@Arin, beetje laat maar ik heb alles gewijzigd in mijn worddocument en volgensmij hier ook al.
Hier is het laatste deel van hoofdstuk 1 en een groot deel van hoofdstuk 2.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Ik neem je veertien eeuwen mee terug in de tijd, naar het jaar tweeduizenddertien. Het jaar van De Wereldoorlog, zoals het door de Neyams genoemd werd. De mensen noemden het, het eind der jaren. Enkele mensen overleefden het, het was sinds eeuwen dat de Neyams weer in de meerderheid waren.
Ik neem je mee naar haar jeugd en het begin van De Wereldoorlog.
Hoofdstuk 2
Goraw snifte en grinnikte bij deze herinnering. 'Ja, lieve, lieve meid.' Het geluid van gegrinnik vulde de grot. Het eeuwig brandende Vuur had het blijkbaar opgegeven, het was verdwenen.
Een beetje teleurgesteld snoof hij. 'Vuur, vuur waar ben je? Bang geworden van de waarheid? De waarheid van die meid? Ik weet wel wat je bent, bahng!'
Het laatste woord kwam er misvormd uit. Goraw gaf een krijs, pakte zijn bot en streek met de punt over zijn wang. 'De waarheid moet bekend worden, daarna zal ik je helpen Vuur. Vuur der waarheid. Mag ik je zo noemen? Hahaha, daar ben je weer.'
Het Vuur had blijkbaar zijn moed weer bij elkaar geraapt en was de grot weer in gegaan. Opnieuw schoot het Vuur richting Goraw. Even grimaste Goraw, alsof hij pijn had.
'Je word sterker.'
Goraw kneep zijn ogen samen en speurde de ruimte af naar, ja naar wat. Hij wist het zelf niet eens.
Na nog één enkele blik de ruimte rond begon hij te schrijven. 'Zo, May, jou verhaal...'
Hoofdstuk 1: May's opdracht
Gekraak vulde haar oren en een zwak licht haar ogen. Ze gromde.
'May! opstaan,' siste een stem. Een hand raakte haar wang aan.
Met een schok trok May zich terug. Ze voelde hoe haar kracht toenam en ze onzichtbaar werd voor de mensen, maar zag het wezen dat haar gewekt had haar nog. May opende haar vleugels en zweefde zo hoog de lucht in zodat ze de grond niet raakte en vloog over de gestalte heen die ze vaag kon zien in de duisternis van deze ruimte.
Gegrinnik galmde door de ruimte. 'Je kan je wel verstoppen maar je vleugels herken ik.'
Een opgeluchte zucht verliet haar mond. Ze liet zich met een plof op de grond zakken en trok haar vleugels in haar rug. Ze zag hoe de gestalte een kaars aanstak, geen gewone kaars van de mensen. Een kaars die gemaakt is door de dwergen. Dwergen, dat ze er nog waren. Verwonderd liep ze erheen.
'Kai, wil je me niet zo laten schrikken de volgende keer? En hoe kom je in Leiders wet aan die kaarsen?'
Een glimlach verscheen op het gezicht van de jongen, 'Er zijn nog enkele dwergen in het zuiden van de wereld, de koude vlakten hebben ze beschermd. De rest loopt vrij op de wereld maar zijn vergeten wie ze zijn. Dat gebeurt er met de wezens die de mensen willen veranderen.'
May wist waarom hij dat zei, de lilliputters - oftewel de dwergen - waren vergeten wie ze zijn. Neyams hadden al vaak de fout gemaakt door met ze te praten over hun eigen wereld. Maar dat was niet de reden waarom Kai dat zei, May wilde hetzelfde. In vrede samenleven met de mensen omdat ze slim waren, niet zo slim als Neyams, maar op een andere manier. Ze hebben zichzelf alles afgenomen wat mens was.
'De mensen moeten weer leren wat ze zijn? Gewoon genieten van het leven al is dat van hun kort,' hierbij legde ze haar hand op een ketting die om haar hals hing, 'dat heeft Kaat me gezegd.'
'Kaat was een huisdier,' siste Kai.
Ze voelde hoe zijn humeur omvloog.
'Ze was een mens,' reageerde May woedend, 'en zij wist dat de mensen hun leven vergallen!'
Kai's handen vouwden zich om haar gezicht. 'Zij wel, maar zij is één van die zeldzame mensen die eens in de tijd ons tegenkomen en ons zíen. Ik zag het, ik zag het May, ze stamt af van ons. De Neyams. Daarom kan ze ons zien. Het is niet bewust in haar hoofd geweest.'
May sloeg haar ogen neer.
'Dat zeg jij.'
'En heb ik ooit tegen je gelogen?'
'Nee, dat kan-'
'Je weet net zogoed als ik wat er gebeurde toen we dat dachten van Avar. Hij kón liegen,' zijn stem sloeg over.
'Hij heeft er twee millennia over gedaan om het te leren.'
'Mensen doen het in hun eerste vier levensjaar.'
May rukte zich los en liet zich op de grond vallen, 'in verhouding is het goed! Wij leven negentigduizend jaar als minimum tenzij we gedood worden. De mensen van deze tijd worden maar negentig. Dus het is in verhouding toch wel wat-'
Een deur ging open en snoerde haar de mond. Kai keek me geschrokken aan. Mensen.
Gelukkig had May haar vleugels verborgen en Kai's vleugels waren door mensen doorboord. Een geschrokken uitdrukking kwam op het gezicht van de man. Een vreemd voorwerp lag trillend in zijn uitgestoken hand.
Is dat zo'n moderne katapult?
Ik denk het, zei hij terug in telepathie.
'Hoe komen jullie hier? Wie zijn jullie?' siste de man.
Kai opende zijn mond om wat te zeggen maar May was hem voor, 'Wij zijn hier ten onrechte vastgehouden en konden niet naar buiten. Ik ben blij u te zien.' May legde zoveel mogelijk macht in haar stem zodat hij gehoorzaamde. Vanuit haar ooghoek zag ze dat Kai haar aankeek, hij voelde de macht.
'Tuurlijk, fijn dat ik heb kunnen helpen, ga maar,' de blik op de man zijn gezicht verzachte en hij stapte opzij.
Ik walg van mezelf. zond ik door.