonge genoot altijd het meest van de scheppingsmythe. Hoe alles van vuur, naar wat het nu is overging.
Nâury was met die dromen geen uitzondering, maar dat zou wel veranderen.
Met zijn blauwe ogen wierp hij een blik op de haven. De wind woei hard, waardoor zijn matblonde haar voor zijn gezicht viel. Hij zat op een van de heuvels die zich rond zijn stad bevonden; deze werd de Derde Heuvel genoemd en was de hoogste van het heuvelland. Zijn beste vriend Trâry zat vlak naast hem. Beiden hielden van deze plaats en herinnerden nog goed hoe ze hier samen speelden. Toen waren ze nog jonger; ze waren kinderen.
Ze speelden vaak dat ze over de zee reisden. Eén van de twee was dan avonturier, en de ander was een Levenswezen. Dan vochten ze, met een stok als zwaard, en met adem als vuur. Wat voor het gewone oog een stelletje ordinaire kinderen was, was een episch avontuur voor de helden.
Nu zaten ze er gewoon... Geen strijd... Geen avontuur... Net zoals vroeger echter verschenen beelden van een geweldig avontuur achter de hoornvliezen van beide dagdromende, jonge knapen.
'Vroeger zagen we hier meer van de landen voorbij de horizon,' zuchtte Nao weemoedig. 'Kinderlijke fantasieën misschien. Vele Elfen vonden ons belachelijk toen ze ons zagen, maar die oude zeuren moeten gewoon eens leren dat niet iedereen even strikt en saai moet zijn.'
'Toen waren we kinderen, Nao,' vertelde de oudste van de twee. Toen grinnikte hij. 'Dat jij me met een stok neersteekt, bevredigt je vast niet meer... Waarschijnlijk zou jij het nu ook belachelijk vinden.'
Nao glunderde. Het feit dat ook Trâry dacht aan hun oude tijd en dezelfde gedachte met hem deelde, vulde zijn hart met goede hoop.
'Wil jij nog steeds avonturier worden?' vroeg hij. "Ik bedoel echt, niet als vroeger."
'Ach. Natuurlijk wel, maar dat acht ik niet mogelijk... We hebben geld nodig voor de boot, en alleen komen we er toch niet.'
De landen voorbij de horizon verkennen, zou leuk zijn, dacht Trâry. Alleen praktisch onmogelijk...
Nao viste hem uit zijn gedachten. 'Misschien wel... Als we nu eens samen geld zouden verdienen, dan hebben we vast genoeg! En we nemen iedereen mee, die net zoals wij is... Wat dacht je ervan?'
'Nao... Dat gaat niet. Misschien verdienen we genoeg geld, maar wie zou nu met ons mee willen? Ik denk dat de helft van de elven te veel vrees voor de Dood koestert.'
'Anders gaan we alleen...' opperde de jonge. 'En Mélî wil vast ook mee. Met zijn drieën moet toch lukken?'
'Dat gaat niet, Nâury. Een hele expeditie... Alleen?!'
'Trâry..." Nao keek zijn vriend teleurgesteld aan. Meestal geloofde Trâry in hem; hij steunde hem altijd. Zoals toen hij Mélî-Fiâ ten huwelijk vroeg; zijn vriend en Mélî hadden ooit een relatie en het verwonderde Nao enorm dat hij het goed vond.
'Nee, Nao. Je moet eens ontwaken; wij leven hier nu en waarschijnlijk zal nooit iemand naar de Eilanden der Oorsprong gaan.'
De jonge zweeg. Met zijn knieën tegen zijn borstkas gedrukt, zat hij neer, starend naar de horizon, die net zoveel glitters als de zee had. Hij kon de zoute zee net zo min weerstaan als een man de Succubi. Hoewel zijn gezel waarschijnlijk gelijk had, wist hij dat hij ooit daarheen varen zou. Het was misschien een egoïstisch verlangen. Verlangde hij naar een eretitel? Was het daarvan dat hij droomde?
Laatst gewijzigd door Demon op 27 okt 2012 14:01, 1 keer totaal gewijzigd.
Demon
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1098
Lid geworden op: 25 jun 2012 21:01

Schrijf ik weer voor niemand? Die houdt echt wel van me. ;p
~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-
...

De wolken in de lucht namen een donkere kleur aan; een donderslag weerklonk, om het onweer aan te kondigen en de bliksemschichten brachten de regen met zich mee.
'We zouden beter vertrekken,' suggereerde Trâry, terwijl hij zijn handen boven zijn hoofd hief om zijn lange, lichtbruine haar te beschermen. 'Anders lijkt het of we gewoon naar de horizon gezwommen zijn.'
Nao knikte en stond op. 'Goed dan. Wie het eerste thuis is...'
En nog voor hij zij zin beëindigd had, spurtte hij de heuvel af. Hoofdschudden en met een brede lach op zijn gezicht zette Trâry de achtervolging in.
Nao liep een eind voorop; zijn schoenen zonken in het natte gras en met iedere stap kwam een luide plets. Toen hij achterom keek, zag hij zijn oude vriend op enkele meters afstand lopen. Zijn haren schoten fel naar achter en in zijn goudgele ogen kon je het plezier zelfs van op deze afstand bemerken. Achter hen werd de verlaten heuvel aan een enorm tempo natgeregend.
Na nog een paar stappen gleed Nâury uit, waardoor Trâry door een onbedaarlijk lachen getroffen werd. Toen hij bij zijn vriend aankwam, hielp hij hem rechtstaan. Beiden begonnen vrijwel onmiddellijk weer te rennen.
Vermoeid bereikten ze uiteindelijk Nao's huis, waar zijn lieve vrouw hen met een geveinsde boosheid inspecteerde; ze waren alle twee bedekt onder een laagje modder en ze stonken naar de regen en het gras. Na een korte tijd opfrissen zaten beide mannen al op de bank, met een warme kom soep, die door Mélî bereid was.
'Mélî-Môr kan echt fantastisch koken,' zei Trâry een beetje verwijtend; hij legde extra nadruk op de "Môr". Dat kon Nao horen. 'Ik denk dat ik ook maar eens een vrouw moet zoeken...'
'Jij? Die lopen allemaal meteen weg,' plaagde Nâury hem.
'Dan doe ik het niet door ze fysiek aan te spreken,' antwoordde Trâry, met een overdreven melodieuze klank in zijn stem. 'Ik schrijf gedichtjes, en zing liederen, en binnen de kortste keren liggen ze aan allemaal aan mijn voeten.'
'Rustig aan romanticus,' zei Nao. 'Ik wil niet dat al onze vrouwen in het ziekenhuis liggen, omdat ze plots braakneigingen krijgen.'
'Oh... Is het niet goed dan dat ze braken?' lachte zijn vriend. 'Nadat ik jou en Mélî-Môr samen zag, dacht ik dat dat de bedoeling was...'
De twee beleefden samen nog wat plezier aan het mekaar uitschelden, totdat Trâry bemerkte hoe laat het was, en opstond om te vertrekken.
'Ik denk dat wij elkaar morgen wel weer zullen aantreffen,' knikte Trâry. 'Tot morgen dus.'
'Ja, tot morgen.'
De één vertrok en de ander sloot de deur. Nâury liep naar boven, naar het vertrek van zijn vrouw en klopte op de deur. 'Kom binnen,' zei de zachte stem van zijn echtgenote uitnodigend.
Nao opende de deur, maar eenmaal binnen zag hij zijn vrouw nergens. 'In de badkamer,' hoorde hij haar gidsen. Een glimlach verscheen op zijn gezicht, bij de vele gedachten die in hem opkwamen, bij het horen van die woorden. Nu verdween zijn verlangen naar de zee even; hij verlangde alleen naar zijn mooie blondine en haar aanraking. Met die uitdrukking op zijn gezicht liep hij de badkamer binnen. De havensteden waren praktisch de enige elfensteden met huizen met ingebouwde badkamers; hier wasten de elfen zich niet in een meer of vijver. Ze waren dan ook niet zo verbonden met de natuur, als zij die in de wouden leefden.
De prachtige elfin rustte met gesloten ogen in de badkuip, waarin nauwelijks zeep verwerkt was; haar lichaam werd onder het water afgetekend, bijna net zo zichtbaar als erboven. Ze glimlachte toen ze hoorde dat haar echtgenoot naast haar kwam zitten. Met zijn hand wreef hij zachtjes over haar haar dat door de vochtigheid en het schemerduister een groene gloed gekregen had.
Onwillekeurig keek hij naar het lichaam van zijn vrouw. De perfecte vormen, alsof het een tekenfilm was, de schoonheid van de elfen en het water. Water... Nao dacht weer aan het avontuur. En wat nu... Wat nu als hij beide combineerde? Mélî en zeereizen. Mélî's vader was de rijkste van het dorp... Die kon Nao zeker geld geven; dan moesten ze het niet meer te verdienen.
Mélî had echter geen gemakkelijk te overtuigen vader... Toch zou het de jonge lukken zijn verlangen te vervullen. Dat wist hij zeker. Nu, echter, moest er aan een ander verlangen voldaan worden. Hij keek naar de elfin, was plots nog blijer dat hij haar als vrouw had, en hij plaatste zijn lippen op de hare. Zijn hand gleed zachtjes onder het water door, om de gewenste aanraking uit te voeren...
Laatst gewijzigd door Demon op 23 okt 2012 19:39, 1 keer totaal gewijzigd.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Hihi, nu lezen niemand en ik je verhaal (A) Ik vind het leuk dat je naast je beschrijvende verhaal over het fanatasie rijk, nu ook een verhaal schrijft met personages. En ook de setting vind ik leuk. Het begin van een groots avondtuur door een zeereis. Ook nog eens eentje waarvan het type niet veel op OV nog voorkomt. ;)
Zijn gleed zachtjes onder het water door, om de gewenste aanraking uit te voeren...
Ik denk dat je 'zijn hand' bedoelt ;)

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Demon
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1098
Lid geworden op: 25 jun 2012 21:01

;p Sorry. Verdomde typfoutjes. Ja, dat bedoelde ik waarschijnlijk wel. ;p
Demon
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1098
Lid geworden op: 25 jun 2012 21:01

Volgende stukje. :D
~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-
...

Vandaag was de dag; Nâury had besloten Mélî's vader op te zoeken, en zo om zijn geld te vragen. Het oorspronkelijke plan vermeldde het overleggen met Trâry, maar nadat hij de vorige dag herzien had, had Nao besloten om het eerste deel maar alleen uit te voeren. Hij zou later wel horen of zijn vriend akkoord ging of niet.
Vanuit zijn huis vertrok hij naar de werkvertrekken van Pécry, de vader van Nâury's vrouw. Toen Mélî hen aan elkaar voorstelde was er meteen al dat gevoel van ongemak bij de gediplomeerde en norse, oude man. Hij had hem toen zo strak aangekeken en zoveel gevraagd - waarop hij natuurlijk wel eerlijk móést antwoorden - dat het leek dat hij hem telkens ongekleed bezocht.
Nao bereikte de vertrekken een korte tijdsspanne later; hij klopte aan en wachtte enkele minuten, tot hij de rustige, zware stem hoorde van zijn schoonvader. Zoals bij elfen gebruikelijk was, werd de zware toon vergezeld door de zachte, melodieuze klank van de mooie wezens.
Hij betrad de kamer, en meteen waren zijn ogen gericht op de slanke, korte gedaante van Pécry. Deze knikte formeel en wenkte hem om plaats te nemen. Tijdens het verplaatsen naar de stoel, merkte hij op dat de kamer door hoge, ronde ramen verlicht werd. Het materiaal waaruit de kasten waarin gemaakt - een lichtgekleurde houtsoort - versterkten die sfeer.
Nâury nam plaats op de stoel, die aan de andere kant van de bureau geplaatst was. Zijn schoonvader keek hem met de een strenge frons aan en begon toen te spreken. 'Waarvoor kom je, jongen?'
Na een korte aarzeling antwoordde Nao nerveus: 'Ik zou graag wat.. eh.. geld lenen. Ik.. eh..'
'Geld?' vroeg de man verbaasd. 'Wonen jij en mijn dochter nú al in een doos?'
'Ik.. eh.. Nee, het is omdat.. eh.. Ik zou graag op ontdekkingsreis gaan.' De laatste zin vloog er in één klap uit zonder het constante geaarzel. Hij keek met een hoopvolle blik in zijn ogen naar Pércy.
'Op ontdekkingsreis?' grinnikte hij. 'Waarheen dan? Heb je überhaupt enige ervaring?'
'Ik werk toch op de haven...' opperde Nao. 'Ik weet hoe een schip werkt en ik ken de kaarten ongeveer helemaal uit mijn hoofd... Ook al wil ik voorbij de getekende gebieden gaan...'
De man mompelde even iets. 'Wil je dan naar het Overwonnen Eiland varen?'
'Ja,' zei Nao zelfzeker, 'dat is de bedoeling.'
'Hm...' Pécry legde zijn kin op zijn handen en dacht even na. Toen zag de jonge plots een korte glimlach verschijnen op het gezicht van de man. 'Jij wilt dus dat ik jou financier in een reis naar onbekend - en waarschijnlijk levensgevaarlijk - gebied?'
'Eh... Ja,' antwoordde Nao.
'Goed dan,' gaf de ander toe. 'Ik zal je financieren... onder enkele voorwaarden, natuurlijk.'
'Echt?' riep Nâury ongelovig uit. 'Ik zou er alles voor doen!'
'Het is al een tijd geleden, sinds ons volk nog contact had met de kleine broeders uit het zuiden,' vertelde Pécry. 'En wij hebben nodig wat behoefte aan nieuwe metalen - andere dan het dryargen, bedoel ik.' Hij zweeg even. 'Als jij een handelsexpeditie zou willen leiden, en ons de nodige metalen zou kunnen bezorgen... zou ik je je geld geven.'
Nog een avontuur erbij? Hoe kon hij die gedachte weerstaan? Trâry zou dit geweldig vinden. Met een enorme lach op zijn gezicht zei hij: 'Ja.'
'Oké. Dan voorzie ik je van een schip én bemanning.' Hij knikte naar Nao en zei ter afsluiting. 'Wees klaar over drie dagen; ga dan naar de haven, waar we elkaar zullen ontmoeten. Je mag de ruimte nu wel verlaten.'
Nao vond geen reden om nog iets te vertellen en liep het vertrek enthousiast uit. Hij ging niet meteen naar huis; eerst bezocht hij zijn beste vriend.
Op straat danste hij meer dan dat hij echt stapte; wanneer hij iemand bekends tegenkwam draaide hij lachend rond die persoon heen. Zijn voeten tokkelden ritmisch op de tegels en enkele toeschouwers maakten gebaren waarmee ze hem "gestoord" noemden. Gelukkig was het huis van Trâry niet ver weg, want anders zou hij nu wel al tot dorpsgek verklaard zijn geweest. Hij klopte op de deur en toen zijn vriend de deur opende riep hij over de hele straat: 'Ik heb fantastisch nieuws!'
Nadat hij had uitgelegd waarom hij zo tevreden was, had Trâry zijn houding al meteen overgenomen. 'Meen je dat?' vroeg hij verbaasd.
'Ja, écht... Dit is gewoon geweldig!' Hij sloot zijn ogen en deed alsof hij droomde. Waarom ook niet? Hun droom kwam uit! Hoewel ze eerst een enorme omweg moesten nemen, zouden ze varen waarheen ze wilden varen. Eindelijk.
Laatst gewijzigd door Demon op 27 okt 2012 12:40, 2 keer totaal gewijzigd.
Demon
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1098
Lid geworden op: 25 jun 2012 21:01

Dit stukje is iets korter; ik heb de voorbereidingen dus ietwat afgerond en de nadruk gelegd op het vertrek dat Nâury zwaar valt.
~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-
...

De eerste dag begonnen ze met voorbereiden. Niet dat ze, naast uit rusten, veel doen moesten; Trâry deed nauwelijks meer dan enkele van zijn vrienden overtuigen. Nao deed ongeveer hetzelfde, alleen probeerde hij zijn vrouw mee te krijgen.
'Kom op, Mélî...' Nâury keek de elfin smekend aan. 'We hebben iemand nodig om het Elfenzilver te spinnen...'
'Papa zal vast wel elfenvrouwen meegeven, ' zei ze ter verdediging, op de rustige toon die elfinnen altijd gebruikten. 'Die kunnen het dryargen voor je spinnen. En wat moet ik nu op volle zee?'
'Daar gaan we ook niet heen...' opperde Nao. 'De Dwergenhandelsroute verloopt volledig langs de kust van Groenzee... Het enige deel waar we vollere zee zullen trotseren is langs de Zuidelijke Wouden.'
'De Zuidelijke Wouden?' vroeg ze koket. 'Nog een reden niet te gaan.'
'Mélî... Ik kan je toch geen dágen missen...'
Hij kwam voorzichtig dichterbij, en hield allebei haar schouders vast. Zijn rechterhand hief hij op om die zachtjes over haar kaak te laten glijden. Hij vervolgde op fluistertoon. 'Ik zal je echt missen...'
'Dat weet ik, Nâury...' Een kleine glimlach verscheen op haar gezicht. 'Maar dit is jouw droom; niet de mijne. "Een harnas kan je niet buiten de strijd dragen", weet je nog? Zo vertelde Meester Mâgûy het ons altijd. Er zijn momenten waarop je niet op anderen moet steunen, Nâury. Dus nu sta je alleen, met Trâry.'
'Alsjeblieft... Mélî,' probeerde hij haar te overtuigen; niets scheen echter te werken, en dat besefte de jonge knaap. Hij knikte abrupt, en sprak toen met ietwat minder enthousiasme in zijn stem. 'Goed dan.. Kunnen we dan wel genieten van onze laatste twee dagen samen?'
'Natuurlijk kan dat.' Ze nam de hand die op haar wang rustte met de hare vast. 'Denk je dat ik je niet zal missen?'
De dagen verliepen te vlug, vond Nao; hij kon echter niet bepalen hoe de tijd vooruit ging en dus moest hij er maar aan toegeven. Iedere dag groeide de tegenzin wegens de lange tocht echter; hij weifelde of hij nu wel vertrekken zou. De gedachte weg te varen en op avontuur te gaan leek plots zo dom en alsof hij er nooit bij stil had gestaan, wat hij allemaal achter laten moest. Hoe kon het dat hij dit niet eerder beseffen? Maar een geplaatst stuk, haal je niet van het spelbord. Alles was bereid. De boot, de bemanning; alles en iedereen, behalve hij. Het zou een triest vertrek worden. Een vertrek waarmee echter een gelukkiger weerzien bij zou komen. Hij verheugde nu al om terug te komen.
De dag kwam waarop de boot de haven verliep en allen stonden al vroeg aan de haven om hen geluk te wensen en hen uit te zwaaien. Nâury liep tussen de mensen door, de hand van zijn vrouw vasthoudend. Wanneer hij het schip betreden zou, zou hij haar gedag moeten zeggen. Zijn vingers klemden zich harder rond het grijporgaan van zijn vrouw, toen hij daar aan dacht.
'Tot ziens, Nâury,' zei zijn vrouw en, nadat ze hem ter afscheid gekust had, verliet ze de boot met rode ogen en een nat gezicht. De elfenmassa zwaaide naar de boot en de bemanning groette hen. De touwen werden losgemaakt en de boot voer de haven uit, op naar het dwergenvolk.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Arme Nâury, dat zijn vrouw niet mee wil. Maar dan heeft hij wel iets naar uit te kijken als hij weer naar huis gaat :D Als hem dat geluk hem gezind is, natuurlijk.

Ik weet niet waarom, maar Nâury komt op mij over als een jonge jongen. Ergens tegen het einde van zijn tiener jaren, maar je vertelde dat hij al in de zestig is. Ik weet dat (gezien de elfenverhalen die ik gelezen heb) dat elfen heel oud kunnen worden. Is zestig jaar in elfenleeftijd ongeveer tienerjaren in mensenleeftijd?
Toen Mélî hen aan mekaar voorstelde
mekaar = elkaar
natuurlijk we eerlijk
we = wel

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Demon
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1098
Lid geworden op: 25 jun 2012 21:01

Dat zou ongeveer rond de twintig moeten zijn, als je het fysiek bekijkt, ja. ;p

Edit: bij mijn elfen toch. xD
Demon
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1098
Lid geworden op: 25 jun 2012 21:01

~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-
1.2. De eerste reis

Het eerste deel van hun reis verliep vlot. Het weer was hen gunstig; er woei een sterke vlaag wind in de richting waarheen ze wilden gaan, en de zeeën bleven vrijwel rustig. Ze voeren langs de kust van Elfenland. Het grootste deel was een schitterend bos, waar ze bijna onmogelijk konden aanmeren. Allen van hen wisten wel dat het land maar twee havensteden had, en dat ze niet veel bevolking tegen zouden komen.
Nâury had vastberaden de leiding genomen, terwijl hij Trâry beval aan het roer te staan. De vele dekknechten deden hun werk goed en het was duidelijk dat Pécry hen de besten die hij krijgen kon, had gegeven. Het noodlot sloeg echter gauw toe. Na twee dagen reizen moesten ze voor anker gaan; de onbekwame Trâry had het schip op een zandbank geleid, waardoor de romp beschadigd werd. Gelukkig verliep hun tocht langs de kust; zo konden ze gauw aan land komen.
'Eén van ons blijft best hier,' zei Nao berispend toen Trâry hen naar het land wou vergezellen. 'Om op de bemanning te passen.'
De stuurman was hier niet blij om, maar hij wist dat het zijn schuld was en hij die best kon accepteren.
Met drie lieden vertrok Nâury in een klein roeibootje. Na een kwartier roeien bereikten ze het land; waarop Nao slechts één persoon meenam - de anderen pasten op het schip.
De jonge maakte met een kleine dolk inkepingen in de bomen, opdat ze de weg terug zouden vinden. In het bos liepen veel dieren die de zeemannen nog nooit hadden gezien; op de plaats waar hun havenstad gebouwd was, stonden er nog maar enkele bomen. Dat had de dieren weggejaagd, en nu verwonderden de mannen zich over de vreemd uitziende beesten.
Toen hoorden ze een vogel fluiten, en na de hoge toon van een vogel, hoorden ze de hoge toon van een elfenmeisje. Omdat de leider het niet bemerkte, werd hij er door de ander op gewezen. 'Die stem is zeer zuiver, meneer,' zei de elf met schorre stem. 'Ik schat haar leeftijd op vijftien groeiperioden.'
'Groeiperioden?' Nao fronste zijn voorhoofd. 'Wat zijn groeiperioden?'
'Aye,' bromde de zeeman. 'Dat is een woord dat de Bosvolkeren gebruiken. Het komt uit op zestig, ongeveer.'
'Dus een groeiperiode zijn vier jaren?'
'Hm. Ongeveer,' antwoordde hij onduidelijk. 'Het zijn de perioden waarin een elf de volgende lichamelijke ontwikkeling meemaakt.'
De twee volgden het geluid, tot ze bij een vijver kwamen. Daar zagen ze een meisje baden; een vreemd beeld voor de jonge, aangezien hij nooit uit het vertrouwde Pôrciâ geweest is.
Toen de elfin hun stappen hoorde keek ze op. 'Ah,' gilde ze, haar lichaam bedekkend. 'Aaaah!' Ze trok een mantel over haar schouders waarmee ze alles behalve haar voeten en haar hoofd aan het gezicht ontrok. 'Hoe onbeschoft,' zei ze toen miskeurend. 'Dit is de Vrouwenbadplaats... Wat dragen jullie vreemde kleren.' Ze bekeek de twee van top tot teen. Ze droegen edele stoffen die alleen de hoogstaande bosvolkeren uit Ovo droegen. Daarboven droegen ze een Elfenzilveren maliënkolder erboven - iets wat de boselfen niet droegen.
Weer slaakte ze een gilletje en liep toen weg. 'Wacht,' riep Nao nog, maar of ze hem nu hoorde of niet, ze liep het bos verder in.
'Kom,' wenkte zijn gezel hem. 'We steken de rivier over, en volgen haar spoor, die leidt vast naar het dorp.'
De kapitein stemde in. 'Dat lijkt me een goed plan. Mag ik je naam trouwens weten?'
'Aye,' zei hij. 'Dat is Cônây.'
De onderkant van hun benen was volledig nat na het oversteken. Aan de overkant vonden ze een pad, dat ze nog niet eerder hadden en bemerkt, en ze vermoedden dat die naar het dorp leidde. Dat was ook zo. Blijkbaar had het meisje de anderen gewaarschuwd dat er hoog bezoek kwam, want de vele elfen die daar op hen wachtten, knielden neer.
'Hoogwaarde...' begon een van de elfen, maar zijn stem verstomde vlug toen hij de bekwame zeeman zag. 'Wel alle... Dat is geen edel volk. Als dat Cônây niet is.' Hij liep op de elf af en omhelsde hem krachtig. Beiden hadden lichtgrijs haar, wat Nao nu pas op viel.
Na het voorstellen, schreed de elf, die blijkbaar Gâbry heette - in het dorpje Gâ, was het traditie iedere leider zo te noemen - naar het meisje die de anderen over hun komst verteld had. 'Wel, verdomme, kind, vraag toch eerst eens naar de afkomst van wildvreemden, voordat je iets fout het hele dorp uitbazuint!'
Het meisje had duidelijk een wegloopstrategie, want weeral gilde ze kort en liep toen weer weg. Gâbry zuchtte. 'Het is een vreemde elfin... Wanneer ze haar laatste groeiperiode bereikt heeft, hoop ik dat ze het rustige karakter van de andere elfenvrouwen krijgt...'
'Dat komt wel,' verzekerde Nao hem. 'Kinderlijke gewoonten en wensen kunnen gauw vergaan. Soms dan.'
Laatst gewijzigd door Demon op 31 okt 2012 17:36, 1 keer totaal gewijzigd.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Nice, ze gaan op reis! Laat het avontuur maar beginnen :D Leuk dat je de leeftijd op je eigen manier hebt beschreven door die groeiperiodes. Dat maakt de elfen heel anders dan mensen, goed zo!
Het grootste deel was een schitterend bos, waaraan de zeemannen niet veel waren.
Ik snap dit stukje niet helemaal. Misschien mist er een woord in de tweede helft van de zin?
De jonge maakte
jonge = jongen (je hebt een paar keer in je tekst staan, maar ik denk dat je jongen bedoelt ;) )
die leid vast naar het dorp.'
leid = leidt
Het meisje had duidelijk een wegloopstrategie, want weeral gilde ze kort en liep toen weer weg. Gâbry zuchtte.
Wat?! *giechel* wat is dat voor raar figuur :P

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Demon
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1098
Lid geworden op: 25 jun 2012 21:01

Ik zal eens zien. Maar, neej. o: "De jonge" is toch zijn bijnaam!
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Oh haha, oeps. Dat verklaard waarom het er steeds stond :P Jonge van jong.. okee ik ga het onthouden! :D
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Demon
Typmachine
Typmachine
Berichten: 1098
Lid geworden op: 25 jun 2012 21:01

Ik weet dat ik langer in Gâ kon blijven, maar dat leek me nogal belachelijk. :/
~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-
...

Gâ was een rustgevend dorpje dat zich volledig met de natuur verbonden voelde; de hutten waren van een veelvoorkomende houtsoort gemaakt en hadden nauwelijks twee kamers - de meeste elfen besteedden hun tijd buiten de hutten. Boven het dorp ontmoetten de bladeren van bomen elkaar. Door de kleine gaatjes in de dichtte kruinengroep was een mooie speling tussen schaduw en licht. Gâbry had de twee zeevaarders uitgenodigd om naar zijn huis te komen, maar dat hadden ze vriendelijk afgewezen. Toen ze echter zelf naar materialen vroegen, werd hun vraag ook afgewezen; zij waren één met de natuur en dus mochten ze niets afbreken.
'Kunnen we de boot niet met het Dryargen vermaken?' vroeg Nao aan Cônây.
'Dat moet wel lukken... maar zo'n groot gat? De vrouwen zullen daar dagen aan moeten werken.'
'Dan zitten we hier dus nog wel een tijdje.'
De jonge besloot om eens in het dorp rond te kijken; hij concludeerde algauw dat er niet veel te vinden was. De meesten mediteerden de hele dag door om rustig te worden. Er was maar één meisje dat hun rustige wezen verstoorde, maar die zag Nao niet, toen hij het dorp verkende.
Plots bedacht hij zich dat hij de anderen over hun situatie moest inlichten. Hij verliet het dorp dus, en volgde de weg die hij in de bomen gemarkeerd had. Gelukkig hadden de andere elfen niet gezien dat ze dat gedaan hadden; als dat het geval was, zouden ze niet meer zo welkom zijn.
Hij kwam bij de boot aan en vertelde de twee wachtende elfen wat er gebeurd was; deze voeren terug, en meldden wat ze van Nao gehoord hadden. Daarna keerden ze terug naar de kust. Het nieuws luidde dat de vrouwen al begonnen waren met het Dryargen te weven.
Toen Nao het dorp weer binnenkwam, was er nauwelijks iets veranderd. Behalve dan het feit dat er een elfin de rust probeerde te verstoren door luidop een onmelodieus lied te zingen.
'Ik heb nog nooit een elfin zo uit de toon zien vallen,' zei Nao tegen haar. 'Letterlijk en figuurlijk.'
'Hoe onbeschoft! Eerst bespied je me terwijl ik zit te baden, en dan beledig je me nog eens? Mag ik je vragen hoe jij eigenlijk met jezelf kunt leven? Ik val niet uit de toon! Ik-'
'Jij bent normaal en de rest valt uit de toon?' lachte Nao. 'Mooi excuus, hoor.'
'Nu, ja. Ik, eh... Ah!' Ze liep weer weg. Nao moest lachen; hoewel hij en dit meisje ongeveer even oud waren, was zij innerlijk nog helemaal kinds. Onwillekeurig moest hij aan Mélî denken. Toen zij nog jong was, zo 'n twintig jaren, was ze net zo. Een speels en verlegen meisje, die zich van de elfenvrouwenrust niets aantrok. Dat was echter wel veranderd, in tegenstelling tot dit meisje.
Hij besloot om zich wat in te leven bij de andere mensen en zette zich neer om tot rust te komen. Hij zou hier enkele dagen moeten blijven, ofwel op zijn boot leven - dat tweede zou hij onderweg al genoeg doen.
'Waterval!' Een vloed water joeg Nao uit zijn rustgevende positie. Hij hoorde een elfenvrouw giechelen. 'Nu staan we kiet.'
Geschrokken veegde Nâury het water uit zijn ogen. 'Hoezo "we staan kiet"? Wat ik deed, was niet eens de bedoeling.'
'Oké, dan...' Ze deed even of ze na dacht. 'Ben jij de tikker.'
Ze gilde weer en nam het hazenpad, Nao verbaasd achterlatend. Langzaamaan begon hij een hekel aan dat meisje te krijgen en net zoals bij Gâbry begon hij te twijfelen of dit meisje ooit veranderen zou. Ze was immers zeer koppig.
Ondanks alles vond hij het wel leuk; ze liet het dorp een beetje leven. Nao besloot om achter haar aan te gaan. Hij rende langs de vele elfen die afkeurend hun ogen openden. Uiteindelijk vond hij haar toen ze één van die elfen aan het pesten was, door niet rustig te zijn.
'Tik. Jij bent hem.' zei Nao.
'Háár. Ik ben een meisje,' zei ze streng. 'En zo werkt het niet.'
'Hoe werkt het dan?'
'Niet. Dat zeg ik toch net.' Ditmaal verkoos ze een knipoog in plaats van een gilletje en ze deed wat ze altijd deed: weglopen.
Na twee dagen kwam een bode van het schip naar Nâury en Cônây, die hen kwam vertellen dat het schip gerepareerd was. De twee namen afscheid van de elfen in het dorp en vertrokken weer. Ze moesten echter wel op het schip blijven totdat het vloed werd, zodat ze konden uitvaren.
Toen dat gebeurd was vertrokken ze weer. Nâo bleef een hele tijd bij Trâry om hem te vertellen wat ze allemaal in het dorp hadden meegemaakt. Hij luisterde wel, maar zijn vriend was toch boos dat hij zelf niet mee mocht; voor het avontuur was hij gekomen en dan moest hij zorgen dat het schip weer gerepareerd werd. Daarom beloofde Nâury hem dat hij degene zou zijn, die de volgende keer naar land mocht gaan.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Leuk vervolg, echt een raar meisje :P Op de een of andere manier verwacht ik haar als schipbreukeling aanboord van het schip :P

Ik vind het niet erg dat je niet langer in Gâ bent gebleven. Het zou wellicht langdradig zijn geworden, tenzij je iets onverwachts had laten gebeuren ;)

Ben benieuwd waar het volgende avontuur begint!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
Plaats reactie

Terug naar “De Poort naar een Andere Wereld”