Vrijheid

Hier vind je alle voltooide, overige verhalen!
Plaats reactie
lisbeth
Vulpen
Vulpen
Berichten: 306
Lid geworden op: 10 feb 2012 13:32

heb dit verhaal ooit als opdracht moeten maken en ben benieuwd wat anderen er van zouden denken.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Er klinkt een harde bel en overal komen er kinderen uit hun bedden gekropen. Zo als iedere dag hebben ze vijf minuten de tijd om zich aan te kleden en zich te wassen.
Daarna mogen ze gaan eten, wat niet langer mag duren dan vijf minuten, en dan moeten ze gaan werken. Ze gaan naar de grootte werkzaal, als je het een zaal kunt noemen. De ruimte bestaat uit niets anders dan rotsen, zowel de muren als de vloer en het plafond. Nergens is er een raam, nergens is er zonlicht. Geen enkel kind daar heeft ooit de zon gezien. Als baby komen ze daar toe en ze komen er nooit uit. Ook Lucas is één van die kinderen. Hij hoort bij de gelukkigen die ouder worden dan twaalf jaar en moet dus ook niet meer in de mijn werken. Er zijn twee oorzaken waardoor de kinderen kunnen sterven: of ze gaan dood door instortingen of ze gaan dood door de ziekte die iedereen krijgt van de mijn. Eerst begint die ziekte met een hoesten, dan word je blind en op het einde kleurt je haar helemaal pikzwart, net als je huid. Lucas heeft er al veel zien dood vallen toen hij nog in de mijn moest werken, ook heeft hij al vier keer een instorting meegemaakt. Niet dat hij er ook maar iets om geeft. Hij zit daar vast, tot hij dood gaat. Ieder kind aanvaard dat en iemand is dan ook triest al er weer eentje dood gaat. Zoals iedere dag zet Lucas zich achter de tafel en begint de brokken steen voorzichtig te bewerken met een hamertje. Na een poosje blijft er alleen maar een glinsterende steen over die dan door de meisjes geslepen worden tot mooie druppelvormige steentjes. Ze worden dan in dozen gedaan en verdwijnen in de verboden gang. Niemand, buiten de bewakers, mag daar komen. Lucas werkt voorzichtig, maar ook snel door. Opeens klinkt er een alarm.
"Indringer in gang 5D! Indringer in gang 5D!" klinkt er door de luidsprekers. Meteen rennen er bewakers naar de gang. Even later komen ze terug met in hun midden een spartelende jongen.
"Laat me los!" schreeuwt hij. Niemand schenkt aandacht aan hem. Maar Lucas kijkt toch even. Wanneer hij de jongen ziet is hij verbaasd. Hij heeft hem nog nooit gezien. Van waar komt die?
" Laat me los! Of jullie zullen er nog spijt van krijgen!" schreeuwt de jongen weer. De bewakers lachen en de ene geeft een harde mep in de jongen zijn gezicht.
"Ik denk dat jij eerder moet op passen, want de opvoedster zal hier niet blij om zijn." zegt de andere grijnzend. Er gaat een rilling over Lucas rug.
De opvoedster, de baas over de hele plaats, is echt niet om mee te lachen. Ze is een grote sterke vrouw, die vreselijk hard kan roepen en haar straffen wreed.
Lucas kijkt nog eens naar de jongen en dan ontmoeten hun ogen elkaar. Even kijkt de jongen hem verbaasd aan, maar glimlacht dan naar hem.
"Hé, jij daar!" Roept de jongen tot Lucas verbazing. "Wil je mijn vriend zijn?"
Iedereen kijkt nu op naar Lucas. Het lijkt als of iedereen wacht op Lucas antwoord. Dus knikt hij maar van ja.
"Goed, ik ben zo terug." lacht de jongen en stapt nu zonder probleem mee met de bewakers. De anderen beginnen weer verder te werken en ook Lucas. Maar hij heeft moeite om zijn gedachten bij het werk te houden. De vraag van die jongen blijft maar door zijn hoof spoken.-"Wil je mijn vriend zijn?" Waarom vroeg hij dat?- denkt Lucas. -Niemand is hier elkaars vriend. Want je weet nooit wanneer de anderen weg valt.- Hij moet denken aan die ene, toen Lucas voor de eerste keer de mijn in ging. De werkleider was een gast van elf, en hij was super vriendelijk. Hij zei dat hij hun beste vriend was en dat was hij ook. Maar op een dag had Lucas een paal niet goed gezet en was de gang ingestort. Hij had het gered omdat hun leider hem had weg geduwd, maar daar door was hij er zelf onder geraakt. Sinds die dag sprak Lucas niet meer en had hij ook geen vrienden. Je had er toch alleen maar last mee.
Laatst gewijzigd door lisbeth op 04 nov 2012 17:49, 2 keer totaal gewijzigd.
Het leven is zinloos. Nou, in die zinloosheid zit ik te schrijven, om er toch een zin aan te geven.
mrjonypony
Puntenslijper
Puntenslijper
Berichten: 16
Lid geworden op: 25 sep 2012 01:19

Om eerlijk te zijn, ik vind het wat langdradig omdat je er eigenlijk de helft van de tekst over doet om de locatie en de situatie te beschrijven. Op zich is dat absoluut niet erg, integendeel, een grondig beschreven ruimte is vaak juist erg leuk. Het probleem is echter dat je het in een keer beschrijft.

Bovendien zou het ook, naar mijn mening, leuker zijn als je het vanuit het perspectief van je personage beschrijft. Nu heb ik de indruk dat de eerste helft van je text een proloog is, en dat je eigenlijke verhaal pas bij het alarm begint. Het stuk daarna vond ik wel heel leuk en vlot geschreven!
Terug van 'Afwezig volgens omstandigheden'
Sorry daarvoor
lisbeth
Vulpen
Vulpen
Berichten: 306
Lid geworden op: 10 feb 2012 13:32

haha, meestal krijg ik te horen dat ik te weinig uitleg geef en alles te snel laat gebeuren :D
Enige tips om het in te korten?
Het leven is zinloos. Nou, in die zinloosheid zit ik te schrijven, om er toch een zin aan te geven.
lisbeth
Vulpen
Vulpen
Berichten: 306
Lid geworden op: 10 feb 2012 13:32

"Lucas, breng dit even naar de opvoedster, het is erg dringend." zegt opeens een bewaker en geeft hem een hoop papieren. Dus zo stapt Lucas de gang in naar de kamer van de opvoedster. Hij klopt aan.
" Wie valt er me nu weer lastig?" klinkt de bulderende stem van de opvoedster. De deur gaat open en een bewaker laat hem binnen.
"Het is Lucas mevrouw." zegt de man. Meteen kijkt de opvoedster wat minder kwaad.
"Ah, Lucas. Wat brengt jou hier?" vraagt ze vriendelijk. Lucas ziet nu de jongen van daarnet in de stoel voor het bureau zitten. Snel wend hij zijn blik naar de opvoedster en geeft haar de papieren.
"Ah ja, de papieren. Die had ik gevraagd. vriendelijk van je om ze te brengen. Je kunt weer gaan." zegt ze en wuift hem weg. "Nee, wacht. Ik wil dat je nog iets doet. Deze jonge hier moet een rondleiding krijgen. Ik geeft hem onder jou begeleiding. Zorg dat hij een slaapplaats krijgt en ook weet wat hij voor werk moet doen."
Lucas knikt.
"Goed dan, ga nu." En dus staat Lucas met de jongen wat later in de slaapruimte.
"Wow zo groot hier. Slaapt echt iedereen hier?" vraagt de jongen en Lucas knikt. "Zeg, kan je soms niet praten? Bij die vrouw zei je ook al niets."
Daar was die vraag weer. Iedereen die Lucas voor de eerste keer zag vroeg die vraag. Hij negeert de vraag en trekt de jonge mee naar het lege bed tegen over zijn eigen bed.
"Dit word van mij? En waar slaap jij?" Lucas wijst naar zijn bed.
"Cool, we slapen dan tegen over elkaar. Dan kan ik je van alles vertellen." zegt de jongen grijnzend. "oh ja, mijn naam is Leo. En als ik me niet vergis ben jij Lucas. Ik weet nu al dat we beste vrienden zullen worden" lacht Leo.
En daar had hij groot gelijk in. De dagen gingen voorbij en ook al vond Lucas hem in het begin lastig, moest hij stil aan toe geven dat hij het wel leuk vond om Leo bij zich te hebben. Iedere dag spookte Leo wel iets uit, en iedere keer kreeg Lucas het zo ver dat Leo niet werd gestraft. Op één van die avonden begon Leo er over.
"Jij bent wel erg geliefd door die koe." zegt hij. Lucas kijkt hem verbaasd aan.
"oh ja, sorry. Jij weet niet wat een koe is zeker. Hahaha, het is iets van hier buiten." lacht Leo. Lucas zijn ogen worden groter.
"Wat? Wist je het dan nog niet? Ik ben niet van hier, ik kom van buiten de berg. Ik was gewoon aan het spellen en vond opeens een grot. Toen ik de grot in ging kwam ik in een gang die hier uitkwam. Ik wist niets van deze plaats, net als de mensen van het dorp. Ik heb me goed gehouden, maar ik wil hier weer weg. En jij moet met me mee komen om de mensen te laten zien dat mijn verhaal echt is. Samen krijgen we al de anderen hier ook weg."
Leo kijkt opgewonden naar Lucas maar die schud zijn hoofd. "Ik weet het, het zal niet makkelijk zijn. Maar hoe dan ook, we geraken hier weg." zegt Leo glimlachend en begint dan te vertellen over het dorp. Al snel liggen ze te dromen van het dorp.
Het leven is zinloos. Nou, in die zinloosheid zit ik te schrijven, om er toch een zin aan te geven.
lisbeth
Vulpen
Vulpen
Berichten: 306
Lid geworden op: 10 feb 2012 13:32

De dagen daarna begint Leo zijn plan te maken. Daar door werd hij vaak weer naar de opvoedster gebracht en werd Lucas er bij gehaald. Na weer zo een incident moet Lucas alleen naar de opvoedster.
"Die gast is deze keer te ver gegaan en dat weet jij ook." zegt ze woedend.
"En toch wil jij dat hij geen straf krijgt omdat het een ongelukje was? Ik ken je al lang, maar dit is de eerste keer dat jij je nek uitsteekt voor iemand anders. Waarom?" vraagt ze en kijkt hem doordringend aan.
Lucas haalt zijn schouders op. Hij weet het zelf ook niet. Is het omdat Leo zijn vriend is? Of is het omdat hij ergens hoopt dat Leo's plan zal lukken? Lucas snapt het echt niet.
"Nog 1 keer zo iets en hij gaat de put in, begrepen?" Lucas knikt en gaat dan weer terug naar de werkplaats. Daar zit Leo op hem te wachten en verteld hem wat hij ontdekt heeft.
"Er is een railspoor naar buiten. Daarmee brengen ze de stenen wie we hier bewerken naar buiten. Als je 's nachts naar daar sluipen en er in kruipen kunnen we naar buiten rijden. En dan ..."
"En dan wat?" klinkt er een meisjes stem naast hen. ze draaien zich verschrikt om en naast hen staat er een meisje, ongeveer 11 jaar oud met een klein meisje op haar arm.
"Kom op, vertel verder." vraagt ze, maar Leo houd zijn mond. Ze lacht.
"Ik weet toch al alles. Mijn bed staat tegen die van jou, dus ik heb al jou verhalen over buiten gehoord." verteld ze met een glimlach.
"Meen je dat?" vraagt Leo.
Ze knikt.
"Dan kunnen we jou niet achter laten. Als iemand hier van hoort komt die achter ons aan." zucht Leo. Dus verteld hij verder. Ze besluiten om een paar dagen te wachten en ook Leo belooft zich rustig en braaf te houden die dagen. Al snel merken ze dat de bewakers Leo niet meer in de gaten houden en dus spreken ze het af om de volgende nacht te vertrekken. Die dag begint gewoon zo als altijd. Maar tijdens het avond eten klinkt er opeens een alarm. "Indringer in gang 2A! Indringer in 2A!"
Ze kijken elkaar geschrokken aan. Dat is nu net de gang waar ze die avond naar toe gaan. "Zou iemand anders het plan gehoord hebben?" fluistert het meisje, dat Lena heet. "waarschijnlijk." fluistert Leo terug.
Even later komt de opvoedster de zaal binnen; Iedereen stopt met eten en staat recht.
"Zo te zien was er een ontsnapping vandaag, maar we hebben hem te pakken. Zo als jullie weten is het vervolg de put. Omdat ik vind dat jullie te brutaal worden is er vanaf nu meer en strengere bewaking. Niemand mag ergens naar toe zonder 2 mannen, begrepen?" buldert ze. "Ja opvoedster." antwoorden alle kinderen in koor.
"Goed, jullie hebben nog 1 minuut om te eten, daarna naar bed." ze verlaat de zaal en iedereen begint zijn eten binnen te schrokken. Want niemand wil honger hebben die nacht.
"Stop! En naar bed!" roept de bewaker en iedereen vertrekt naar de slaapzaal.

"Heb je het gezien? er staat zelfs bewaking bij in de zaal bij de deur." fluistert Lena. "wat nu? zullen we wachten tot morgen?" vraagt ze.
"Nee, we doen het nu. Ik wil niet wachten tot morgen. We wachten tot de wacht wisseling. Dan sluipen we naar buiten." fluistert Leo en zo wachten ze in het donker.
Na een half uur klinkt er een zachte zoemer en gaat de deur open.
"Nu." Ze kruipen uit hun bed en haasten zich naar buiten.
"Volg me." en Leo gaat voorop. Ze sluipen snel maar zo zacht mogelijk door de gang. Wanneer ze bij gang 2A zijn zien ze dat er 4 bewakers zijn.
"Hoe geraken we daar langs?" Lucas heeft een idee. Hij stapt gewoon op de bewakers af. "Wie is daar?" roept één van hen.
"Oh, het is Lucas."
"Wat doe jij hier?" vraagt de anderen. Met wilde gebaren maakt hij hen duidelijk dat er iets mis is in de gang 4R.
"Zeker weten?" Lucas knikt heftig.
"Jij blijft hier, wij gaan daar naar toe." En zo rennen drie van de vier weg.
"En nu ga jij weer terug naar bed. Want als de opvoedster je ziet rond lopen dan..." er klinkt een klap en de man valt op de grond neer.
"Slim bedacht Lucas. Nu snel naar de kar." Leo help hen de kar in en wil er ook in kruipen wanneer er opeens iemand alarm roept.
"Ai, ze zijn er al weer. Tja, dan zit er niets anders op." zucht Leo.
"Wat ga je doen?" vraagt Lena angstig.
"Jullie moeten naar buiten, ik hou ze wel bezig."
"maar dan geraak je in de Put. Niemand komt daar levend uit!" roept ze verschrikt. Lucas zit verstijfd en staart met grootte ogen naar zijn vriend. Leo glimlacht naar hem.
"Mij krijgen ze niet klein, dat weet je. Maak het goed daar buiten." Leo geeft een duw tegen de kar en hij begint te rijden. dan komt Lucas in actie en grijpt naar Leo's arm. Maar de kar heeft ondertussen al wat snelheid en dus grijpt Lucas in de lucht. Dan schreeuwt Lucas voor het eerst sinds die ene dag weer.
"Nee!Leo!"
Ze zien net nog hoe Leo weg gesleurd word door de bewakers voor dat de kar de hoek om gaat.
Het leven is zinloos. Nou, in die zinloosheid zit ik te schrijven, om er toch een zin aan te geven.
lisbeth
Vulpen
Vulpen
Berichten: 306
Lid geworden op: 10 feb 2012 13:32

Verslagen zitten ze in de kar. Al snel is Lena weer de oude en neemt de leiding.
"Kom op Lucas. Je weet hoe Leo is, hij zal niet snel dood gaan. Als we snel zijn kunnen we hem nog redden." zegt ze glimlachend.
Zo zitten ze een hele poos in de kar. Dan voelen ze een lucht stroom.
“Ik denk dat we er zijn.” Zegt Lena. Met z’n tweeën trekken ze aan de rem van het karretje tot dat die piepend tot stil stand komt. Snel stappen ze uit en gaan naar buiten. daar zien ze voor het eerst in hun leven de lucht met de maan en de sterren.
“Oh! Zo mooi!” Roept Lena vol verwondering.
“Wat zouden die dingen daar zijn?” vraagt ze aan Lucas, maar die weet het ook niet.
Ook hij vind het allemaal mooi en vreemd, maar daar denkt hij niet echt aan. Waar hij wel aan denkt is wat er met Leo aan het gebeuren is.

Ondertussen was Leo naar de opvoedster gebracht.
"Ik had het kunnen weten. Jij die altijd op plaatsen was waar je niet mocht zijn. Maar zoals je nu ziet is het onmogelijk om te ontsnappen en jij gaat de Put in voor 3 weken. Daarna zal ik wel zien of je er uit mag of niet." zegt de opvoedster grijnzend.
"Euh, er is nog iets wat ik u moet vertellen." zegt de bewaker die Leo vast heeft.
"Wat dan?"
"Deze was niet de enigste. Er waren nog twee anderen bij hem." zegt de bewaker angstig.
"En waar zijn die dan?"
"die, die zijn ontsnapt." De opvoedster word nu rood van woede.
"Wat! Hoe kon je die nu laten ontsnappen! Wie zijn het?" roept ze woedend.
"Lena elf jaar en…." de man verstomt.
"Ja? En wie nog?"
"Wel ziet u, dit zal u niet graag horen maar, we weten ook niet waarom en...." ratelt de man door.
"Wie is het!" Brult ze.
"hahahahaha! ze zijn allemaal bang. hahahahah!" Leo komt niet meer bij van het lachen. "Haha, wel dan zal ik het wel zeggen. De 2 die ontsnapt zijn, zijn mijn 2 beste vrienden. Lena en Lucas." zegt Leo met een grote glimlach. De opvoedster staart hem nu verbaasd aan en weet even niets meer te zeggen.
“Ja ja, daar kijkt u van op hé? Dat die zwijgende en zo volgzame Lucas niet heeft geluisterd naar u is iets wat raar is. Wel, ik geef hem groot gelijk. Wie luistert er nu naar zo een koe? Niemand!” zegt Leo en begint weer te lachen. Nu word de opvoedster razend.
“Naar de Put met hem! En voor een MAAND!” brult ze. De bewakers nemen hem weg.
“Wel jongen, dit is de eerste keer dat iemand haar zo woedend heeft gekregen.” Zegt de bewaker links van Leo.
“Maar daar zal je snel spijt van krijgen.” Zegt de anderen.
Ze stappen in een wagentje en rijden naar de plek waar de Put is. Met een touw laten ze Leo er in zakken en vertrekken daarna weer. Het is er donker en nat. Meteen gaat hij op onderzoek uit of er een uitweg is. Hij moet en zal er uitgeraken, al zou hij moeten klimmen. Maar eerst gaat hij nog wat slapen zodat hij uitgerust is voor de klim.

Ook Lena en Lucas hadden besloten om te slapen voor ze verder zouden gaan. Ze hadden wat verder op een gat in de grond gevonden waar ze alle twee in pasten en waren er in gaan liggen.
De volgende morgen werden ze wakker door een fel licht. ."Zo fel!" roept Lena. Ze bedekken hun ogen met hun handen. Ze blijven zo liggen en hopen dat ze aan het licht gewoon zouden raken nog voor de bewakers hen zouden vinden. De uren lijken wel voorbij te gaan. Stil aan worden hun ogen gewoon aan het licht. Lucas is de eerste die naar boven weer kruipt en probeert rond te kijken. Met knipperende ogen en met hun hand beschermend boven hun ogen kijken ze naar beneden en om zich heen.
"Wauw. Het is nog mooier dan dat Leo vertelde." zegt Lena, die helemaal onder de indruk is van alles om haar heen. Ook Lucas kijkt rond.
-Waarom zitten zij al die tijd daar in het donker als er hier zo een mooie plaats is? Wist de opvoedster hier van?- de vragen vliegen door zijn hoofd.
"Wat nu?" vraagt Lena aan Lucas en ziet dat die al aan het dalen is, richting die rare dingen beneden.
"wacht op mij!" ze haast zich achter hem aan.

Even later zijn Lucas en Lena al afgedaald en stappen nu het dorp binnen. De mensen daar kijken hen verbaasd aan.
“Waarom zouden ze zo kijken?” vraagt Lena aan Lucas, die haalt zijn schouders op. Ze zagen er ook vreemd uit voor de mensen. Alle twee hadden ze dezelfde kleren aan, een bruine broek en een bruine T-shirt. Schoenen hadden ze nog nooit aan gehad, hun voeten waren gehard door in de mijn te lopen en dus bezeerde ze zich nooit. Maar niet alleen hun kleren waren anders, ook hun uiterlijk was vreemd. Lena’s haar was ondertussen al helemaal zwart geworden, maar dat van Lucas was zwart met hier en daar nog witblond haar. Nog een geluk dat geen van beide al last had van hun huid. Vol angst en nieuwsgierigheid kijken ze rond. Na een poosje beginnen hun buiken te knorren.
“Het zal nu wel etenstijd zijn.” Zucht Lena. En dus gaan ze op zoek naar iets te eten. Opeens ruiken ze iets dat zo lekker ruikt dat ze er naar toe lopen. Op de vensterbank van een huis staan 4 net gebakken broden. Lena pakt er eentje en deelt hem met Lucas.
“Wat moet dat daar met mijn brood? Dieven!” roept er opeens een mannenstem. Verschrikt draaien ze zich om en zien een man voor hen staan.
“We, we hadden honger meneer.” Stamelt Lena
“Dan moet je eten kopen.” Zegt de man, die nog steeds hen woedend aan kijkt.
“Kopen?”
“Ja, met geld.” Zucht de man nu. Lena kijkt hem nu vragend aan.
“Meneer, wat is dat ‘geld’?” vraagt ze. Stil aan word de man rood.
“Denken jullie me soms voor de gek te houden? Jullie gaan voor dat brood betalen of ik geef jullie aan bij de BWK!” Brult hij. Lena en Lucas kijken elkaar radeloos aan.
Het leven is zinloos. Nou, in die zinloosheid zit ik te schrijven, om er toch een zin aan te geven.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Oh! Spannend geëindigd, ik ben benieuwd hoe het verder gaat!

Het begin stuk vond ik een beetje lastig om doorheen te komen. Met name de eerste alinea. Ik weet niet precies waarom, want ik vond het wel een hele interessante opening voor je verhaal. Ik vind de setting van je verhaal sowiso erg leuk!

Op zich had je de diverse momenten die Lucas, Leo en Lena in de grot doorbrengen wat uitgebreider mogen vertellen. Maar aangezien je overal hetzelfde tempo hebt is dat niet erg.

Ik kijk uit naar het volgende stukje :) Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
lisbeth
Vulpen
Vulpen
Berichten: 306
Lid geworden op: 10 feb 2012 13:32

Hier is het vervolg. En ja, misschien gaat het erg snel in het verhaal. Het was ooit een taak geweest en we moesten aan de hand van een foto een verhaal schrijven, wat ik erg moeilijk vond. Vandaar waarschijnlijk dat ik niet lang bij sommige delen blijf in het verhaal.
__________________________________________________________________________________________

Leo ontwaakt in de Put. Veel heeft hij niet geslapen, want de grond lag niet echt zacht. Maar dan denkt hij weer aan Lucas en Lena. Meteen springt hij recht en begint een plannetje te maken om te ontsnappen. Hij probeert echt van alles, maar niets lukt. Uitgeput en verslagen laat hij zich tegen de muur naar beneden zakken.
“Was ik nu maar nooit die grot in geweest, dan zat ik nu nog thuis.” Zucht Leo. Hij verschiet van zijn eigen woorden. Wat zegt hij nu? Oké, als hij niet de grot in was geweest dan zat hij nu thuis bij zijn ouders, maar dan had hij nooit Lena en Lucas ontmoet. Dan had hij ook nooit zo een leuke tijd gehad met iemand van ongeveer zijn leeftijd en dan had hij ook nooit zo een goede vriend gehad als Lucas. Dat laat hem weer denken aan de twee buiten.
“Ik hoop dat ze veilig zijn.”
“Wie?” Leo verschiet en kijkt rond zich.
“Wie zei dat?” vraagt Leo, maar hij ziet niemand.
“Ben jij die ene van buiten?” vraagt de stem weer.
“Ja…, hé, hoe weet jij dat ik van buiten kom? Alleen Lucas en Lena weten dat.”
Even blijft het stil. Dan hoort Leo geschuif links van hem en ziet een jongen naar hem toe sluipen.
“Hij had dus gelijk, zo als altijd. Kom mee. Onze leider wil je spreken.” Zegt de jongen haastig en sleurt Leo mee. Leo moet zijn best doen om de jongen bij te houden, zo snel gaat die van gang naar gang. Na wat wel een wandeling van drie uur leek te zijn, kwamen ze aan bij een grote grot. Tot Leo’s verbazing zat die vol met kinderen en jongeren. Even blijft hij rond zich kijken. De jongen trekt aan zijn mouw.
“Deze kant op, onze leider wacht op je.” Wijst de jongen en Leo volgt hem. In een andere grot ziet Leo een jongeman zitten. Hij is ouder dan al de kinderen in heel de grot.
“Ah, goed zo Spits. Ga maar naar Rosa, zij geeft je een beloning.” Zegt de jongeman en er verschijnt een glimlach op Spits gezicht. Even later staat Leo alleen nog in de grot.
“Ga zitten en drink iets. Je ziet er uitgeput uit. Zeker proberen te ontsnappen?” zegt de jongman. Leo wil iets zeggen maar merkt nu pas hoe droog zijn mond is. Dus zet hij zich tegen over de jongeman en drinkt het glas in één teug leeg.
“Zo, dat zal ook wat makkelijker praten. Om te beginnen zal ik mezelf voorstellen. Mijn naam is Luc, en ik ben dus de leider van deze groep. Als ik me niet vergis ben jij Leo, de beste vriend van Lucas. Klopt dat?” Leo kijkt verbaasd naar hem en knikt.
“Oké, dan heb ik toch de juiste. Voor jou hadden we nog een andere jongen uit de put gehaald en dachten dat jij het was omdat we wisten dat jij ging ontsnappen via de kar. Maar toen bleek het dat die jongen jullie plan had afgeluisterd en dat het mislukt was. En zo te zien bij jou ook.”
“Toch niet, Lucas en Lena zijn op dit moment buiten, hoop ik.” Zegt Leo die zijn stem weer gevonden had. Luc kijkt hem nieuwsgierig aan. “Dus Lucas is kunnen ontsnappen samen met dat meisje?”
“Ja, het was bijna mislukt. Maar door dat ze op mij aan het letten waren konden zij ontsnappen. Daarom werd ik in de put gestoken voor een maand.”
Luc fluit verwonderd. “Een hele maand? Man die koe is nu echt erg aan het worden.”
“Hahaha, zo noem ik haar ook.” Het duurt even maar dan dringt het tot hem door. Leo springt recht. “Jij bent ook van buiten!” roept Leo. Luc glimlacht. “ik WAS van buiten. Ik zit hier nu al twaalf jaar en heb mijn ouders niet meer gezien sinds ik hier kwam.”
“Je ouders? Iedere kind hier kwam toch als baby hier?” vraagt Leo verbaasd.
“Ik niet. Je moet weten dat in het dorp geen enkel kind is. Buiten dan de kinderen die niet ontdekt worden door de mannen die zich BWK noemen.’
‘BWK?’
‘Burgelijke Wachters Kring. Ze staan onder leiding van de baas hier. Ze hebben mij ook meegenomen, maar ik was een late ontdekking, en zo kwam het ook dat ik al zeven jaar was toen ik hier werd gebracht.”
Leo gelooft zijn oren niet.
“Maar hoe komt het dan dat ik nog wel in het dorp was?”
“Hoe oud ben je?” vraagt Luc
“Ik ben veertien jaar.”
“En ben je geboren in dit dorp?” vraagt Luc dan.
“Eh, nee. Ik woon sinds vorige maand hier.” Zegt Leo. “Maar wat heeft dat er mee te maken?”

Luc kijkt hem aan. “Dat heeft er helemaal mee te maken. Door dat jij hier niet geboren bent sta je ook niet in de geboorte lijst van de burgemeester. Dus volgens die lijst ben jij er niet en dus zullen ze jou ook nooit pakken. Ik heb het een en ander ontdekt in die jaren dat ik ontsnapt ben. En één van die dingen is dat de burgemeester het meesterbrein is achter alles.”
Leo kijkt hem geschrokken aan. “De burgemeester is de grote baas?”
“Ja, hoe vreemd het ook klinkt. Jaren terug wou de burgemeester deze berg weg halen om hier een fabriek te bouwen. Tijdens het graven vonden de werkmannen tunnels met edelstenen. Natuurlijk wou de burgemeester het allemaal voor zichzelf houden, maar toch wou hij die stenen bewerkt gaan verkopen. Andere mensen vertrouwde hij niet, want die konden een steentje mee smokkelen en dan anderen vertellen over de grot. Toen kreeg hij het idee om kinderen te gaan gebruiken. Die waren klein genoeg om in de gangen te lopen en met hun kleine handen kunnen ze heel precies werken. Dus begon hij een groep op te richten die alle kinderen één voor één liet weg halen bij de ouders. In het begin waren het oudere kinderen, zodat ze de kleinere konden opvoeden die dan weer groot werden en de volgende konden opvoeden. Alles liep gesmeerd, de stenen worden momenteel als de duurste en best bewerkte edelstenen verkocht over heel de wereld. En ik denk dat jij weet over welke stenen ik het heb.” Zegt Luc en kijkt serieus naar Leo, die met zijn mond open van verbazing naar hem staart. Met zijn hand voelt Leo aan zijn ketting die hij voor zijn viertiende verjaardag had gekregen van zijn ouders.
“Dat meen je niet. Mijn ketting? Maar die komt van het bedrijf waar mijn vader werkt. Daarom waren we verhuisd naar dit dorp, voor zijn werk.” Het begint Leo te duizelen. Van alles gaat er door zijn hoofd.
“Maar op één ding had hij niet gerekend” Gaat Luc gewoon verder. “Op één van zijn inspectie rondes ontdekte hij dat de kinderen in de mijn veranderde. Zo als je al misschien bij Lucas gezien hebt, waren de haren van veel kinderen beginnen te kleuren. Hoe langer ze in de tunnels werkte, hoe zwarter hun haar werd, en dat kwam niet door het zwarte zand. Nee, het kwam door de stof van de stenen. Het begon met het haar dat zwart werd, maar daar bleef het niet bij. Stil aan begon ook je huid grauw te worden, je begon blind te worden en op het einde kreeg je een hoest waar je in kon stikken. Alle kinderen sterven er door. Zelfs degene die de leeftijd van twaalf haalden. Door dat de kinderen zo snel stierven moesten er iedere keer nieuwe komen, en dus ging de baas op zoek naar een mannier om meer kinderen te krijgen.”
“En heeft hij het gevonden?” vraagt Leo.
Luc knikt. “Arme straat kinderen van de grote stad. Ieder kind dat op straat is op het moment dat zijn mannen daar zijn heeft pech en word naar hier gebracht. Zo komt het dat er twee keer in de maand zo een grote groep kinderen bij komen. Toen ik dit ontdekte wist ik dat er iets moest gebeuren. Ik vormde samen met Rosa en nog anderen een geheime rebel groep. We deden alles om de werken hier te saboteren. We hebben lang verborgen kunnen blijven, maar op een dag wisten we dat zij ons door hadden. We waren op het nippertje ontsnapt aan een moordpoging. Ze lieten de gang waar we aan het werken waren instorten, maar we overleefde het. Die koe denkt dat we al lang dood zijn, maar daar heeft ze het totaal mis. Vaak worden er kinderen vermist, en die komen bij ons. Zo word onze groep groter, en binnen kort gaan we naar buiten.”
Leo weet niets te zeggen. Al die informatie die hij nu gekregen heeft maalt door zijn hoofd. Luc kijkt hem aan.
“Je moet vast erg in de war zijn na alles wat ik je verteld heb. Ik zal je even alleen laten zo dat je kunt na denken.” Luc verlaat de ruimte en laat Leo alleen achter.
Het leven is zinloos. Nou, in die zinloosheid zit ik te schrijven, om er toch een zin aan te geven.
lisbeth
Vulpen
Vulpen
Berichten: 306
Lid geworden op: 10 feb 2012 13:32

Lucas en Lena zitten diep in de problemen. Ze weten echt niet wat de man bedoelt met ‘geld’, maar wat ze ook zeggen, hij gelooft hen niet. Onder tussen was er al een grote groep mensen blijven staan om te zien wat er aan de hand was.
“Betalen zullen jullie, of ik breng jullie naar de BWK!” roept de man woedend.
“Maar we weten niet wat ‘geld’ is, als u nu uitlegt wat dat is.” zegt Lena voor de duizendste keer. Maar dat maakt de man steeds kwader.
“Wat is er aan de hand Karel?” vraagt opeens een man uit de groep.
“Deze twee snotneuzen hebben mijn brood op gegeten en willen niet betalen. Ze blijven zeggen dat ze niet weten wat geld is. Ze denken me voor de zot te houden.” legt Karel uit. Lena begint te wenen van wanhoop. De man ziet dat ze het echt menen.
“Hoeveel moet je hebben voor dat brood?” zegt hij dus.
“2,50 euro.” Zegt Karel
“Wat? Zo veel is een brood niet.”
“Nee, maar het is ook voor de moeite en de tijd die ik heb verspild met deze twee.” Zegt Karel grijnzend. De man zucht, maar betaald toch.
“Kom mee.” Zegt hij tegen de kinderen en ze laten de groep en de bakker achter. Lena en Lucas volgen de man zwijgend. Ze stoppen voor een huis en volgen de man mee naar binnen.

“Schat! We hebben bezoek!” roept de man, die Steven heet. Ze horen gestommel en een vrouw komt de trap af.
“nee maar. Van waar heb je deze twee?” zegt ze en bekijkt hen van top tot teen.
“Ze hadden problemen met Karel. En volgens mij zijn ze niet van hier. Kom maar aan tafel zitten, dan krijgen jullie iets te eten en te drinken. Veel beter dan alleen brood.” Wanneer even later het eten op tafel komt geloven ze hun ogen niet. Nog nooit hebben ze zo veel eten gezien en ook al die verschillende dingen. In de berg kregen ze niets anders dan brood en een voedende pap. Buiten het brood kende ze niets van wat er op de tafel lag. Lena kijkt naar de man.
“Meneer, is dit echt allemaal eetbaar?” vraagt ze serieus. Even kijken de man en vrouw elkaar verbaasd aan.
“Natuurlijk is dit allemaal eetbaar. Waarom vraag je dat?”
“We hebben nog nooit iets anders gegeten dan pap en brood.” Ze kijken de kinderen met grote ogen aan.
“Maar dat meen je toch niet? Van waar komen jullie dan?”
“Uit de berg.” Zegt Lena en neemt een hap van de groene lange dingen op haar bord. “Hmm! Zo lekker! Wat is dit?”
“Boontjes.”
“En dat? En dat bruin?” Lena bleef maar alles vragen. Lucas keek toe en probeerde al die nieuwe dingen te onthouden. Steven en zijn vrouw kijken toe hoe de twee eten. Hij wenkt zijn vrouw en samen gaan ze naar de keuken.
“Wat is er?” vraagt zijn vrouw.
“je vraagt wat er is? Heb je dan niet gehoord wat dat meisje zei? Deze twee komen uit die berg, de verboden berg.” Zegt Steven en begint te ijsberen.
“Geloof je dan wat ze zegt?”
Steven kijkt haar aan. “Jij dan niet? Oké, ik weet dat het raar klinkt, maar denk eens na. Dat meisje, haar haar is pik zwart. Zo zwart heb ik nog nooit zien.”
“ze kan van een ander land zijn.” Oppert zijn vrouw.
“Daar dacht ik ook eerst aan, maar dan moet je eens op het haar van de jongen letten.” Zegt Steven. Zijn vrouw gaat de keuken uit en komt even later weer terug.
“Je hebt gelijk, dat is geen natuurlijke kleur.”
“als je naar de jongen kijkt weet je dat er iets waar moet zijn aan hun verhaal. Hoe komt het dat zijn haar zwart aan het worden is? Was het haar van dat meisje altijd al zwart? Van waar komen ze? Als ze echt uit de berg komen hebben we eindelijk een bewijs tegen de burgemeester. En misschien heeft het ook iets te maken met al de kinderen die weg zijn. Wie weet kunnen we dan ontdekken wat er met onze zoon gebeurd is.” gaat Steven driftig door. Zijn vrouw sust hem en Steven word weer rustiger.
“Laten we eens luisteren naar hun verhaal en dan kunnen we nog beslissen of we het aan de groep gaan vertellen of niet.” Stelt zijn vrouw voor en dat vind Steven een goed plan. Ze verlaten de keuken en gaan weer aan de eettafel zitten.

Lena en Lucas zijn klaar met eten en zitten vol.
“Heeft het gesmaakt?” Ze knikken.
“Goed, we hebben ons nog niet eens voorgesteld. Ik ben Steven en dit is mijn vrouw Sandra. Wie zijn jullie?”
“Ik ben Lena en dit is Lucas.” Zegt Lena.
“Daar net had iets gezegd over de berg. Kan je dat nog eens herhalen?” vraagt Sandra
“Ik zei dat we uit de berg komen, voor kort wisten we niet eens dat het een berg was of wat een berg was. Ik denk buiten ons twee nog maar één iemand is van al de kinderen die weet dat we in een berg leefde.” Steven en Sandra kijken elkaar hoopvol aan.
“Dus er is nog iemand die van hier buiten weet?” vraagt Steven rap. Lena knikt.
“Hij heeft ons helpen met ontsnappen.”
“Wat is zijn naam?”
“Leo.” Er ontsnapt een snik uit Sandra’s mond. Lena en Lucas kijken haar verbaasd aan.
“Bent u aan het wenen? Waarom?” vraagt Lena verbaasd.
“Je moet weten dat we zoon hebben die Leo heet. Op een dag was hij te dicht bij de berg gekomen en volgens de BWK is hij in de ravijn gevallen. We hebben niets meer gehoord over het ongeval. Opeens horen we van jullie dat er kinderen in die berg wonen en dat degene die jullie vertelde over buiten Leo heet, dan komt er weer hoop dat die Leo onze zoon is.”
“Hij had al verteld over zijn ouders dat hij ze mist. Soms in zijn slaap mompelde hij dat hij nooit meer ongehoorzaam zou zijn, zolang hij daar maar weg zou geraken. Hij heeft geluk, niemand van de kinderen kent zijn ouders.” Zucht Lena. Steven denkt even na.
“Kom mee, ik moet jullie voorstellen aan een groep vrienden van me.” Zegt hij na een poosje en ook Sandra knikt.
Even later stappen ze een oud gebouw binnen.
“Ah Steven, een tijdje niet meer gezien.” Zegt een oudere man die bij de deur opening zit.
“Is iedereen er?” vraagt Steven.
“Ja, iedereen is er. Waarom? Heb je nieuws?” De man zijn ogen twinkelen.
“Ik heb geen nieuws, maar deze twee wel. Kom, we hebben nog veel te doen.” Steven leid Lena en Lucas naar binnen. Ze volgen hem naar een verhoog.

“Mag ik jullie aandacht alstublieft?” vraagt Steven en iedereen in de zaal word stil. “Goed. Ik heb iets gruwelijks te horen gekregen over de berg, maar nog niet alles. Daarom vertel ik het niet, maar deze twee kinderen wel.” Steven wenkt Lena en laat haar aan het woord. Even kijkt Lena angstig de zaal rond, maar als ze ziet dat ze naar haar glimlachen en haar aansporen vind ze haar moed.
“Goede dag, mijn naam is Lena en mijn vriend heet Lucas. Zo als we gemerkt hebben zijn we anders dan iedereen hier. Alles is ook nieuw hier voor ons, want we komen namelijk uit de berg.”
Er stijgt een geroezemoes op. Sommige roepen dat het niet mogelijk kan zijn anderen vragen er op los. Steven steekt zijn hand in de lucht en iedereen word weer stil.
“Wie er vragen heeft mag ze straks stellen, laar haar eerst verder vertellen.” Zegt Steven en knikt geruststellend naar Lena. Ze slikt en gaat verder.
“Van baby af aan komen we in de berg. De oudere moeten voor hen zorgen en ze leren praten, denken en werken. Meer moeten we ook niet kennen. Vanaf dat we kunnen lopen worden we in de smalle mijnen gestoken. Daar moeten we een soort stenen uit hakken. Als je geluk hebt en ouder word zodat je te groot word voor de mijnen, word je in de grote zaal gezet waar je de stenen moet bewerken tot hele mooie glimmende stenen. Die werden dan naar de verboden gang gebracht door de bewakers. Wat er verder mee gebeurd weten we niet en maakte ons eigenlijk ook niet uit. Regelmatig komen er nieuwe kinderen bij. Soms gebeurd het dat de kinderen al oud genoeg zijn voor in de mijn en dan worden ze daar onder een ouder iemand gezet. We worden niet oud, ik en Lucas hebben het geluk dat we al zo oud geworden zijn. Maar ook bij ons komen er al symptomen. Zo als jullie zien is mijn haar al zwart, maar dat van Lucas nog niet helemaal. Als hij weer terug in de berg gaat kan het zijn dat zijn haar niet veel later ook zwart is. We hopen dat we daar nooit meer naar toe moeten, maar als we er naar toe kunnen om de anderen naar deze geweldige plaats te brengen zouden we met alle plezier weer naar daar gaan.” Lena zucht en kijkt naar Steven.
“Bedankt Lena, dat heb je super goed gedaan.” Hij wend zich naar de mensen in de zaal.

“Goed, heeft er iemand vragen?” Er gaan verschillende handen omhoog. Steven wijst ze één voor één aan.
“Je zei daar net iets over symptomen. Is het zwart haar de enigste?” vraagt een jonge vrouw.
“Nee. Eerst begint die ziekte met een hoesten, dan word je blind en op het einde kleurt je haar helemaal pikzwart, net als je huid. Maar tot mijn verbazing hebben ik en Lucas nergens last van buiten dat ons haar kleurt. Ik denk dat je de hoest tegen kan houden als je niet meer in de mijn werkt. Maar als je die volgorde krijgt sterf je op het einde.”
“Is dat de enigste reden waardoor kinderen sterven?” vraagt een anderen.
“regelmatig sterven er ook kinderen door instortingen in de mijn. Daarom dat ik ook zei dat je geluk moet hebben om ouder te worden. Wat ook een reden is waardoor er sommige sterven is door de Put.”
“De Put? Wat is dat?”
“Als je niet luistert naar de opvoedster word je in de Put gestoken zonder eten of drinken. Naar gelang de reden en hoe het humeur van de opvoedster is word de tijd bepaald. Het is al eens gebeurd dat er iemand voor drie maand in moest. We hebben hem nooit meer gezien. Men zegt dat hij dood is en anderen zeggen dat hij een ontsnapt is door één van de geheime gangen in de Put. Niemand weet het.” Lena kijkt naar Lucas en ziet dat die met ogen dicht zit. Ook Sandra ziet het en geeft Steven teken dat het genoeg is. Dus laat Steven haar met de kinderen naar huis gaan en bespreekt hij met de groep wat er nu moet gebeuren. Thuis geeft Sandra Lucas wat kleren van Leo en bij de buren vraagt ze wat kleren voor Lena. Lucas zet zich buiten in de tuin en kijkt rond. Zijn gedachten zijn bij Leo. Hoe zou het met hem zijn?
Het leven is zinloos. Nou, in die zinloosheid zit ik te schrijven, om er toch een zin aan te geven.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Aan de hand van een foto? Das best knap! Nu ben ik wel nieuwsgierig wat voor foto dat dan was :)

Gelukkig zijn er ook nog aardige mensen buiten de berg! Ik ben benieuwd of de ouders van Leo hen kunnen helpen :)
Het viel me op dat heel veel namen bij je met een L beginnen, is daar een reden voor? Vind het zelf wel grappig ^_^

Luc lijkt me echt zo'n dappere jongeman die weet hoe iedereen uit de mijn kan komen en de opvoedster & burgemeester een lesje kan leren :D

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
lisbeth
Vulpen
Vulpen
Berichten: 306
Lid geworden op: 10 feb 2012 13:32

Dat van die L is onbewust, zag het ook pas toen het verhaal af was :)
De foto was ongeveer als deze twee
Afbeelding Afbeelding
Alleen was dat kind aan het roepen. We moesten eerst dingen op schrijven waar het ons aan liet denken en ik moest direct denken aan vrijheid willen en kinderarbeid.
Het leven is zinloos. Nou, in die zinloosheid zit ik te schrijven, om er toch een zin aan te geven.
lisbeth
Vulpen
Vulpen
Berichten: 306
Lid geworden op: 10 feb 2012 13:32

Na lang na te denken had Leo een beslissing gemaakt, hij ging Luc helpen. En zo werd Leo Luc’s helper. Niet omdat Leo zo oud was, maar omdat hij ook veel van buiten wist. Na een paar dagen hebben ze een plan. Tijdens de zoektochten hadden ze een tunnel naar buiten gevonden. Leo zo samen met Luc en nog een aantal naar buiten gaan om Lena en Lucas te zoeken. Rosa nam Luc’s rol over zo lang die weg was. Ze maakte alles klaar en vertrokken nog die zelfde dag. De kinderen moesten net als Luc en Leo gewoon worden aan de zon buiten, daarom dat ze direct waren vertrokken. Het zou zeker een dag duren voor ze er gewoon aan zouden worden, ook al hadden ze die tijd niet. Terwijl zij boven op de berg aan het wachten waren, gingen Steven en Sandra beneden in het dorp samen met Lena en Lucas naar de burgemeester.
Een man in een zwart kostuum deed de deur open.
“Ja?”
“We willen de burgemeester spreken.”
“Heeft u een afspraak? Zo niet kan ik u niet binnen laten.” Zegt de man rustig. Steven word boos.
“Laat ons nu binnen. Het is een dringende zaak.”
“Nog een prettige dag.” De man wil de deur dicht doen maar Steven steekt zijn voet er tussen.
“Ik moet hem spreken! Het gaat over mijn zoon!” roept Steven. Sandra probeert hem te kalmeren. “Laat dat Sandra, ik kalmeer niet voor dat ik hem gesproken heb.”
“Wat gebeurt er hier allemaal?” vraagt een andere stem.
“Meneer, deze man wilt u spreken maar heeft geen afspraak.” Zegt de man.
“Laat ze maar binnen, ik ken hem.” Zegt de burgemeester en gaat hen voor.
“Ga maar zitten. Dus waarom wou je me nu zo dringen spreken?” vraagt de burgemeester aan Steven.
“Wel, deze twee kinderen komen uit de berg. Ik dacht dat de berg verboden was, maar het ziet er naar uit dat een geheime organisatie daar kinderen naar toe brengt om in de mijnen te werken.” Zegt Steven. De burgemeester kijkt verbaasd naar Lena en Lucas.
“Echt? Daar wist ik niets van. Natuurlijk moeten we daar iets tegen doen. Ik zal meteen naar de BWK bellen om de berg te laten onderzoeken.” Zegt de burgemeester met een serieus gezicht. Maar Lena ziet dat hij onrustig is en hij wilt hen zo snel mogelijk daar weg.
“Als jullie me nu willen verontschuldigen, ik heb veel werk.”
“Natuurlijk. Oh ja, als u iets te weten komt van de berg, laat u iets weten?” vraagt Steven nog snel. De burgemeester knikt en wuift hen dan weg. Wanneer ze wat later weer thuis zijn gaan Lena en Lucas alleen zitten.
“Ik vertrouw die burgemeester niet.” Zegt Lena als ze zeker is dat Steven en Sandra hen niet kunnen horen. “Hij ziet er net zo uit als de opvoedster en de bewakers.”
Lucas knikt. Ook hij vind die burgemeester maar vreemd. Toen hij het woord berg hoorde was de burgemeester beginnen te zweten en was opeens zo gehaast. Die avond gingen ze vroeg naar bed. Maar Lucas lag nog lang wakker.


Leo en Luc waren de volgende dag vroeg vertrokken en liepen nu in het dorp rond. Aan iedereen vroegen ze naar Lucas en Lena, maar niemand had hen gezien. Een meisje in hun groep zucht.
“Hoe gaan we die ooit vinden?” vraagt ze aan Luc. Die weet het ook niet. Dan heeft Leo een idee. Hij wenkt hen en ze volgen hem tot aan een huis.
“Dit is nu mijn huis. Mijn ouders zullen ons wel kunnen helpen.” Legt Leo uit aan Luc en de anderen. Wanneer ze naar de deur willen stappen word Leo vast gegrepen.
“Neem ze mee, ze mogen niet ontsnappen.” Roept de man die Leo vast heeft. Luc herkent hen meteen.
“Ren! Het is de BWK! Ze horen bij die bedrieger!” roept Luc naar de anderen en gaat zelf voor de man staan.
“Laat hem los.” Zegt hij rustig. De man begint te lachen.
“Ga jij me bedreigen?”
“Bent u soms doof?” zegt Luc. De man kijkt hem nu vragend aan.
“Ik zei laat hem los!” roept Luc nu en geeft de man een mep. Meteen ontstaat er een heel gevecht. Door dat ze in de berg zwaar werk hebben gedaan, waren de kinder best wel sterk. Mensen staan stil, sommigen beginnen de kinderen aan te moedigen, anderen de mannen. Ook Steven had het kabaal gehoord en rende samen met de drie anderen naar buiten. Daar zien ze tot hun verbazing kinderen vechten met de BWK. Lena herkent Leo.
“Leo!” roept ze en op Lucas gezicht komt er een grote glimlach. De mannen horen haar roepen, draaien zich om en zien hoe dat Steven op hun af komt gelopen. Met zijn vuist raakt hij één van de mannen, die van de slag op de grond valt.
'Durven jullie wel! Als jullie zo graag willen vechten neem iemand van jullie eigen grootte.'
'Steven, dit zijn wel de BWK.' zegt zijn vrouw met een trillende stem. Even twijfelen de andere mensen nog, maar dan stapt een iets oudere man naar voren.
'Scheer jullie weg, ik heb het gehad met jullie zo gezegde regels.' en hij spuigt voor de voeten van de mannen. Nu beginnen er nog meer mensen naar hen te roepen en niet veel later is het bijna heel het dorp tegen de BWK. De mannen laten direct de kinderen los en rennen zo snel als ze kunnen weg.
Steven Draait zich om naar de kinderen en wil net iets vragen als hij Leo ziet staan. Sandra slaat een kreet van verbazing en blijdschap.
“Leo! Ben jij het echt?” roept Sandra en omhelsd hem.
“Mam! Pap! Eindelijk ben ik er weer.” Zegt Leo lachend. Iedereen in het dorp kent het verhaal van Leo en waren allemaal verbaasd om Leo weer te zien.
“Waar was je?” vraagt Steven aan hem. “Wie zijn die kinderen?"
Leo gaat naast Luc staan. “Dit hier is Luc, hij heeft kinderen helpen ontsnappen uit de Put en zorgde voor hen. De andere vijf zijn kinderen van uit de berg.”
Meteen ontstaat er verwarring onder de toekijkers. Steven merkt het.
“Oh, en nog iets. De grote baas van alles is de burgemeester.” Zegt Leo kwaad. Nu kijken ook Steven en Sandra verbaasd. Luc wend zich naar de andere mensen en begint het verhaal te vertellen. Er ontstaat een groot kabaal. Mannen beginnen woedend te roepen en vrouwen beginnen te wenen. Dan neemt Steven het over.
“Veel kinderen kunnen nog gered worden. Wat we nu moeten doen is een plan bedenken om zo wel de burgemeester kwijt te geraken als de kinderen te redden.”
Ze regelen een vergadering in de feestzaal en iedereen van het dorp is er. Steven krijgt de leiding en samen met Luc en de mannen maakt hij een plan. Terwijl de mannen samen met Steven spreken gaan Sandra en de vrouwen alles regelen voor de kinderen. Die avond gaan ze allemaal vroeg naar bed. Lucas merkt dat Luc nog wakker is.
“Kan je niet slapen?” vraagt hij dus en ziet vaag hoe Lucas knikt. “Waarom praat je eigenlijk niet? Ik had gehoopt dat we zo veel konden bijpraten na al die jaren. Maar als je dat echt niet wilt ga ik het je ook niet verplichten. Ik ben al blij genoeg om jou hier te zien en te weten dat je vrij bent.” Zucht Luc. “weet je wat? Ik zal je eens vertellen over alles wat ik nog weet van voor de berg.” En zo verteld Luc zijn verhaal, al snel ligt Lucas te slapen dus legt Luc zich ook neer. De volgende morgen staan ze vroeg op om naar de berg te gaan.
Laatst gewijzigd door lisbeth op 23 okt 2012 21:50, 1 keer totaal gewijzigd.
Het leven is zinloos. Nou, in die zinloosheid zit ik te schrijven, om er toch een zin aan te geven.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Bij die foto's zou ik inderdaad ook aan kinderarbeid denken. Je hebt er een mooie draai aangegeven! :D

Wat goed dat Luc en Leo een plan hebben om de burgemeester en de opvoedster aan te pakken! Ik ben benieuwd of de volwassenen kunnen helpen of dat kinderen het zelf moeten oplossen. Het is in elk geval erg spannend!

Het stukje over het gevecht tussen de kinderen en de mannen van de BWK ging me iets te snel. Het ene moment vechten ze nog, dan komt Steven voorbij in het verhaal en het gevecht is opgelost. Maar stopt het gevecht omdat Steven er is, of trekt hij ze uit elkaar? Ik zou zelf ergens in die omslag een zinnetje er bij zetten, omdat te verhelderen ;)

Is Luc een broer van Lucas? Hun namen lijken wel erg op elkaar ^_^

Ga zo door!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
lisbeth
Vulpen
Vulpen
Berichten: 306
Lid geworden op: 10 feb 2012 13:32

Ik zal het aanpassen, ondertussen is hier nog een klein stukje :)
------------------------------------------------------------------------

De burgemeester word wakker van veel kabaal. Half slapend kijkt hij uit zijn raam en wat hij daar ziet maakt hem meteen wakker. Hij ziet een hele stoet mensen naar de berg gaan, maar ook een groot deel staat voor zijn huis te roepen. Meteen snelt hij naar zijn telefoon en belt naar de opvoedster. “Breng ze weg! Nu meteen!” even luistert hij. “Naar waar? Dat maakt me niet uit. Die ontsnapte kinderen hebben heel het dorp tegen me gekeerd en ze zijn nu op weg naar de berg. Wat er ook gebeurd, ze mogen de kinderen niet vinden!” roept hij nog en smijt de hoorn neer.

Binnen in de berg gaat er een groot alarm af en direct maken alle bewakers zich klaar. Ze bewaakte zeker met vijf iedere gang die naar de werk zaal liep, maar wat ze niet wisten was dat Luc ongeveer alle geheime tunnels kende naar de werk zaal. De bewakers waren dan ook totaal verast wanneer ze langs alle kanten bestormd werden. Eigenlijk stelde die bewakers niet zo veel voor. Ze kunnen goed kinderen bang maken, maar als ze tegen een volwassen moesten vechten lagen ze snel op de grond. Het duurde dus ook niet lang voordat alle bewakers vast gebonden waren.
Luc gaat samen met de anderen naar het bureau van de opvoedster, tot hun verbazing is het leeg.
“Waar is ze naar toe?” vraagt Steven aan één van de bewakers. Maar die weet het ook niet. Dan slaakt Lena een gil.
“Ze heeft Lucas!” roept ze. Meteen begint iedereen te zoeken, maar te vergeefs. Nergens is de opvoedster te vinden.
“Hé, Luc en Leo zijn ook weg.” Zegt een man. Lena kijkt angstig naar Steven.
“Er is toch niets gebeurd?” vraagt ze angstig. Steven weet het ook niet. Dan roept één van de mannen dat ze een spoor gevonden hebben. Iemand heeft propjes papier laten vallen als een spoor.
“Neem de wapens van de bewakers, je weet nooit met zo een vrouw.” Zegt Steven en ze volgen het spoor.

De opvoedster is blij dat ze door een stel kinderen een geheime gang had laten graven naar buiten. Ze sleurt de tegen spartelende Lucas met zich mee.
“Denk maar niet dat je kunt ontsnappen. Niemand weet van deze gang, alleen ik.” Zegt de opvoedster gemeen lachend.
“Daar ben ik nog niet zo zeker van.” Klinkt er opeens een stem. Lucas zucht van opluchting.
“Wie is daar?” vraagt de opvoedster boos en verbaasd. Ze draait zich om en ziet daar die Leo samen met nog een oudere jongen staan. Wat ze vooral vreemd vind is dat deze jongen rond de negentien jaar is. omdat alle kinderen niet ouder werden dan twaalf a veertien jaar was het raar om iemand van die leeftijd te zien. Ook heeft hij geen enkele last van de symptomen.
“Wie ben jij?” vraagt ze.
“Weet je niet meer wie ik ben? Ach nee, het is ook al zo lang geleden.” Zegt Luc zuchtend. “Ik ben Luc.” De ogen van de opvoedster worden groter.
“Maar dat kan niet, jij was toch….?”
“Dood?” Luc grijnst. “Toch niet. Ik ben op die dag samen met nog een hele hoop anderen kunnen ontsnappen van uw ‘opruim’ werk.”zegt Luc nu serieus. “En nu laat je Lucas los. Jullie spel is uit.” Luc wijst naar Lucas. De opvoedster begint te lachen.
“Denk je nu echt dat we zo rap opgeven?” tot hun afschuw haalt ze een pistool uit haar riem. Leo zet een stap naar voor.
“Blijf staan!” ze zet het wapen tegen Lucas hoofd. “of ik schiet hem neer.” Luc balt zijn vuisten tot ze wit zien.
“Ik zei dat je hem los moest laten.” Sist Luc kwaad.
“Geef het op jong, ik heb de boven hand. Dus ga terug en zeg dat alle mannen weg moeten gaan, anders..” ze stopt in haar zin want opeens word haar arm waar ze het wapen mee vast heeft, naar beneden getrokken. Terwijl ze met Luc aan het praten was, was Leo naar haar toe geslopen en was aan die zijn arm gaan hangen.
“Laat Lucas los, jij koe!” roept Leo kwaad en gaat met zijn volle gewicht aan de opvoedsters arm hangen.
“Nu Luc!” roept hij naar Luc, maar de opvoedster is veel sterker en met één zwaai slingert ze Leo tegen de muur. Leo maakt een harde smak en blijft stil liggen. Wanneer de opvoedster zich weer naar Luc draait, komt die met een grote vaart op haar af.
“Laat mijn broer los!” schreeuwt hij woedend en nog voor ze de kans krijgt om te schieten slaat hij met zijn vuist in het gezicht van de opvoedster. Door de slag wankelt ze naar achter en laat het wapen los. Dat valt op de grond en gaat door de slag opeens af.
Laatst gewijzigd door lisbeth op 27 okt 2012 01:03, 2 keer totaal gewijzigd.
Het leven is zinloos. Nou, in die zinloosheid zit ik te schrijven, om er toch een zin aan te geven.
lisbeth
Vulpen
Vulpen
Berichten: 306
Lid geworden op: 10 feb 2012 13:32

Ik heb het aangepast, hoppelijk is het nu wat beter
Het leven is zinloos. Nou, in die zinloosheid zit ik te schrijven, om er toch een zin aan te geven.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Jaa, veel beter! :D Goed gedaan!
Spannend vervolg stukje. Ik dacht even de de opvoedster de drie jongens te pakken had gekregen. Gelukkig heeft ze alleen Lucas. Ik hoop dat hem kunnen bevrijden!
maar ook een grote deel
grote = groot
Binnen in de berg gaat er een groot alarm
Ik zou deze zin het begin laten zijn van een nieuwe alinea. In het stukje ervoor ben je namelijk nog bij de burgemeester en daarna in de berg ;)

Ga zo door! Ik ben heel nieuwsgierig of iemand gewond is geraakt bij het schot van het geweer :O
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
lisbeth
Vulpen
Vulpen
Berichten: 306
Lid geworden op: 10 feb 2012 13:32

Steven en de mannen horen een knal. Direct beginnen ze te lopen en wanneer ze bij Lucas komen zien ze Lucas in de armen van Luc liggen, Leo bewusteloos tegen de muur en ook de opvoedster ligt bewusteloos door Luc’s slag. Meteen rent Lena naar Lucas en Steven haast zich naar Leo. Kreunend komt Leo weer bij bewust zijn.
“Gaat het Leo?” vraagt Steven. Even kijkt Leo rond en schiet dan recht op.
“Lucas en Luc! De opvoedster had een wapen!” roept hij en probeert recht te staan. Meteen haasten ze zich allemaal naar de twee. Wanneer Leo naar Lena kijkt ziet hij dat ze aan het huilen is. Steven knielt naast Luc en Lucas. Hij hoort Lucas wenen.
“Wees niet verdrietig Lucas. Het is niet zo erg.” Zegt Luc en probeert te glimlachen, maar zijn gezicht betrekt van de pijn. Nu zien Steven en Leo pas dat het T-shirt van Luc stilaan rood begint te kleuren bij zijn borst.
“Dit kan niet.” Zegt Leo vol ongeloof.
“Luc, die knal. Was dat..” Steven maakt zijn vraag niet af. Luc kijkt hem aan.
“Het wapen viel en ging af, ik heb..” even krimpt Luc in elkaar. “Ik heb Lucas toen beschermd.” Hij kijkt weer naar Lucas, die heel de tijd één woord bleef herhalen.
“Stil maar.” Sust Luc.
“Broer.” Jammert Lucas. Iedereen kijkt verbaasd. Luc ziet het en wend zich weer naar Steven.
“Ja we zijn broers. Ik was zeven jaar toen ik hier kwam. Lucas was toen nog maar een baby. We waren samen hier toe gekomen en ik werkte aan een plan om hier samen uit te geraken.” Luc sluit zijn ogen en zwijgt. Er hangt een zware stilte in de gang. Wanneer Luc zijn ogen weer opend en naar Steven kijkt, staan er tranen in Luc’s ogen.
“Steven, ik wil dat jij en Sandra voor Lucas zorgen als jullie eigen zoon.” Zegt hij tegen Steven. Die knikt en beloofd het plechtig. Dan kijkt hij weer naar Lucas.
“Laat me je eens goed bekijken.” Luc pakt Lucas gezicht vast en aait over die zijn hoofd.
“Je lijkt echt op mij. Weet je, al die jaren heb ik er zo naar verlangt om jou te zien. Ik heb zo lang verlangd naar deze dag. Alleen wou ik dat het anders verlopen was.” Snikt Luc. Lucas slaat zijn armen rond Luc en ook Luc slaat zijn armen rond Luc. Zo blijven ze liggen tot dat Luc’s armen van Lucas rug vallen en zijn lichaam helemaal ontspant. Lucas voelt het en begint te roepen. Steven sluit Luc’s ogen. Iedereen is stil en ook bij de andere mannen rollen er een paar tranen.

Na dat ze, met veel moeite, Lucas van Luc af gekregen hebben, wikkelen een paar mannen het lichaam van Luc in een dekken, die ze van de slaapzaal gehaald hebben. Zo verlaten ze de gang, met een hysterische Lucas. Tot zijn spijt moet het rouwen nog even wachten, want Steven moet nu er nog voor zorgen dat de burgemeester en zijn mannen achter tralies geraken en dat alle kinderen een thuis zouden krijgen.

Ondertussen in het dorp helpt Sandra waar ze kan. De kinderen worden binnen gebracht in de grote zaal die verduisterd was. Daar krijgen ze een bad, eten en nieuwe kleren. Van een deel van de kinderen wisten ze de ouders. Maar de meeste waren niet van het dorp dus daar moesten ze op zoek naar gaan. Daar straks was ze vol vreugde naar buiten gegaan toen ze de mannen zag terug komen. Maar daar was ze ter plekken blijven staan toen ze hun gezichten zag. Vooral Lucas trof haar het meeste. Toen dat haar man het verhaal had verteld kon ze, nee wou ze het niet geloven. Maar wanneer ze Lucas op zijn kamer had gezien wist ze dat het waar was: Luc was dood, neergeschoten toen hij Lucas beschermde. Ze voelt al tranen over haar wangen rollen. Ze schud haar hoofd. Ze wil er nu niet aan denken. Eerst deze kinderen verzorgen en daarna pas wenen. Snel veegt Sandra de tranen weg en gaat naar de keuken om te helpen.
Het leven is zinloos. Nou, in die zinloosheid zit ik te schrijven, om er toch een zin aan te geven.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Awh arme Luc en wauw dat Lucas een woord zegt! Ö

Moeten ze zich ook niet zorgen maken om de opvoedster? Zij ligt nog steeds bewusteloos op de grond in de geheime gang. Ze kan naar de burgemeester en hem helpen ontsnappen... Ö
en wend zich weer naar Steven
wend = wendt

Ga zo door! Ik ben benieuwd of ze de burgemeester kunnen stoppen (:
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
lisbeth
Vulpen
Vulpen
Berichten: 306
Lid geworden op: 10 feb 2012 13:32

Leo zit voor de deur van Lucas. Hij voelt zich schuldig voor Luc’s dood. Als hij nu sterker was geweest, dan had hij het wapen uit de hand van de opvoedster getrokken en dan was dit ongeluk nooit gebeurd. Hij luistert, maar Lucas maakt geen lawaai. Toen ze in de berg waren was Lucas Hysterisch aan het gillen geweest, maar toen ze de berg uit waren zweeg hij plots. Sinds dien kwam er geen geluid meer uit hem.

Na een poosje staat Leo recht om te zien of er iets is dat hij kan doen om zijn gedachten op iets anders te zetten.

Die nacht slaapt iedereen slecht. Daar door zijn er ook veel al ’s nachts op om alles te regelen voor Luc’s begrafenis. Die middag was er een reuze grote stoet die achter de kistdragers liep. Heel het dorp en ook mensen van de grote stad waren naar de begrafenis gekomen. Het waren er zo veel dat ze niet eens in de kerk paste. Maar niemand vond dat erg, als ze daar maar konden zijn. Heel de dienst zei Lucas geen woord. Het leek wel als of hij ergens ver weg was. Maar toen al de gasten weg waren viel hij naast het graf op zijn knieën en riep heel hard Luc’s naam. Steven en Sandra lieten hem even alleen en namen hem wat later, snikkend, mee naar hun huis.
Het leven is zinloos. Nou, in die zinloosheid zit ik te schrijven, om er toch een zin aan te geven.
lisbeth
Vulpen
Vulpen
Berichten: 306
Lid geworden op: 10 feb 2012 13:32

dit is het laatste deel :)
--------------------------

7 jaar later.

“Kom snel! Het gaat beginnen!” roept een jongetje naar een jongeman met witblond haar. Die lacht en aait over het hoofd van het jongetje.
“Rustig maar. Het feest begint pas over een uur.” Zegt de jongeman, maar het jongetje trekt ongeduldig aan zijn mauw.
“Maar ik wil een goede plaats hebben om papa te zien.” Na nog wat zeuren geeft de jongeman toe en vertrekken ze naar het plein. Sandra kijkt hen lachend na.
“Zo te zien is Lucas verzot op onze kleine Luc.” Zegt ze tegen Lena Die ook lachend naar de twee kijkt.
“En volgens mij ben jij verzot op Lucas.” Zegt Sandra plagend en Lena word knal rood.
“Dat is niet waar.” Roept Lena, waardoor Sandra moet lachen.
“Ik ga ook al vast naar het plein, ga je mee?” vraagt Sandra aan haar. Lena schud van nee.
“Ik kom straks wel.” En ze kijkt weer naar Lucas. Ze moet denken aan de voorbije jaren. Zij en Lucas waren door Steven en Sandra opgenomen in het gezin. Ze vond het geweldig dat bleek dat Leo de echte zoon van hen was, het is een grote steun voor Lucas geweest dat zijn beste vriend er altijd was. Ook al deed Lucas gewoon, hij lachte nooit meer. Tot op die ene dag. Dat zelfde jaar nog was Sandra van een zoontje bevallen. Toen Lucas op bezoek was gegaan had ze hem aan hem gegeven en toen ze zei dat hij de naam mocht kiezen glimlachte Lucas en had hij Luc gezegd. Sinds die dag was Lucas onafscheidelijk van kleine Luc geweest en nu nog steeds. Kleine Luc kon nooit iets verkeerds doen in Lucas ogen. Om alles kon hij lachen. Als Lena er over na denkt lijkt het wel als of de grote Luc terug gekomen was in de kleine Luc. Dan wordt Lena uit haar gedachten geschud door gejuich. Oh ja, het feest! Meteen rent ze naar het grote plein, waar er grote praalwagens voor bij rijden. Ze vind de anderen en gaat bij hen staan. Lena kijkt rond zich. In de loop van de jaren was het dorp uit gebreid naar een echte stad. Omdat veel mensen van de stad naar hier waren gekomen voor de kinderen en omdat ze vonden dat alle kinderen bij elkaar moesten blijven, kwamen de mensen hier wonen. De burgemeester en de opvoedster waren veroordeeld tot gevangenis straf en zaten dus, samen met de BWK, achter tralies. Dus zaten ze zonder burgemeester en besloten ze om te stemmen. Tot zijn verbazing stemde iedereen op Steven, en zo kwam het dus dat Steven de burgemeester werd en als eerste liet hij op het grote plein een reuzen beeld van Luc zetten, als herinnering aan de grote held van een hele groep kinderen. Ook had hij de dag dat ze de kinderen gered hadden uitgeroepen als feestdag en de dag daarna als gedenkenis aan Luc. Lena voelt opeens getrek aan haar mauw en ziet dat het kleine Luc is.
“Lena, Lucas vind je leuk.” Zegt hij met een grote glimlach. Lena begint te blozen wanneer ze ziet dat Lucas het ook gehoord heeft. Lucas moet lachen.
“Nu heb je ons geheimpje verklapt.” Zegt Lucas zo gezegd boos en knijpt in de neus van kleine Luc, die steekt zijn tong uit en rent naar Sandra. Lucas kijkt naar Lena.
“Tja, hij heeft wel gelijk. Dat moet ik eerlijk toe geven.” Lena word nog rooier en Lucas grinnikt.
“Ik vind jou ook leuk.” Zegt ze dan maar verlegen. Lucas glimlacht. Ze hebben nu alleen nog maar oog voor elkaar, waar door ze niet eens merken dat het feest voorbij gaat. Ze hoeven niets te zeggen, want door dat ze alles samen meegemaakt hebben kennen ze elkaar ook beter dan een ander.

Wanneer de stoet gedaan is vraagt Steven waar Lucas en Lena zijn. Kleine Luc lacht.
“Dat is geheim tussen mij en grote broer.”
Maar Steven en Sandra weten al wat er aan het gebeuren is en glimlachen naar elkaar. Steven zet kleine Luc in zijn nek en ze gaan naar huis.
Alles verloopt zo als het in een stad moet verlopen en nooit meer zijn er kinderen daar verdwenen. De stad is net als andere steden, maar met één verschil: de grote berg die in zich alle herinneringen heeft van zeven jaar geleden.
Het leven is zinloos. Nou, in die zinloosheid zit ik te schrijven, om er toch een zin aan te geven.
-Maaike-
Computer
Computer
Berichten: 2696
Lid geworden op: 27 okt 2010 18:51

Mooi einde! Ik vond het erg leuk om je verhaal te lezen :D En ik ben blij dat het allemaal goed is gekomen. :)

Ik zag dat je het boektekentje bij je laatste bericht geplaatst heb, maar deze kun je beter bij je eerste bericht zetten ;) Dan verschijnt hij ook in het overzicht als af.

Goed geschreven!
- Never give up on anything, because miracles happen every day -

My head is a jungle...
lisbeth
Vulpen
Vulpen
Berichten: 306
Lid geworden op: 10 feb 2012 13:32

bedankt om steeds te reageren :) is leuk om te weten dat je het goed vond
Het leven is zinloos. Nou, in die zinloosheid zit ik te schrijven, om er toch een zin aan te geven.
Plaats reactie

Terug naar “De Boekenplank”