Goedendag ov.
Na lange tijd afwezig te zijn geweest (waarvoor ik me nog wel wat schuldig voel - ik was amper begonnen met een verhaal!), wordt het hoog tijd dat ik terugkeer. Waarschijnlijk herinnert niemand me, maar dan kan ik opnieuw beginnen.
Hieronder volgt een stuk van het verhaal waaraan ik een tijdje geleden ben begonnen op school. Ik geef nog altijd de koffie de schuld, maar ach. De titel is nog steeds niet zeker.
En dan nu, de veel te theatrale herintroductie van mijn amateurkunsten. Ik hoor graag kritiek.
--------------------------------------------------------
Zodra de poorten naar de wereld in mijn hoofd zich sloten, keerde ik, Niels van Namen, 18 jaar, terug naar de realiteit. Verlicht door wit en paars licht en begeleid door een zachte compositie van tonen en eindeloos gezwets van radiomedewerkers bedacht ik me dat de zon haar gezicht weer zou willen laten zien als het regime van de regen haar niet weer zou onderdrukken. De zwarte cijfers op de wekker, die tevens dienst deed als radio, afgetekend tegen het witte schijnsel van een digitaal scherm gaven aan dat deze al een tiental minuten dankzij radiogolven een moderne symfonie afspeelde.
De kou drukte zwaar op mijn gedachten terwijl ik de deken om me heen vastklampte alsof het mijn laatste beetje menselijkheid bevatte, het enige wat mij onderscheidde van soortgelijke wezens. Zachte tikken op het venster vertelden mij hoe de dag zou verlopen en die kennis verdreef mijn intellect en liet mijn primitieve instincten op hol slaan. Enige drijfveer die mij liet opstaan was verdwenen. De zoektocht naar warmte zou helaas niet goed uitpakken, ook al lag de slaap op mijn ogen als een minnares mij te verleiden terug te komen.
Zodra ik eindelijk had besloten mij over te geven aan de temperatuur, bleef het land der dromen op de loer liggen. Pas even later, toen warm water via mijn schouders over mijn lichaam stroomde, ontwaakte ik werkelijk. Ik kwam tot de wereld en de wereld kwam tot mij. Ik kwam tot de conclusie dat die dag erg lang zou worden en vooral uitputtend, zowel mentaal als fysiek. Mentaal niet eens zozeer door school, meer door de beklemmende werkelijkheid en huidige situatie die, letterlijk en figuurlijk, als een onweersbui die dreigde los te barsten boven mijn hoofd hing.
De stroom water werd onderbroken, de handdoek pakte ik erbij en weer volledig aangekleed positioneerde ik mijzelf voor de spiegel die inmiddels beslagen was door alle stoom die nergens heen kon ontsnappen vanwege afwezigheid van een open raam of zelfs een geactiveerde afzuiginstallatie. Beide mogelijkheden waren wel beschikbaar, maar in mijn slaapdronken gang van zaken was ik beide vergeten. Het was niet erg, ik schakelde het tweede in en dat zou dan wel werken zoals altijd.
Gekleed in een donkerkleurige spijkerbroek en een zwart vest met capuchon stond ik daar voor de spiegel een stukje onder mijn ogen zwart te maken. Het was niet mijn eigen idee geweest, maar van één van mijn vrienden. Na een jaar of twee met hen omgaan, was genoeg voor ieder om te weten dat ik me werkelijk niet interesseerde voor wat men over mij dacht. Ik zou alles kunnen doen, binnen bepaalde grenzen dan, had ik eens gezegd. Sommigen hadden dit als uitdaging gezien en daagden mij telkens weer uit om vreemde dingen te doen zoals enkel in een trainingspak naar school te gaan (rennend in de regen) of wat ik nu deed: als halve gothic naar school voor een week. Alles wat ik op dat moment miste daarvoor, waren vingerloze handschoenen.
Mijn vrienden waren talrijk. Ik was populair bij velen op school door mijn intellect, scherpzinnigheid en gevoel voor humor. Daarnaast was ik altijd wel te vinden voor een avondje of nachtje stappen. Het zorgde ervoor dat ik altijd wel iemand had om mee te praten wanneer ik me op school bevond, wat ik zeer groot in waarde achtte. Thuis kon ik het prima vinden zonder enig ander leven wezen om me heen, behalve dan mijn kat. School vond ik eenmaal zo saai omdat ik door een beetje zelfstudie de theorie begreep voor het ook maar werd uitgelegd aan mijn klas- en leeftijdsgenoten, dus ik had afleiding nodig. Die afleiding vond ik bij diezelfde medeleerlingen.
Maar bovenal was mijn beste gesprekspartner de kat, genaamd Boeddha. Hij was erg aanhankelijk dus vond hij het leuk om in mijn buurt te zijn, ook door het feit dat ik het meest thuis was. Wanneer hij op mijn schoot lag, kon ik hem alles vertellen van merken van kattenvoer tot gehele filosofische theorieën die naar mijn mening fundamentele fouten bevatten. Ik hield van hem en hij hield van mij. Het idee dat er nooit een zo groot ontzag zou hebben kunnen ontstaan tussen mens en kat kwam wel eens bij me op, maar het dier vond het waarschijnlijk enkel leuk om in mijn bijzijn te zijn, zoals vele anderen.
Helder Water
-
- Balpen
- Berichten: 299
- Lid geworden op: 18 dec 2012 16:44
- Contacteer:
De eerste zinnen maken meteen nieuwsgierig, omdat door de beeldspraak niet meteen duidelijk is wat er gebeurt. Leuk! Zeker door het ineens veel minder poëtische radiogezwets er doorheen.
Naarmate de tekst vordert begint de beeldspraak wat vermoeiender te worden en zit het eerder in de weg voor het daadwerkelijk gebruiken wat er gebeurt. Het was me bijvoorbeeld niet duidelijk of 'overgeven aan de temperatuur' betekende dat hij in bed bleef liggen of er juist uit kwam, waardoor ik het stukje van de douche twee keer moest lezen voor ik dat begreep. Het taalgebruik is leuk, maar het zou makkelijker lezen als je de gebeurtenissen iets duidelijker maakt.
Daarna wordt het weer wat concreter en dus makkelijker leesbaar. Je geeft een paar interessante karaktereigenschappen, waardoor de hoofdpersoon meteen wat kleur krijgt. Wel heb ik nog moeite om te zien waar het verhaal naartoe gaat: tot nu toe is het een doodnormale ochtend uit het leven van een toch tamelijk normaal persoon. Natuurlijk is het maar een kort stukje, maar het is altijd belangrijk om al op de eerste pagina's de lezer nieuwsgierig te maken naar iets. Want alleen als je nieuwsgierig bent lees je verder (of als je verder niets beters te doen hebt, maar je kunt toch beter op het eerste mikken!). Misschien zou het in dit stukje al kunnen, of anders vlak er na.
Sommige zinnen zijn erg lang. Ik denk dat er een aantal bij zijn die je beter in tweeën zou kunnen splitsen. Degene die mij het meeste opviel was:
Er zijn nog wel wat meer zinnen die door lengte of iets anders niet helemaal lekker lopen. De beste manier om die er uit te halen is het verhaal zelf rustig overlezen, eventueel zelfs hardop, dan merk je vanzelf waar je over struikelt.
Mooi geschreven in ieder geval!
Naarmate de tekst vordert begint de beeldspraak wat vermoeiender te worden en zit het eerder in de weg voor het daadwerkelijk gebruiken wat er gebeurt. Het was me bijvoorbeeld niet duidelijk of 'overgeven aan de temperatuur' betekende dat hij in bed bleef liggen of er juist uit kwam, waardoor ik het stukje van de douche twee keer moest lezen voor ik dat begreep. Het taalgebruik is leuk, maar het zou makkelijker lezen als je de gebeurtenissen iets duidelijker maakt.
Daarna wordt het weer wat concreter en dus makkelijker leesbaar. Je geeft een paar interessante karaktereigenschappen, waardoor de hoofdpersoon meteen wat kleur krijgt. Wel heb ik nog moeite om te zien waar het verhaal naartoe gaat: tot nu toe is het een doodnormale ochtend uit het leven van een toch tamelijk normaal persoon. Natuurlijk is het maar een kort stukje, maar het is altijd belangrijk om al op de eerste pagina's de lezer nieuwsgierig te maken naar iets. Want alleen als je nieuwsgierig bent lees je verder (of als je verder niets beters te doen hebt, maar je kunt toch beter op het eerste mikken!). Misschien zou het in dit stukje al kunnen, of anders vlak er na.
Sommige zinnen zijn erg lang. Ik denk dat er een aantal bij zijn die je beter in tweeën zou kunnen splitsen. Degene die mij het meeste opviel was:
Ik zou hier bijvoorbeeld van maken: ... voor de spiegel. Die was inmiddels beslagen door ... Of misschien zelfs: ... voor de beslagen spiegel. De stoom kon nergens heen ontsnappen vanwege ...De stroom water werd onderbroken, de handdoek pakte ik erbij en weer volledig aangekleed positioneerde ik mijzelf voor de spiegel die inmiddels beslagen was door alle stoom die nergens heen kon ontsnappen vanwege afwezigheid van een open raam of zelfs een geactiveerde afzuiginstallatie.
Er zijn nog wel wat meer zinnen die door lengte of iets anders niet helemaal lekker lopen. De beste manier om die er uit te halen is het verhaal zelf rustig overlezen, eventueel zelfs hardop, dan merk je vanzelf waar je over struikelt.
Mooi geschreven in ieder geval!

@MarquiseCarabas dank je! Er zitten inderdaad wat lange zinnen in die te lang zijn. De zin die je hebt gequote is al helemaal erg. Ik zal proberen het iets minder erg te maken, en al helemaal niet zo erg dat de zinnen over meer dan twee regels heengaan!
Ik houd dit verder maar kort: symboliek. Er is een motief. Er is iets aan de hand. Niet alles is wat het lijkt.
----------------------------------------
Ik bekeek mezelf nog eens goed in de spiegel die niet meer beslagen was. Erg bijzonder knap was ik niet. Ook al deed het vest mij groter lijken, fysiek was ik niet bepaald zeer indrukwekkend. Misschien leek ik wel redelijk gespierd als ik zomaar liep op school, maar ik was werkelijk waar niet meer dan doorsnee. Het was de reden waardoor ik niet begreep waarom ik zo populair was, naast de rest dan. Algemeen was niet waar men op viel. Het waren de aparte dingen, de unieke persoonlijkheidstrekjes die ervoor zorgden dat je opviel. Ik wist zeker dat ik die bezat, maar waarom zag ik er dan nog steeds niet speciaal uit?
Ik keek voor de laatste keer in die lichtgroene ogen die me door reflectie aan leken te staren. Die ogen die vol waren van herinneringen, gezet in dat gezicht, dat zoveel al had gezien, zoveel had meegemaakt. Ik zou nog veel meer moeten doorstaan, maar ik hoopte op het beste. Niemand zou zoveel willen meemaken als ik. Dat wenste ik zelfs mijn ergste vijand nog niet toe al zou ik die ook daadwerkelijk hebben.
Ik verliet de badkamer na mijn donkerblonde haar gedaan te hebben en besloot nog even door mijn kamer te gaan om ervoor te zorgen dat ik werkelijk niets vergeten was. Mijn ontbijt consumeerde ik namelijk op de fiets voor het grootste deel, dus voor ik eenmaal op weg ging, moest alles ingepakt zijn. Boeken, andere benodigde spullen en natuurlijk iets om ideeën op te schrijven. In al die jaren was ik nog nooit iets per ongeluk vergeten. Mijn geheugen was van diamant: onbreekbaar.
Elke trap deed één dan wel meerdere treden kraken. Het gaf een veilig gevoel: er zou tenminste niemand ongehoord de trap op of afgaan. Ook stelde het geluid mij keer op keer gerust. Het oude, vertrouwde geluid dat ik mijn gehele jeugd al had gehoord, dat ik uit duizenden zou herkennen. Het was het geluid van vroeger, toen alles nog normaal was, voor alles was gebeurd, voor mijn leven op de ruwste manier werd omgegooid om zich nimmer te herstellen. Sindsdien probeerde ik zoveel mogelijk om me weer in die tijd te wanen, terwijl ik wanhopig mijn best deed om deze gevoelens te verbergen voor wie dan ook.
Het eerste wat ik deed toen ik op de benedenverdieping arriveerde, was naar buiten gaan om een sigaret op te steken. Sinds ik mijn bed uit was gekomen, was er al een veel te lange tijd verstreken zonder iets wat aan mijn verslaving kon voldoen. Ook al had het geen werkelijke psychische effecten, ik voelde me er beter door. Daarnaast was het nog sociaal ook: het gaf mijn buurmeisje weer tijd om naar me te kijken. Ze deed dat elke keer als ik buiten stond. Zittend voor het raam waarachter zich haar kamer bevond, deze keer warm en droog, terwijl ik in de kou stond. Gelukkig had ik deze keer een paraplu weten te vinden, dus werd ik niet nat van de regen die al sinds het donker was, gaande was.
Maar het was nog steeds koud. Ik had ondertussen ook de handschoenen gevonden die ik zou dragen naar school. Hoewel ze handschoenen werden genoemd en die normaal gesproken zouden moeten beschermen tegen de kou, deden deze dat niet. Mijn vingers waren namelijk nog steeds blootgesteld aan de wisselvalligheden van het weer, de temperatuur, de neerslag. Mijn wil om naar school te gaan werd nog steeds onderdrukt door de omstandigheden. Plots vroeg ik me af of dat wat ik onder mijn ogen had aangebracht de rit naar school zou overleven.
Een korte blik naar het huis naast het mijne vertelde me weer een nieuw verhaal. Het meisje zat er weer, zoals gewoonlijk achter het bekende raam, open en bloot naar me te staren. Van zo'n afstand was het moeilijk te zien, maar het scheen dat haar ogen deze keer rood waren. Zo nu en dan veegde ze met de rug van haar hand over haar wangen en vlak onder haar ogen, bijna alsof ze aan het huilen was. Maar dat kon niet, ze was altijd zo vrolijk, zo opgewekt en vol zin in het leven. Ik kende haar ook van school, namelijk, waar ze altijd omringd was door vriendinnen enzovoorts, meestal in het midden van de aandacht. Zou zij, net als ik, een verschrikkelijk geheim hebben? Als dat zo was, kon ze nog iets van mij leren, ik kon het al zolang verbergen.
Zoals we daar elkaar zo aankeken, ik in de regen, zij vanuit haar kamer, ontstond er bijna een soort onzichtbare lijn van haar gedachten naar de mijne, waardoor het leek alsof we elkaar meteen snapten. Alsof ze hetzelfde voelde en dit wilde bevestigen, plaatste zij haar hand op het glas van het raam, wat ongetwijfeld niet zo'n lekker warme temperatuur zou hebben. Ik strekte mijn arm uit en vormde mijn hand zo dat het leek alsof ik haar hand zou willen pakken, alsof ik haar wilde omhelzen en troosten. Het was niet veel, maar het leek het goed te doen. Ook al was het lastig te zien, na die laatste keer dat ze haar gezicht afveegde met haar hand kon ik nog net een glimlach op haar gezicht ontwaren voor zij verdween, dieper het huis in, waarschijnlijk om zich ook klaar te maken om te vertrekken naar school. Dat deed me realiseren dat ik al veel te lang buiten stond zonder enig doel. Ik maakte de sigaret uit in de asbak na deze leeggegooid te hebben. Door al die regen was het bakje compleet volgelopen.
Ik houd dit verder maar kort: symboliek. Er is een motief. Er is iets aan de hand. Niet alles is wat het lijkt.
----------------------------------------
Ik bekeek mezelf nog eens goed in de spiegel die niet meer beslagen was. Erg bijzonder knap was ik niet. Ook al deed het vest mij groter lijken, fysiek was ik niet bepaald zeer indrukwekkend. Misschien leek ik wel redelijk gespierd als ik zomaar liep op school, maar ik was werkelijk waar niet meer dan doorsnee. Het was de reden waardoor ik niet begreep waarom ik zo populair was, naast de rest dan. Algemeen was niet waar men op viel. Het waren de aparte dingen, de unieke persoonlijkheidstrekjes die ervoor zorgden dat je opviel. Ik wist zeker dat ik die bezat, maar waarom zag ik er dan nog steeds niet speciaal uit?
Ik keek voor de laatste keer in die lichtgroene ogen die me door reflectie aan leken te staren. Die ogen die vol waren van herinneringen, gezet in dat gezicht, dat zoveel al had gezien, zoveel had meegemaakt. Ik zou nog veel meer moeten doorstaan, maar ik hoopte op het beste. Niemand zou zoveel willen meemaken als ik. Dat wenste ik zelfs mijn ergste vijand nog niet toe al zou ik die ook daadwerkelijk hebben.
Ik verliet de badkamer na mijn donkerblonde haar gedaan te hebben en besloot nog even door mijn kamer te gaan om ervoor te zorgen dat ik werkelijk niets vergeten was. Mijn ontbijt consumeerde ik namelijk op de fiets voor het grootste deel, dus voor ik eenmaal op weg ging, moest alles ingepakt zijn. Boeken, andere benodigde spullen en natuurlijk iets om ideeën op te schrijven. In al die jaren was ik nog nooit iets per ongeluk vergeten. Mijn geheugen was van diamant: onbreekbaar.
Elke trap deed één dan wel meerdere treden kraken. Het gaf een veilig gevoel: er zou tenminste niemand ongehoord de trap op of afgaan. Ook stelde het geluid mij keer op keer gerust. Het oude, vertrouwde geluid dat ik mijn gehele jeugd al had gehoord, dat ik uit duizenden zou herkennen. Het was het geluid van vroeger, toen alles nog normaal was, voor alles was gebeurd, voor mijn leven op de ruwste manier werd omgegooid om zich nimmer te herstellen. Sindsdien probeerde ik zoveel mogelijk om me weer in die tijd te wanen, terwijl ik wanhopig mijn best deed om deze gevoelens te verbergen voor wie dan ook.
Het eerste wat ik deed toen ik op de benedenverdieping arriveerde, was naar buiten gaan om een sigaret op te steken. Sinds ik mijn bed uit was gekomen, was er al een veel te lange tijd verstreken zonder iets wat aan mijn verslaving kon voldoen. Ook al had het geen werkelijke psychische effecten, ik voelde me er beter door. Daarnaast was het nog sociaal ook: het gaf mijn buurmeisje weer tijd om naar me te kijken. Ze deed dat elke keer als ik buiten stond. Zittend voor het raam waarachter zich haar kamer bevond, deze keer warm en droog, terwijl ik in de kou stond. Gelukkig had ik deze keer een paraplu weten te vinden, dus werd ik niet nat van de regen die al sinds het donker was, gaande was.
Maar het was nog steeds koud. Ik had ondertussen ook de handschoenen gevonden die ik zou dragen naar school. Hoewel ze handschoenen werden genoemd en die normaal gesproken zouden moeten beschermen tegen de kou, deden deze dat niet. Mijn vingers waren namelijk nog steeds blootgesteld aan de wisselvalligheden van het weer, de temperatuur, de neerslag. Mijn wil om naar school te gaan werd nog steeds onderdrukt door de omstandigheden. Plots vroeg ik me af of dat wat ik onder mijn ogen had aangebracht de rit naar school zou overleven.
Een korte blik naar het huis naast het mijne vertelde me weer een nieuw verhaal. Het meisje zat er weer, zoals gewoonlijk achter het bekende raam, open en bloot naar me te staren. Van zo'n afstand was het moeilijk te zien, maar het scheen dat haar ogen deze keer rood waren. Zo nu en dan veegde ze met de rug van haar hand over haar wangen en vlak onder haar ogen, bijna alsof ze aan het huilen was. Maar dat kon niet, ze was altijd zo vrolijk, zo opgewekt en vol zin in het leven. Ik kende haar ook van school, namelijk, waar ze altijd omringd was door vriendinnen enzovoorts, meestal in het midden van de aandacht. Zou zij, net als ik, een verschrikkelijk geheim hebben? Als dat zo was, kon ze nog iets van mij leren, ik kon het al zolang verbergen.
Zoals we daar elkaar zo aankeken, ik in de regen, zij vanuit haar kamer, ontstond er bijna een soort onzichtbare lijn van haar gedachten naar de mijne, waardoor het leek alsof we elkaar meteen snapten. Alsof ze hetzelfde voelde en dit wilde bevestigen, plaatste zij haar hand op het glas van het raam, wat ongetwijfeld niet zo'n lekker warme temperatuur zou hebben. Ik strekte mijn arm uit en vormde mijn hand zo dat het leek alsof ik haar hand zou willen pakken, alsof ik haar wilde omhelzen en troosten. Het was niet veel, maar het leek het goed te doen. Ook al was het lastig te zien, na die laatste keer dat ze haar gezicht afveegde met haar hand kon ik nog net een glimlach op haar gezicht ontwaren voor zij verdween, dieper het huis in, waarschijnlijk om zich ook klaar te maken om te vertrekken naar school. Dat deed me realiseren dat ik al veel te lang buiten stond zonder enig doel. Ik maakte de sigaret uit in de asbak na deze leeggegooid te hebben. Door al die regen was het bakje compleet volgelopen.
Oh, the days long ago when the crowds came around to hear the piano ring out with sound!
But the crowds have all gone and the symphony's through, and the piano cries out:
let me once play for you!
But the crowds have all gone and the symphony's through, and the piano cries out:
let me once play for you!
Deel numero drie.
Luistertip: Paramore - Monster
Niet de tekst, alleen het gevoel.
----------------------------------------
Met een paar happen had ik mijn ontbijt op, de smaken bleven niet lang achter. Ik ging toch zeker niet in de stortregen brood eten? Hoewel ik normaal had gegeten op de fiets, had ik toch maar besloten het deze keer niet te doen. Ik zou wel wat harder door moeten fietsen als ik niet te laat wilde komen. Net toen ik bijna de deur uitging, kwam mijn broertje, Finn, de woonkamer inwandelen. Een slaperige groet en hij liep meteen door naar het koffiezetapparaat. Ik verbaasde me nog steeds over hoe snel hij het goedje had leren drinken. En dat het ook zo normaal was.
Ik opende de deur weer om te vertrekken en meteen overviel een vreemdsoortig, dreigend gevoel me als een golf die te pletter slaat op een rots dichtbij de kust. De realisatie dat ik het gevecht niet voor eeuwig zou kunnen houden, kwam telkens vaker en op de meest ongelukkige momenten. Gelukkig bleef ik de rots die ik altijd was en zou ik niet snel breken. Het gevoel verdween dan ook snel, maar ik had de deur opengedaan, wat me al een redelijk symbolische daad leek. Het feit dat het gevoel verscheen toen ik pas weer in verbinding stond met de toekomst voorspelde niet veel goeds. Toch schreef ik het toe aan paranoia.
Terwijl ik zocht naar de sleutel voor de schuurdeur aan mijn sleutelbos keek ik nog een laatste keer naar het huis waarin ik al mijn gehele korte bestaan had meegemaakt. Drie verdiepingen waarvan de kant van de zolder naar welke ik keek mijn kamer was, de trap aan de zijkant zichtbaar door een met ramen geconstrueerd 'trappenhuis'. Op die trap, helemaal bovenaan, had ik met mijn vader gezeten tijdens een enorme storm met onweer erbij. Ik was welgeteld veertien jaar op dat moment en had nog nooit zo'n grote storm gezien. Geen moment rust in de lucht, constante flitsen met een even constant gerommel dat het vergezelde.
"Het is altijd op dit soort dagen dat alles fout gaat, lijkt het wel," had hij tegen mij gezegd. Die ene zin had ik sindsdien onthouden omdat het, gecombineerd met de storm, zoveel indruk maakte. Het gevoel dat ik had, zag ik dan ook als een soort dreiging. En hoezeer ik ook probeerde, mijn reactie of de rest van die herinnering kwam niet meer boven, als een zak gevuld met stenen die zinkt in het water. Ik huiverde bij de gedachte dat die zak boven zou kunnen komen zodra de stenen er uitgerold zouden zijn op de bodem.
Mijn afkoelende vingers vonden de juiste sleutel en met een bekend geluid draaide ik het slot tot een redelijk luide klik aangaf dat de deur geopend kon worden en mij toegang tot de fietsen werd verschaft. Een zacht gekraak van scharnieren die al veel te vaak waren gebruikt, viel samen met het tegelijkertijd verschijnende beeld van de binnenkant van het gebouwtje dat veel te vol stond. Een stellage met tuingereedschap aan de ene kant, kastjes met ander gereedschap aan de achterwand, een mountainbike hangend aan het plafond, bijna nooit gebruikt en dan natuurlijk nog twee fietsen: die van mijn broertje en die van mij.
Zodra ik de handvaten had vastgepakt en het rijwiel verplaatste, voelde ik een korte steek van pijn die, startend in mijn hand, zich verspreidde over mijn gehele lichaam, net zoals de hele wereld uiteindelijk overspoeld zou zijn. Mijn ogen gleden naar de bron en blijkbaar was ik iets te snel langs een scherpe rand van een kastje gegaan. Ik bleef even staren naar het bloed dat opwelde uit de snee en zich vermengde met de regendruppels die zich hadden verzameld daar, tot een rode druppel begon te rollen en een klein spoor achterliet op de rug van mijn hand.
Voor deze druppel viel op de grond en uiteen zou spatten, bracht ik mijn hand naar mijn mond en gebruikte dat maar om het bloed van mijn kleren af te houden. De smaak van ijzer vulde mijn mond, een vreemde en toch bekende soort sensatie die mijn gedachten prikkelde. Voor een kort moment dacht ik brand te ruiken, maar om me heen kijkend stelde ik vast dat het enkel een gedachte was die op een bepaalde manier zo realistisch was geworden dat het net echt leek. Hoofdschuddend vertelde ik mezelf dat mijn gedachten alleen maar op hol begonnen te slaan en ik gewoon niet mijn beste dag had.
De kou zorgde er gelukkig voor dat het bloed niet zo snel meer stroomde. Met mijn handen om de handvaten en zittend op het zadel ging ik dan eindelijk op weg, al wist ik zeker dat ik te laat zou komen als ik niet snel zou doorfietsen. Veel tijd om na te denken had ik niet echt, daarvoor was het verkeer een te gevaarlijke plek. Constant werd ik belaagd door ronkende motoren, fietsbellen, gekwek van jongere scholieren, banden op asfalt, toeterende auto's en het gerammel van allerlei fietsen, waaronder die van mijzelf. Ik had een hekel aan al die herrie, die oneindige kakofonie van alle stadsgeluiden, die consternatie over wie er eerst mag rijden, al die regels. Het was allemaal zo veel, te veel, waardoor ik niet aan mezelf toekwam.
Op mijn weg fietste ik altijd over een redelijk mooie weg met groen aan beide kanten en zo smal dat auto's er amper konden rijden, als ze er al reden: de weg was namelijk alleen bedoeld voor de auto's van mensen die er woonden en fietsers. Weg van die geluiden van auto's waar ik zo'n hekel aan had, kon ik weer iets kalmeren. Nog één keer voelde ik of het bloeden werkelijk was gestopt. Gelukkig bleek dat zo te zijn en kon ik weer verder. De smaak ervan bleef nog wel hangen en deed me nog wat misselijk voelen. Dat gevoel werd alleen maar versterkt door het feit dat ik toch echt te laat zou komen als ik alle stoplichten tegen me zou hebben.
Luistertip: Paramore - Monster
Niet de tekst, alleen het gevoel.
----------------------------------------
Met een paar happen had ik mijn ontbijt op, de smaken bleven niet lang achter. Ik ging toch zeker niet in de stortregen brood eten? Hoewel ik normaal had gegeten op de fiets, had ik toch maar besloten het deze keer niet te doen. Ik zou wel wat harder door moeten fietsen als ik niet te laat wilde komen. Net toen ik bijna de deur uitging, kwam mijn broertje, Finn, de woonkamer inwandelen. Een slaperige groet en hij liep meteen door naar het koffiezetapparaat. Ik verbaasde me nog steeds over hoe snel hij het goedje had leren drinken. En dat het ook zo normaal was.
Ik opende de deur weer om te vertrekken en meteen overviel een vreemdsoortig, dreigend gevoel me als een golf die te pletter slaat op een rots dichtbij de kust. De realisatie dat ik het gevecht niet voor eeuwig zou kunnen houden, kwam telkens vaker en op de meest ongelukkige momenten. Gelukkig bleef ik de rots die ik altijd was en zou ik niet snel breken. Het gevoel verdween dan ook snel, maar ik had de deur opengedaan, wat me al een redelijk symbolische daad leek. Het feit dat het gevoel verscheen toen ik pas weer in verbinding stond met de toekomst voorspelde niet veel goeds. Toch schreef ik het toe aan paranoia.
Terwijl ik zocht naar de sleutel voor de schuurdeur aan mijn sleutelbos keek ik nog een laatste keer naar het huis waarin ik al mijn gehele korte bestaan had meegemaakt. Drie verdiepingen waarvan de kant van de zolder naar welke ik keek mijn kamer was, de trap aan de zijkant zichtbaar door een met ramen geconstrueerd 'trappenhuis'. Op die trap, helemaal bovenaan, had ik met mijn vader gezeten tijdens een enorme storm met onweer erbij. Ik was welgeteld veertien jaar op dat moment en had nog nooit zo'n grote storm gezien. Geen moment rust in de lucht, constante flitsen met een even constant gerommel dat het vergezelde.
"Het is altijd op dit soort dagen dat alles fout gaat, lijkt het wel," had hij tegen mij gezegd. Die ene zin had ik sindsdien onthouden omdat het, gecombineerd met de storm, zoveel indruk maakte. Het gevoel dat ik had, zag ik dan ook als een soort dreiging. En hoezeer ik ook probeerde, mijn reactie of de rest van die herinnering kwam niet meer boven, als een zak gevuld met stenen die zinkt in het water. Ik huiverde bij de gedachte dat die zak boven zou kunnen komen zodra de stenen er uitgerold zouden zijn op de bodem.
Mijn afkoelende vingers vonden de juiste sleutel en met een bekend geluid draaide ik het slot tot een redelijk luide klik aangaf dat de deur geopend kon worden en mij toegang tot de fietsen werd verschaft. Een zacht gekraak van scharnieren die al veel te vaak waren gebruikt, viel samen met het tegelijkertijd verschijnende beeld van de binnenkant van het gebouwtje dat veel te vol stond. Een stellage met tuingereedschap aan de ene kant, kastjes met ander gereedschap aan de achterwand, een mountainbike hangend aan het plafond, bijna nooit gebruikt en dan natuurlijk nog twee fietsen: die van mijn broertje en die van mij.
Zodra ik de handvaten had vastgepakt en het rijwiel verplaatste, voelde ik een korte steek van pijn die, startend in mijn hand, zich verspreidde over mijn gehele lichaam, net zoals de hele wereld uiteindelijk overspoeld zou zijn. Mijn ogen gleden naar de bron en blijkbaar was ik iets te snel langs een scherpe rand van een kastje gegaan. Ik bleef even staren naar het bloed dat opwelde uit de snee en zich vermengde met de regendruppels die zich hadden verzameld daar, tot een rode druppel begon te rollen en een klein spoor achterliet op de rug van mijn hand.
Voor deze druppel viel op de grond en uiteen zou spatten, bracht ik mijn hand naar mijn mond en gebruikte dat maar om het bloed van mijn kleren af te houden. De smaak van ijzer vulde mijn mond, een vreemde en toch bekende soort sensatie die mijn gedachten prikkelde. Voor een kort moment dacht ik brand te ruiken, maar om me heen kijkend stelde ik vast dat het enkel een gedachte was die op een bepaalde manier zo realistisch was geworden dat het net echt leek. Hoofdschuddend vertelde ik mezelf dat mijn gedachten alleen maar op hol begonnen te slaan en ik gewoon niet mijn beste dag had.
De kou zorgde er gelukkig voor dat het bloed niet zo snel meer stroomde. Met mijn handen om de handvaten en zittend op het zadel ging ik dan eindelijk op weg, al wist ik zeker dat ik te laat zou komen als ik niet snel zou doorfietsen. Veel tijd om na te denken had ik niet echt, daarvoor was het verkeer een te gevaarlijke plek. Constant werd ik belaagd door ronkende motoren, fietsbellen, gekwek van jongere scholieren, banden op asfalt, toeterende auto's en het gerammel van allerlei fietsen, waaronder die van mijzelf. Ik had een hekel aan al die herrie, die oneindige kakofonie van alle stadsgeluiden, die consternatie over wie er eerst mag rijden, al die regels. Het was allemaal zo veel, te veel, waardoor ik niet aan mezelf toekwam.
Op mijn weg fietste ik altijd over een redelijk mooie weg met groen aan beide kanten en zo smal dat auto's er amper konden rijden, als ze er al reden: de weg was namelijk alleen bedoeld voor de auto's van mensen die er woonden en fietsers. Weg van die geluiden van auto's waar ik zo'n hekel aan had, kon ik weer iets kalmeren. Nog één keer voelde ik of het bloeden werkelijk was gestopt. Gelukkig bleek dat zo te zijn en kon ik weer verder. De smaak ervan bleef nog wel hangen en deed me nog wat misselijk voelen. Dat gevoel werd alleen maar versterkt door het feit dat ik toch echt te laat zou komen als ik alle stoplichten tegen me zou hebben.
Oh, the days long ago when the crowds came around to hear the piano ring out with sound!
But the crowds have all gone and the symphony's through, and the piano cries out:
let me once play for you!
But the crowds have all gone and the symphony's through, and the piano cries out:
let me once play for you!