Les schrijftempo en spanningsopbouw
Schrijftempo en spanningsopbouw zijn heel erg nauw met elkaar verbonden. D.m.v. het schrijftempo kun je namelijk de mate van spanning bepalen. In deze les probeer ik kort maar krachtig aan te geven hoe je het schrijftempo bepaalt en wat dat met de spanning doet. Wanneer gaat het te snel, wanneer gaat het te langzaam?
Bij schrijftempo draait het vooral om de lengte van de zinnen. Hoe langer de zinnen, hoe langzamer je voor je gevoel leest. Dat kan goed zijn, als je de tijd wilt nemen om iets te beschrijven. Als er echter iets engs/spannends gebeurt, kan een korte zin heel goed werken om de plotselinge sfeerwisseling in het verhaal aan te geven.
Met laatstgenoemde hebben niet heel veel mensen moeite, is mijn ervaring. Het volgende voorbeeld lukt de meeste mensen van wie ik verhalen heb gelezen op online verhalen vrij aardig:
Vast. Ik kon geen kant meer op. Angstig hoorde ik het gehuil van wolven in de verte, die steeds dichterbij kwamen.
Geritsel. Gehijg. Voordat ik mogelijkerwijs actie had kunnen ondernemen, stond het bloeddorstige beest pal voor me. Ik kon niet meer denken. Ik zag alleen zijn oplichtende ogen. Zijn glinsterende tanden. Het maanlicht.
Ik trilde onwillekeurig. De wolf liep langzaam op me af. Één seconde doodse stilte… Zijn bek sperde wijd open boven mij. Ik voelde de warme adem. Met gesloten ogen aanvaardde ik mijn lot.
Ik wachtte op de pijn, maar die kwam niet. Vanuit de duisternis kwam een schot…
En toen… stilte. Alles zwart.
Het zal geen bestseller worden, maar dit is even om aan te geven, wat ik bedoel. Af en toe een wat langere zin, maar voornamelijk veel korte. Op die manier jaag je de lezer als het ware door dat gedeelte heen. Dat werkt goed voor spannende gedeeltes.
Je kunt natuurlijk ook een stuk in het verhaal hebben, waar niet zozeer iets belangrijks/spannends/cruciaals gebeurt, maar waar er heel veel wordt omschreven. Dat ziet er bijvoorbeeld zo uit:
Hij verstopte zich onder de struiken, terwijl de distels over zijn wangen krasten. Hij voelde het niet. Het kon hem niets schelen. De hele avond, de hele nacht had hij naar haar verlangd. Al was hij zijn hele leven gedoemd, om alleen maar naar haar te kijken, dan nog zou hij hier iedere dag komen.
Hij keek uit over de uitgestrekte paarse heide, die opleefde zodra de eerste zonnestralen de heuvels beschenen.
Alsof zij werd gelokt door het licht, dartelde haar stralende verschijning binnen de kortste keren door het hoge gras. Ze lachte, met de onschuldigheid van een kind, terwijl ze haar armen spreidde en in de rondte danste. Op blote voeten, speelde ze spelletjes met haar schaduw. Haar golvende haar glom in de morgenzon, als was het van goud.
Nooit eerder zag hij een wezen, zo volmaakt, zo ongedwongen, zo echt. Toch leek het of hij droomde. Had zij werkelijk geen idee, dat hij haar zo onbeschaamd bekeek? Of was dat juist haar bedoeling? Oh, kon hij maar naar haar toe!
Dit had mooier gekund, maar je ziet het verschil. Ook hier zit trouwens één kort zinnetje in, maar de meeste schrijvers hebben ook wel gevoel bij wanneer ze dat het beste kunnen doen.
Spanning opbouwen kan dus heel goed door het steeds korter maken van de zinnen. In het geval van de wolf, bijvoorbeeld eerst wat beschrijvende zinnen over hoe de wolf eruit ziet en dan wat kortere zinnen als de wolf opeens aanvalt. Ik noem nou maar een dwarsstraat.
Je kunt natuurlijk ook (in een zin, maar ook in een heel verhaal of een gedeelte daarvan) steeds sterker wordende superlatieven gebruiken. Een voorbeeld:
Het gevoel werd sterker, krachtiger, intenser. (Stijlfiguur: asyndeton) Het vestigde zich diep in mijn ziel: het was een deel van mij geworden. Ik handelde als in een droom.
Langs mijn gezicht sijpelde bloed.
Wie heeft er nog meer het gevoel dat de eerste persoon enkelvoud gemakkelijker schrijft?
In ieder geval, je kunt zien dat het steeds iets sterker wordt uitgedrukt. ‘Krachtig’ is sterker dan ‘sterk’, en ‘intens’ is nog weer een stapje hoger dan ‘krachtig’. Als het gevoel je in je ziel gevestigd heeft, gaat het daar nooit meer weg en als het dan ook nog daardoor een deel van jezelf is geworden, dan ben je één met dat gevoel.
Dit is dan een mooie opbouw voor de volgende twee zinnen. Het eindigt met een (onverwachte?) lugubere wending: iets met bloed.
Misschien komen deze losse zinnen nu heel vreemd over, maar je moet het zien alsof het uit een verhaal komt.
Hopelijk is het zo een beetje duidelijk wat ik bedoel. Het beste leer je het, door ermee te oefenen. Zoals met alles, eigenlijk.
Daarom heb ik, voor de geïnteresseerden een opdracht bedacht. Deze luidt als volgt:
Schrijf een scène uit een (eventueel niet-bestaand) verhaal, waar op de een of andere manier spanning heerst. Denk aan één à anderhalf A4-tje. Als je niet zoveel fantasie hebt op het moment, kun je ook uit de volgende scènes kiezen:
1. Een ontvoering. De hoofdpersoon is ontvoerd en wordt ondervraagd. Men probeert (met geweld bijvoorbeeld of andere methoden) iets van de ontvoerde te weten te komen, wat hij/zij niet weet.
2. Een mooie scène uit romantische vroegere tijden: een waarzegster komt naar het dorp/de stad/het landhuis (is niet van belang) en vertelt de hoofdpersoon iets onheilspellends.
3. Een inbraak. Geschreven vanuit (hoeft niet per se in de ik-vorm) een inbreker die (met of zonder goede reden) inbreekt in een groot (waren)huis waar je goed in kunt verdwalen. Waar is hij/zij naar op zoek? Hoorde hij/zij daar voetstappen? Etc.
Ik zal alle stukjes van commentaar voorzien, uiteraard vooral gespitst op de spanningsopbouw (met behulp van het schrijftempo). Zo leer je er nog het meeste van.
Heel veel succes, iedereen!
Schrijftempo en spanningsopbouw
Moderator: Patrick
-
- Typmachine
- Berichten: 771
- Lid geworden op: 04 sep 2011 11:50
- Locatie: Heelal, Melkweg, Aarde, Europa, Nederland, (Provincie) Groningen, Oude Pekela
Heey Artemiss, misschien let je niet meer hierop maar ik dacht, ik probeer het toch maar. Als je zin hebt (of iemand anders
) kan je deze dan "nakijken"?
Alvast bedankt
EDIT: sorry voor het cliché einde, maar ik was al bijna over de anderhalve a4tje heen. Dus het ik dit gedaan, ik wilde het namelijk niet meer weghalen.
:
Gekraak. Ik hield mijn adem in en drukte door.
'Krák!' Eindelijk, de deur was open.
Mijn koevoet kletterde op de grond. Langzaam opende ik de deur. Nog steeds mijn adem inhoudend. Vaag merkte ik dat mijn vingers trilden, maar dat maakte me niet uit.
Met een grote zwaai opende ik de deur van het hutje.
Ik stapte naar binnen. De deur klapte dicht. De klap dreunde na in mijn oren.
Vliegensvlug draaide ik me om. Ik taste naar de deur. Ik voelde niets.
‘What the…' Begon ik.
Mijn woorden leken niets te betekenen in deze duisternis.
De grond verdween. Ik viel!
‘Help!’ Riep ik.
Ik klapte op de grond. Ik hoorde iets knappen. Een felle pijnscheut schoot door mijn arm.
‘Shit,’ kreunde ik.
Ik scheurde mijn shirt van mijn lijf en bond hem zo dat het een mitella voor moest stellen.
Het deed gigantisch veel pijn, maar als man moest je maar doorbijten.
Vooral met mijn missie.
Kim, haar moest ik zoeken. Ze hadden haar bij me weggehaald, maar ik haalde haar nu terug.
Met een van pijn vertrokken gezicht loerde ik om me heen.
Waar, zou ze zijn. Het enige wat ik van deze donkere, nare plek wist was dat het op het eerste gezicht een oud verrot hutje leek, maar dat onder dat hutje een wirwar van gangen zit.
‘Kim?’ Fluisterde ik.
Mijn stem galmde tegen de muren.
Ik ademde diep uit, niet meer praten dus.
Mijn blik bleef hangen op een lichtje aan het eind van de gang, nou ja, waar de gang een bocht maakt.
Ik drukte me tegen de wand aan. Mijn arm protesteerde luid maar ik trok me er niets van aan.
‘Hoorde jij ook wat?’
‘Ja, het moet hier zijn.’
‘Mmm, volgens mij hebben we het ons maar verbeeld.’
‘Dat denk ik ook.’
Zonder adem te halen volgde ik dit gesprek. Twee mannen praatten.
‘Kom, snel terug voordat ze ontsnapt.’ Zei de ene man.
‘Kim? Nee joh, die is veel te dom’
Mijn ogen werden groot. Woede stroomde door mijn aderen. Net als mijn adrenaline.
Maar ik bedwong me. Ik deed niets doms. Voorzichtig volgde ik de twee mannen.
Er kwam steeds meer licht, want er hingen fakkels aan de muur, dus ik moest steeds verder achterblijven.
Dat vond ik niet leuk. Straks verloor ik ze nog uit het oog!
‘Hoor jij Kim?’ Zei de een.
De ander knikte.
Zonder ook maar enig geluid te maken rende ik naar ze toe en sloeg ze zo op het hoofd dat ze bewusteloos neervielen.
Ik hijgde luid. Te luid.
Ik gromde, dat “te luid” is echt zo’n cliché zin. Een dom en te vaak gebruikt zinnetje. Maar toch keek ik om me heen alsof er elk moment een horde boze wolven op me af konden stormen en me vermoorden. Dat was ook eens gebeurt in een film
Ik moet maar eens stoppen met zulk soort films kijken…
Ik trok aan de deur. Die bewoog niet.
Een sleutel, er zat een sleutelgat en daar moest natuurlijk een sleutel op!
‘Geniaal al zeg ik het zelf,’ grinnikte ik.
Aan de riem van zo’n man zat een sleutel. Ik probeerde die op de deur en de deur gaf een klik.
De deur was open.
Mijn hart klopte wild. Wat als ze er niet was? Wat als ze me niet meer wild?
Ik probeerde er niet aan te denken.
Zo snel als ik kon opende ik de deur.
Daar, vastgeketend aan de muur, lag Kim bewusteloos op de grond.
‘Kim!’ Riep ik uit.
Ze opende haar ogen en keek me bang aan.
Ik rende naar haar toe: ‘O Kim, Kim. Ze zullen je niets meer doen.’
Kim schudde haar hoofd en duwde me weg.
‘Red. Jezelf.’ Bracht ze uit.
Verward staarde ik haar aan. Wat wilde ze?
‘Zo zo.’ Hoorde ik een stem achter mij zeggen.
‘Miro,’ gromde ik.
Miro stond daar met een pistool in zijn hand die op mij gericht was.
‘De dood, voor jou en Kim. Of gevangen zitten?’
‘Je weet drommels goed dat je me gewoon vermoord.’
‘Jep.’ Hij had het nog niet uitgesproken of hij haalde de trekker over.
Ik voelde niet eens de pijn, alleen dat mijn hoofd leeg werd.
Mijn laatste gedachte bracht me hoop: Kim redt het toch wel, hij vermoord haar niet.

Alvast bedankt

EDIT: sorry voor het cliché einde, maar ik was al bijna over de anderhalve a4tje heen. Dus het ik dit gedaan, ik wilde het namelijk niet meer weghalen.
:
Gekraak. Ik hield mijn adem in en drukte door.
'Krák!' Eindelijk, de deur was open.
Mijn koevoet kletterde op de grond. Langzaam opende ik de deur. Nog steeds mijn adem inhoudend. Vaag merkte ik dat mijn vingers trilden, maar dat maakte me niet uit.
Met een grote zwaai opende ik de deur van het hutje.
Ik stapte naar binnen. De deur klapte dicht. De klap dreunde na in mijn oren.
Vliegensvlug draaide ik me om. Ik taste naar de deur. Ik voelde niets.
‘What the…' Begon ik.
Mijn woorden leken niets te betekenen in deze duisternis.
De grond verdween. Ik viel!
‘Help!’ Riep ik.
Ik klapte op de grond. Ik hoorde iets knappen. Een felle pijnscheut schoot door mijn arm.
‘Shit,’ kreunde ik.
Ik scheurde mijn shirt van mijn lijf en bond hem zo dat het een mitella voor moest stellen.
Het deed gigantisch veel pijn, maar als man moest je maar doorbijten.
Vooral met mijn missie.
Kim, haar moest ik zoeken. Ze hadden haar bij me weggehaald, maar ik haalde haar nu terug.
Met een van pijn vertrokken gezicht loerde ik om me heen.
Waar, zou ze zijn. Het enige wat ik van deze donkere, nare plek wist was dat het op het eerste gezicht een oud verrot hutje leek, maar dat onder dat hutje een wirwar van gangen zit.
‘Kim?’ Fluisterde ik.
Mijn stem galmde tegen de muren.
Ik ademde diep uit, niet meer praten dus.
Mijn blik bleef hangen op een lichtje aan het eind van de gang, nou ja, waar de gang een bocht maakt.
Ik drukte me tegen de wand aan. Mijn arm protesteerde luid maar ik trok me er niets van aan.
‘Hoorde jij ook wat?’
‘Ja, het moet hier zijn.’
‘Mmm, volgens mij hebben we het ons maar verbeeld.’
‘Dat denk ik ook.’
Zonder adem te halen volgde ik dit gesprek. Twee mannen praatten.
‘Kom, snel terug voordat ze ontsnapt.’ Zei de ene man.
‘Kim? Nee joh, die is veel te dom’
Mijn ogen werden groot. Woede stroomde door mijn aderen. Net als mijn adrenaline.
Maar ik bedwong me. Ik deed niets doms. Voorzichtig volgde ik de twee mannen.
Er kwam steeds meer licht, want er hingen fakkels aan de muur, dus ik moest steeds verder achterblijven.
Dat vond ik niet leuk. Straks verloor ik ze nog uit het oog!
‘Hoor jij Kim?’ Zei de een.
De ander knikte.
Zonder ook maar enig geluid te maken rende ik naar ze toe en sloeg ze zo op het hoofd dat ze bewusteloos neervielen.
Ik hijgde luid. Te luid.
Ik gromde, dat “te luid” is echt zo’n cliché zin. Een dom en te vaak gebruikt zinnetje. Maar toch keek ik om me heen alsof er elk moment een horde boze wolven op me af konden stormen en me vermoorden. Dat was ook eens gebeurt in een film
Ik moet maar eens stoppen met zulk soort films kijken…
Ik trok aan de deur. Die bewoog niet.
Een sleutel, er zat een sleutelgat en daar moest natuurlijk een sleutel op!
‘Geniaal al zeg ik het zelf,’ grinnikte ik.
Aan de riem van zo’n man zat een sleutel. Ik probeerde die op de deur en de deur gaf een klik.
De deur was open.
Mijn hart klopte wild. Wat als ze er niet was? Wat als ze me niet meer wild?
Ik probeerde er niet aan te denken.
Zo snel als ik kon opende ik de deur.
Daar, vastgeketend aan de muur, lag Kim bewusteloos op de grond.
‘Kim!’ Riep ik uit.
Ze opende haar ogen en keek me bang aan.
Ik rende naar haar toe: ‘O Kim, Kim. Ze zullen je niets meer doen.’
Kim schudde haar hoofd en duwde me weg.
‘Red. Jezelf.’ Bracht ze uit.
Verward staarde ik haar aan. Wat wilde ze?
‘Zo zo.’ Hoorde ik een stem achter mij zeggen.
‘Miro,’ gromde ik.
Miro stond daar met een pistool in zijn hand die op mij gericht was.
‘De dood, voor jou en Kim. Of gevangen zitten?’
‘Je weet drommels goed dat je me gewoon vermoord.’
‘Jep.’ Hij had het nog niet uitgesproken of hij haalde de trekker over.
Ik voelde niet eens de pijn, alleen dat mijn hoofd leeg werd.
Mijn laatste gedachte bracht me hoop: Kim redt het toch wel, hij vermoord haar niet.
Shit happens, just flush it and move on!
- Artemiss
- Tipp-Ex team
- Berichten: 890
- Lid geworden op: 01 jul 2008 14:29
- Locatie: Ergens in de Randstad
Eerst haal ik even de spel- en grammaticafouten en de zinsbouwfouten eruit, als je daar nog vragen over hebt, moet je het maar zeggen.
Verder leg je in dit verhaal te veel nadruk op de precieze loop van de gebeurtenissen, waardoor de spanning ook afneemt:
Eerst komt de hoofdfiguur in gebouw binnen, dan valt hij (door een valluik?) waardoor hij zijn arm blesseert, vervolgens hoort hij mannen praten en volgt hij ze, dan komt hij met een sleutel de kamer in waarin Kim zit, die hij zocht, vervolgens komt één van de criminelen binnen en wordt hij neergeschoten.
Op zich niets mis met deze volgorde en op zich ook best een spannend lijntje. Alleen focus je er teveel op.
Wat nou als je er meer spannende elementen in stopt? Hij loopt daar in dat huis. Het is pikdonker. Hij ziet niets.
Iedere stap die ik zette klonk alsof er een pistool werd afgeschoten in die doodse stilte. Op de tast, voorzichtig.
Hevige pijn in mijn arm. Geen geluid! Maak verdomme geen geluid. Één kreun, één snik, één zucht en ze hebben je. Dat wist ik zeker.
Kim! Waar ben je?
Plotseling werd de stilte verbroken. Ik hoorde stemmen en mijn lichaam verstarde. Ze waren dichtbij. Hun stemmen werden luider. Ik drukte me zo plat tegen de muur als ik maar kon, hopend op bescherming van diezelfde duisternis waarin ik was verdwaald...
Wat vind je ervan? Als je het hardop voorleest, klinkt het dan een beetje? Wat ik hiermee vooral wil laten zien, is dat je in een spannend stuk niet de ene korte zin op de andere hoeft te gooien, maar dat ook in hele spannende gedeelten lange zinnen kunnen werken. Vooral die op het eind, omdat lange zinnen de denkbeeldige tijd vertragen.
Hij hoort stemmen, die komen heel snel dichterbij: het gaat snel, dus korte zinnen.
Hij verstopt zich en wacht angstig af: dat duurt ellendig lang, dus lange zinnen, of één lange zin in dit geval.
Andere dingen die je kunt gebruiken om spanning toe te voegen, zijn bepaalde woorden die een klank hebben die gevoelsmatig spanning toevoegt. Een paar voorbeelden:
- verstarren (in alle mogelijke vormen uiteraard)
- stollen
- sijpelen
- zinderen
- verstommen
- geritsel/gerommel/gestommel/etc.
Je begrijpt het idee denk ik wel. Daarnaast wil het ook nog weleens werken om ergens zomaar uit het niets een tegenwoordige tijd te gebruiken, zoals ik in dat voorbeeldje zojuist ook heb gedaan.
Dat is wat ik er tot zover over te zeggen heb. Sorry dat het zo lang duurde. Ik kom de laatste tijd niet meer zo vaak op het forum en ik dacht dat dit topic doodgebloed was.
Heb je zelf nog vragen over de theorie of de praktijk?
Ziezo. Nu over de spanningsopbouw:mena1998 schreef: Gekraak. Ik hield mijn adem in en drukte door.
'Krák!' Eindelijk, de deur was open.
Mijn koevoet kletterde op de grond. Langzaam opende ik de deur, nog steeds mijn adem inhoudend. Vaag merkte ik dat mijn vingers trilden, maar dat maakte me niet uit.
Met een grote zwaai opende ik de deur van het hutje.
Ik stapte naar binnen. De deur klapte dicht. De klap dreunde na in mijn oren.
Vliegensvlug draaide ik me om. Ik tastte naar de deur. Ik voelde niets.
‘What the…' begon ik.
Mijn woorden leken niets te betekenen in deze duisternis.
De grond verdween. Ik viel!
‘Help,’ riep ik.
Ik klapte op de grond. Ik hoorde iets knappen. Een felle pijnscheut schoot door mijn arm.
‘Shit,’ kreunde ik.
Ik scheurde mijn shirt van mijn lijf en bond hem zo dat het een mitella voor moest stellen.
Het deed gigantisch veel pijn, maar als man moest je maar doorbijten.
Vooral met mijn missie.
Kim, haar moest ik zoeken. Ze hadden haar bij me weggehaald, maar ik haalde haar nu terug.
Met een van pijn vertrokken gezicht loerde ik om me heen.
Waar zou ze zijn? Het enige wat ik van deze donkere, nare plek wist was dat het op het eerste gezicht een oud verrot hutje leek, maar dat onder dat hutje een wirwar van gangen zit.
‘Kim?’ Fluisterde ik.
Mijn stem galmde tegen de muren.
Ik ademde diep uit. Niet meer praten dus.
Mijn blik bleef hangen op een lichtje aan het eind van de gang, nou ja, waar de gang een bocht maakt.
Ik drukte me tegen de wand aan. Mijn arm protesteerde luid maar ik trok me er niets van aan.
‘Hoorde jij ook wat?’
‘Ja, het moet hier zijn.’
‘Mmm, volgens mij hebben we het ons maar verbeeld.’
‘Dat denk ik ook.’
Zonder adem te halen volgde ik dit gesprek. Twee mannen praatten.
‘Kom, snel terug voordat ze ontsnapt,’ zei de ene man.
‘Kim? Nee joh, die is veel te dom.’
Mijn ogen werden groot. Woede stroomde door mijn aderen, net als mijn adrenaline.
Maar ik bedwong me. Ik deed niets doms. Voorzichtig volgde ik de twee mannen.
Er kwam steeds meer licht, want er hingen fakkels aan de muur, dus ik moest steeds verder achterblijven.
Dat vond ik niet leuk. Straks verloor ik ze nog uit het oog!
‘Hoor jij Kim,’ zei de een.
De ander knikte.
Zonder ook maar enig geluid te maken rende ik naar ze toe en sloeg ze zo op het hoofd dat ze bewusteloos neervielen.
Ik hijgde luid. Te luid.
Ik gromde, dat “te luid” is echt zo’n cliché zin. Een dom en te vaak gebruikt zinnetje. Maar toch keek ik om me heen alsof er elk moment een horde boze wolven op me af konden stormen en me vermoorden. Dat was ook eens gebeurd in een film.
Ik moet maar eens stoppen met zulk soort films kijken…
Ik trok aan de deur. Die bewoog niet.
Een sleutel, er zat een sleutelgat en daar moest natuurlijk een sleutel op!
‘Geniaal al zeg ik het zelf,’ grinnikte ik.
Aan de riem van zo’n man zat een sleutel. Ik probeerde die op de deur en de deur gaf een klik.
De deur was open.
Mijn hart klopte wild. Wat als ze er niet was? Wat als ze me niet meer wil?
Ik probeerde er niet aan te denken.
Zo snel als ik kon opende ik de deur.
Daar, vastgeketend aan de muur, lag Kim bewusteloos op de grond.
‘Kim,’ riep ik uit.
Ze opende haar ogen en keek me bang aan.
Ik rende naar haar toe: ‘O Kim, Kim. Ze zullen je niets meer doen.’
Kim schudde haar hoofd en duwde me weg.
‘Red... jezelf,’ bracht ze uit.
Verward staarde ik haar aan. Wat wilde ze?
‘Zo zo.’ Hoorde ik een stem achter mij zeggen.
‘Miro,’ gromde ik.
Miro stond daar met een pistool in zijn hand die op mij gericht was.
‘De dood, voor jou en Kim. Of gevangen zitten?’
‘Je weet drommels goed dat je me gewoon vermoordt.’
‘Jep.’ Hij had het nog niet uitgesproken of hij haalde de trekker over.
Ik voelde niet eens de pijn, alleen dat mijn hoofd leeg werd.
Mijn laatste gedachte bracht me hoop: Kim redt het toch wel, hij vermoordt haar niet.
Deze informatie voegt niet echt iets toe aan je verhaal en bovendien haalt zo'n beschrijvend deel de spanning eruit. Probeer dat te vermijden.mena1998 schreef:Ik gromde, dat “te luid” is echt zo’n cliché zin. Een dom en te vaak gebruikt zinnetje. Maar toch keek ik om me heen alsof er elk moment een horde boze wolven op me af konden stormen en me vermoorden. Dat was ook eens gebeurt in een film
Ik moet maar eens stoppen met zulk soort films kijken…
Verder leg je in dit verhaal te veel nadruk op de precieze loop van de gebeurtenissen, waardoor de spanning ook afneemt:
Eerst komt de hoofdfiguur in gebouw binnen, dan valt hij (door een valluik?) waardoor hij zijn arm blesseert, vervolgens hoort hij mannen praten en volgt hij ze, dan komt hij met een sleutel de kamer in waarin Kim zit, die hij zocht, vervolgens komt één van de criminelen binnen en wordt hij neergeschoten.
Op zich niets mis met deze volgorde en op zich ook best een spannend lijntje. Alleen focus je er teveel op.
Wat nou als je er meer spannende elementen in stopt? Hij loopt daar in dat huis. Het is pikdonker. Hij ziet niets.
Iedere stap die ik zette klonk alsof er een pistool werd afgeschoten in die doodse stilte. Op de tast, voorzichtig.
Hevige pijn in mijn arm. Geen geluid! Maak verdomme geen geluid. Één kreun, één snik, één zucht en ze hebben je. Dat wist ik zeker.
Kim! Waar ben je?
Plotseling werd de stilte verbroken. Ik hoorde stemmen en mijn lichaam verstarde. Ze waren dichtbij. Hun stemmen werden luider. Ik drukte me zo plat tegen de muur als ik maar kon, hopend op bescherming van diezelfde duisternis waarin ik was verdwaald...
Wat vind je ervan? Als je het hardop voorleest, klinkt het dan een beetje? Wat ik hiermee vooral wil laten zien, is dat je in een spannend stuk niet de ene korte zin op de andere hoeft te gooien, maar dat ook in hele spannende gedeelten lange zinnen kunnen werken. Vooral die op het eind, omdat lange zinnen de denkbeeldige tijd vertragen.
Hij hoort stemmen, die komen heel snel dichterbij: het gaat snel, dus korte zinnen.
Hij verstopt zich en wacht angstig af: dat duurt ellendig lang, dus lange zinnen, of één lange zin in dit geval.
Andere dingen die je kunt gebruiken om spanning toe te voegen, zijn bepaalde woorden die een klank hebben die gevoelsmatig spanning toevoegt. Een paar voorbeelden:
- verstarren (in alle mogelijke vormen uiteraard)
- stollen
- sijpelen
- zinderen
- verstommen
- geritsel/gerommel/gestommel/etc.
Je begrijpt het idee denk ik wel. Daarnaast wil het ook nog weleens werken om ergens zomaar uit het niets een tegenwoordige tijd te gebruiken, zoals ik in dat voorbeeldje zojuist ook heb gedaan.
Dat is wat ik er tot zover over te zeggen heb. Sorry dat het zo lang duurde. Ik kom de laatste tijd niet meer zo vaak op het forum en ik dacht dat dit topic doodgebloed was.
Heb je zelf nog vragen over de theorie of de praktijk?

Alles draait om jou en mij en wij, we draaien overal omheen...
-Herman van Veen
-Herman van Veen
-
- Typmachine
- Berichten: 771
- Lid geworden op: 04 sep 2011 11:50
- Locatie: Heelal, Melkweg, Aarde, Europa, Nederland, (Provincie) Groningen, Oude Pekela
Nee geen vragen, en het is inderdaad een ''dood" stukje. Maar ja...
Wel logisch dat allemaal. Ik doe er wat mee. Bedankt
Liefs Floor
Wel logisch dat allemaal. Ik doe er wat mee. Bedankt

Liefs Floor
Shit happens, just flush it and move on!
Hier is mijn inzending een fragment uit het verhaal waarmee ik bezig ben.
Elena dacht daar niet aan ze was in een diepe slaap die haar naar een andere wereld bracht. Het was er koud en kil. Ze keek om zich heen en zag huizen die haar bekend voorkwamen. Ze liep over een straat van kinderkopjes. Ze hoorde en zag niemand. Er heerste een kille stilte die haar onbehagelijk gevoel gaf.
“Er zijn hier toch wel mensen” dacht ze.
Ze vond de stilte niets ze wou iemand zien of spreken. Ze wou weten waar ze was en of dit echt was. Ze kon haast niets zien er was geen zon noch maan en sterren. De lucht was zwart terwijl er dikke mist zich door de straten verspreiden. Ze legde haar hand op een muur van een huis maar voelde geen steen of hout. Ze voelde iets wat ze nog nooit eerder had gevoeld. Het was een koud en kil gevoel. Het zorgde ervoor dat haar nekharen overeind gingen staan en er rillingen langs haar rug omhoog liepen. Ze trok zo snel ze kon haar hand terug en keek er angstig naar. Er was niets bijzonders te zien maar het leek alsof haar hand langzaam in iets anders veranderde toen ze de muur vasthield. Uit het niets klonk een kinderlach door de straat. Ze keek geschrokken naar het einde van de straat wat ze door de dichte mist nog net kon zien. Haar hart begon harder te kloppen. Ze kon het voelen. Het leek alsof haar hele lichaam mee begon te bonken. Steeds sneller en sneller.
“Wie, wie is daar” haar angst kroop langzaam via haar ruggengraat omhoog.
Weer klonk de kinderlach terwijl ze een schim razendsnel voorbij zag rennen. Ze voelde haar angst steeds verder kruipen. Langzaam, als een luipaard die zijn prooi uitkiest.
“Hallo, is daar iemand” vroeg ze nog angstiger terwijl haar handen klam werden.
Weer hoorde ze de kinderlach nu iets verder. Ze liep langzaam met kleine pasjes naar het einde van de straat. Hoe dichterbij ze kwam hoe langzamer ze ging. Haar angst vouwde zich als een klamme hand om haar hand. Ze keek angstig naar de straat waar de schim zojuist was in gerend. Ze kon niets zien. De mist was te dicht. Ze liep de straat in, om de anderhalve meter keek ze terug. Ze was bang. Iemand volgde haar. De mist werd dunner maar ze zag nog steeds niets. Ze dacht dat ze gehuil hoorde. Ze bleef doodsbang staan. Ze hoorde gesnik. Iemand was aan het huilen. De mist trok zich nog verder weg. Langzaam aan verscheen er iets. Elena bevroor. Ze kon zich niet meer bewegen. Haar spieren luisterde niet meer naar haar. De gedaante werd steeds zichtbaarder terwijl de mist langzaam aan weg trok. Het was een klein meisje. Ze stond met haar rug naar Elena toe en huilde. Ze had een witte nachtjapon aan. Het zag er verwilderd uit. Haar, haar was verwilderd en de pop die ze vasthield miste een arm en een been. Elena kreeg medelijden met het kleine meisje wat met een gebogen hoofd voor haar stond te huilen.
“Waarom huil je kleine meid” Even vergat Elena haar angst.
Het kleine meisje stopte abrupt met huilen en leek geschrokken.
“Jij” bracht het kleine meisje uit.
Haar stem klonk niet als een stem van iemand van haar leeftijd zou moeten klinken. De stem was zwaar en kil bijna mannelijk. Elena schrok, ze wou een stap naar achter doen. Haar lichaam weigerde.
“Wie, wie ben jij” vroeg ze bang.
“Ken je me niet meer dan” vroeg het meisje huilend.
Haar stem klonk nu weer normaal, laag en zacht.
“Nee” zei Elena terwijl ze angstig naar het meisje keek.
“Het verbaast me niets” zei de zware kille stem.
“Wie ben jij” riep Elena.
“Je kent me echt niet meer” zei de zachte huilende stem.
Elena keek angstig naar achter. Ze wou weg rennen, maar waar naar toe?
“Waarom wil je weg Lena” vroeg de zachte stem.
“Of moet ik Elena zeggen” zei de zware mannelijke stem.
“Hoe ken jij me naam, wie ben jij” riep Elena.
Ze keek angstig naar het kleine meisje. Het meisje draaide zich langzaam om haar handen en gezicht waren grijs net als haar nachtjapon wat door het vuil grijs was geworden.
“Ken je me niet meer” zei de zware kille stem.
Elena voelde haar spieren weer. Ze waren niet langer verlamd door de mist die in de straten hing. Ze draaide zich om en rende zo hard ze kon weg. Weg van het meisje. Weg van de stem. Weg van haar angst.
“Waarom ren je Lena” zei de zachte huilende stem van het kleine meisje wat door de straten galmde alsof het door een duizend man werd geschreeuwd.
Elena sloot haar ogen. Ze wou de stem niet meer horen, het meisje niet meer zien. Ze rende en rende voor zolang ze kon volhouden. De straat leek eindeloos lang. Er kwam maar geen eind aan. Elena’s benen werden vermoeider en voelde steeds zwaarder aan. Iedere stap ging meer energie kosten dan de vorige.
Ze wou niet stoppen voor de zware kille mannelijke stem die schreeuwde met het geluid van een duizend mannen: “Elena, je hebt me verlaten”
De kinderlijke zachte huilende stem: “Lena, waarom ren je weg voor me”.
Hoe verder ze rende hoe luider de stemmen werden. Ze keek doodsbang om. Het kleine meisje zweefde achter haar. Schreeuwend en huilend.
“Lena waarom, waarom ren je weg”.
“Lena ren niet weer weg”.
Ze struikelde. Een kinderkopje wat uit de weg stak was te hoog voor haar vermoeide benen. Ze viel hard op de grond. Haar knieën en elle bogen lagen open, haar lip bloede. Ze keek doodsbang naar achteren. Het kleine meisje schoot op haar af een helse kille kreet schreeuwend.
“Nee!” schreeuwde Elena zo hard ze kon.
“Elena” riep een verontruste stem.
“Wat is er” riep een andere stem.
Elena zat recht overeind in haar bed bezweet en hijgend. Ze keek om zich heen en zag de lijkbleke gezichten van Alvaira en Thetis.
Elena dacht daar niet aan ze was in een diepe slaap die haar naar een andere wereld bracht. Het was er koud en kil. Ze keek om zich heen en zag huizen die haar bekend voorkwamen. Ze liep over een straat van kinderkopjes. Ze hoorde en zag niemand. Er heerste een kille stilte die haar onbehagelijk gevoel gaf.
“Er zijn hier toch wel mensen” dacht ze.
Ze vond de stilte niets ze wou iemand zien of spreken. Ze wou weten waar ze was en of dit echt was. Ze kon haast niets zien er was geen zon noch maan en sterren. De lucht was zwart terwijl er dikke mist zich door de straten verspreiden. Ze legde haar hand op een muur van een huis maar voelde geen steen of hout. Ze voelde iets wat ze nog nooit eerder had gevoeld. Het was een koud en kil gevoel. Het zorgde ervoor dat haar nekharen overeind gingen staan en er rillingen langs haar rug omhoog liepen. Ze trok zo snel ze kon haar hand terug en keek er angstig naar. Er was niets bijzonders te zien maar het leek alsof haar hand langzaam in iets anders veranderde toen ze de muur vasthield. Uit het niets klonk een kinderlach door de straat. Ze keek geschrokken naar het einde van de straat wat ze door de dichte mist nog net kon zien. Haar hart begon harder te kloppen. Ze kon het voelen. Het leek alsof haar hele lichaam mee begon te bonken. Steeds sneller en sneller.
“Wie, wie is daar” haar angst kroop langzaam via haar ruggengraat omhoog.
Weer klonk de kinderlach terwijl ze een schim razendsnel voorbij zag rennen. Ze voelde haar angst steeds verder kruipen. Langzaam, als een luipaard die zijn prooi uitkiest.
“Hallo, is daar iemand” vroeg ze nog angstiger terwijl haar handen klam werden.
Weer hoorde ze de kinderlach nu iets verder. Ze liep langzaam met kleine pasjes naar het einde van de straat. Hoe dichterbij ze kwam hoe langzamer ze ging. Haar angst vouwde zich als een klamme hand om haar hand. Ze keek angstig naar de straat waar de schim zojuist was in gerend. Ze kon niets zien. De mist was te dicht. Ze liep de straat in, om de anderhalve meter keek ze terug. Ze was bang. Iemand volgde haar. De mist werd dunner maar ze zag nog steeds niets. Ze dacht dat ze gehuil hoorde. Ze bleef doodsbang staan. Ze hoorde gesnik. Iemand was aan het huilen. De mist trok zich nog verder weg. Langzaam aan verscheen er iets. Elena bevroor. Ze kon zich niet meer bewegen. Haar spieren luisterde niet meer naar haar. De gedaante werd steeds zichtbaarder terwijl de mist langzaam aan weg trok. Het was een klein meisje. Ze stond met haar rug naar Elena toe en huilde. Ze had een witte nachtjapon aan. Het zag er verwilderd uit. Haar, haar was verwilderd en de pop die ze vasthield miste een arm en een been. Elena kreeg medelijden met het kleine meisje wat met een gebogen hoofd voor haar stond te huilen.
“Waarom huil je kleine meid” Even vergat Elena haar angst.
Het kleine meisje stopte abrupt met huilen en leek geschrokken.
“Jij” bracht het kleine meisje uit.
Haar stem klonk niet als een stem van iemand van haar leeftijd zou moeten klinken. De stem was zwaar en kil bijna mannelijk. Elena schrok, ze wou een stap naar achter doen. Haar lichaam weigerde.
“Wie, wie ben jij” vroeg ze bang.
“Ken je me niet meer dan” vroeg het meisje huilend.
Haar stem klonk nu weer normaal, laag en zacht.
“Nee” zei Elena terwijl ze angstig naar het meisje keek.
“Het verbaast me niets” zei de zware kille stem.
“Wie ben jij” riep Elena.
“Je kent me echt niet meer” zei de zachte huilende stem.
Elena keek angstig naar achter. Ze wou weg rennen, maar waar naar toe?
“Waarom wil je weg Lena” vroeg de zachte stem.
“Of moet ik Elena zeggen” zei de zware mannelijke stem.
“Hoe ken jij me naam, wie ben jij” riep Elena.
Ze keek angstig naar het kleine meisje. Het meisje draaide zich langzaam om haar handen en gezicht waren grijs net als haar nachtjapon wat door het vuil grijs was geworden.
“Ken je me niet meer” zei de zware kille stem.
Elena voelde haar spieren weer. Ze waren niet langer verlamd door de mist die in de straten hing. Ze draaide zich om en rende zo hard ze kon weg. Weg van het meisje. Weg van de stem. Weg van haar angst.
“Waarom ren je Lena” zei de zachte huilende stem van het kleine meisje wat door de straten galmde alsof het door een duizend man werd geschreeuwd.
Elena sloot haar ogen. Ze wou de stem niet meer horen, het meisje niet meer zien. Ze rende en rende voor zolang ze kon volhouden. De straat leek eindeloos lang. Er kwam maar geen eind aan. Elena’s benen werden vermoeider en voelde steeds zwaarder aan. Iedere stap ging meer energie kosten dan de vorige.
Ze wou niet stoppen voor de zware kille mannelijke stem die schreeuwde met het geluid van een duizend mannen: “Elena, je hebt me verlaten”
De kinderlijke zachte huilende stem: “Lena, waarom ren je weg voor me”.
Hoe verder ze rende hoe luider de stemmen werden. Ze keek doodsbang om. Het kleine meisje zweefde achter haar. Schreeuwend en huilend.
“Lena waarom, waarom ren je weg”.
“Lena ren niet weer weg”.
Ze struikelde. Een kinderkopje wat uit de weg stak was te hoog voor haar vermoeide benen. Ze viel hard op de grond. Haar knieën en elle bogen lagen open, haar lip bloede. Ze keek doodsbang naar achteren. Het kleine meisje schoot op haar af een helse kille kreet schreeuwend.
“Nee!” schreeuwde Elena zo hard ze kon.
“Elena” riep een verontruste stem.
“Wat is er” riep een andere stem.
Elena zat recht overeind in haar bed bezweet en hijgend. Ze keek om zich heen en zag de lijkbleke gezichten van Alvaira en Thetis.
My ego is to big for a conversation so thats the reason I write because writing is the best way to talk without being interrupted.
- Artemiss
- Tipp-Ex team
- Berichten: 890
- Lid geworden op: 01 jul 2008 14:29
- Locatie: Ergens in de Randstad
Het heeft even geduurd, maar hier is dan mijn commentaar.
Ik begin met wat ik altijd doe: de andere foutjes eruithalen. Als je verder verhalen gaat schrijven, zou je er voor de verzorgdheid goed aan doen op de volgende dingen te letten.
De interpunctie. Dat gaat over alle leestekens. Wanneer iets tussen aanhalingstekens staat, moet het op een nieuwe regel (wat jij ook keurig doet - ben ik blij mee) en kun je de volgende leestekens gebruiken:
"Ik ben Elena," zei het meisje.
Het meisje zei: "Ik ben Elena."
Het meisje vroeg: "Wie ben jij?"
"Wie ben jij," vroeg het meisje. ('"Wie ben jij?" vroeg het meisje.' wordt soms ook goed gerekend, maar ik hou de komma aan.)
Verder heb je zo nu en dan moeite met verleden tijden. De verleden tijd van 'bloeden' is bijvoorbeeld 'hij bloedde'. Of de verleden tijd van 'verspreiden' is 'hij verspreidde'.
Hieronder een verbeterde versie. Als je vragen hebt over dingen die ik verbeterd heb, schroom niet en stel ze!
Verder zijn je lange beschrijvende zinnen qua inhoud heel mooi. Je weet het tempo mooi te wisselen. Ga vooral zo door, zou ik zeggen. Pas wel op met te veel dialoog, dat haalt soms een beetje het bloedstollende eruit. Ook het noemen van onnodige details kan de vaart eruithalen of de aandacht afleiden, hoewel je dat niet zoveel doet.
Ik denk werkelijk dat ik jou wat betreft de spanningsopbouw weinig meer hoef te leren. Dat lukt wel, verfijn het nog verder. Het beste wat jij zou kunnen aanscherpen is je spelling en grammatica. Ik hoop dat je hier wat aan hebt gehad, het spijt me dat ik je niet meer advies kan geven wat betreft het onderwerp van deze schrijfles!
Succes!
Ik begin met wat ik altijd doe: de andere foutjes eruithalen. Als je verder verhalen gaat schrijven, zou je er voor de verzorgdheid goed aan doen op de volgende dingen te letten.
De interpunctie. Dat gaat over alle leestekens. Wanneer iets tussen aanhalingstekens staat, moet het op een nieuwe regel (wat jij ook keurig doet - ben ik blij mee) en kun je de volgende leestekens gebruiken:
"Ik ben Elena," zei het meisje.
Het meisje zei: "Ik ben Elena."
Het meisje vroeg: "Wie ben jij?"
"Wie ben jij," vroeg het meisje. ('"Wie ben jij?" vroeg het meisje.' wordt soms ook goed gerekend, maar ik hou de komma aan.)
Verder heb je zo nu en dan moeite met verleden tijden. De verleden tijd van 'bloeden' is bijvoorbeeld 'hij bloedde'. Of de verleden tijd van 'verspreiden' is 'hij verspreidde'.
Hieronder een verbeterde versie. Als je vragen hebt over dingen die ik verbeterd heb, schroom niet en stel ze!
Nu nog even over waar het in feite om ging. Vreemd genoeg kom ik dan ook weer even terug op de interpunctie: als je punten weg laat, worden drie korte zinnen niet opeens één lange.glenovic schreef:
Elena dacht daar niet aan. Ze was in een diepe slaap, die haar naar een andere wereld bracht. Het was er koud en kil. Ze keek om zich heen en zag huizen die haar bekend voorkwamen. Ze liep over een straat van kinderkopjes. Ze hoorde en zag niemand. Er heerste een kille stilte die haar onbehagelijk gevoel gaf.
“Er zijn hier toch wel mensen,” dacht ze.
Ze vond de stilte (maar) niets. Ze wou iemand zien of spreken. Ze wou weten waar ze was en of dit echt was. Ze kon haast niets zien: er was zon noch maan, noch sterren. De lucht was zwart, terwijl een dikke mist zich door de straten verspreidde. Ze legde haar hand op een muur van een huis, maar voelde geen steen of hout. Ze voelde iets wat ze nog nooit eerder had gevoeld. Het was een koud en kil gevoel. Het zorgde ervoor dat haar nekharen overeind gingen staan en er rillingen langs haar rug omhoog liepen. Ze trok zo snel ze kon haar hand terug en keek er angstig naar. Er was niets bijzonders te zien maar het leek alsof haar hand langzaam in iets anders veranderde, toen ze de muur vasthield.
Uit het niets klonk een kinderlach door de straat. Ze keek geschrokken naar het einde van de straat wat ze door de dichte mist nog net kon zien. Haar hart begon harder te kloppen. Ze kon het voelen. Het leek alsof haar hele lichaam mee begon te bonken. Steeds sneller en sneller.
“Wie – wie is daar?” Haar angst kroop langzaam via haar ruggengraat omhoog.
Weer klonk de kinderlach, terwijl ze een schim razendsnel voorbij zag rennen. Ze voelde haar angst steeds verder kruipen. Langzaam, als een luipaard die zijn prooi uitkiest.
“Hallo, is daar iemand,” vroeg ze nog angstiger, terwijl haar handen klam werden.
Weer hoorde ze de kinderlach nu iets verder. Ze liep langzaam met kleine pasjes naar het einde van de straat. Hoe dichterbij ze kwam, hoe langzamer ze ging. Haar angst vouwde zich als een klamme hand om haar hand. Ze keek angstig naar de straat waar de schim zojuist in was gerend. Ze kon niets zien. De mist was te dicht.
Ze liep de straat in, om de anderhalve meter keek ze terug. Ze was bang. Iemand volgde haar. De mist werd dunner maar ze zag nog steeds niets. Ze dacht dat ze gehuil hoorde. Ze bleef doodsbang staan. Ze hoorde gesnik. Iemand was aan het huilen. De mist trok zich nog verder weg. Langzaam aan verscheen er iets. Elena bevroor. Ze kon zich niet meer bewegen. Haar spieren luisterde niet meer naar haar. De gedaante werd steeds zichtbaarder terwijl de mist langzaam aan weg trok. Het was een klein meisje. Ze stond met haar rug naar Elena toe en huilde. Ze had een witte nachtjapon aan. Het zag er verwilderd uit. Haar haar was verwilderd en de pop die ze vasthield miste een arm en een been. Elena kreeg medelijden met het kleine meisje, dat met een gebogen hoofd voor haar stond te huilen.
“Waarom huil je, kleine meid?” Even vergat Elena haar angst.
Het kleine meisje stopte abrupt met huilen en leek geschrokken.
“Jij…” bracht het kleine meisje uit.
Haar stem klonk niet als een stem van iemand van haar leeftijd zou moeten klinken. De stem was zwaar en kil bijna mannelijk. Elena schrok, ze wou een stap naar achter doen. Haar lichaam weigerde.
“Wie – wie ben jij,” vroeg ze bang.
“Ken je me niet meer dan,” vroeg het meisje huilend.
Haar stem klonk nu weer normaal, laag en zacht.
“Nee,” zei Elena terwijl ze angstig naar het meisje keek.
“Het verbaast me niets,” zei de zware kille stem.
“Wie ben jij,” riep Elena.
“Je kent me echt niet meer,” zei de zachte huilende stem.
Elena keek angstig naar achter. Ze wou weg rennen, maar waar naar toe?
“Waarom wil je weg, Lena,” vroeg de zachte stem.
“Of moet ik Elena zeggen,” zei de zware mannelijke stem.
“Hoe ken jij mijn naam? Wie ben jij,” riep Elena.
Ze keek angstig naar het kleine meisje. Het meisje draaide zich langzaam om. Haar handen en gezicht waren grijs, net als haar nachtjapon, die door het vuil grijs was geworden.
“Ken je me niet meer,” zei de zware kille stem.
Elena voelde haar spieren weer. Ze waren niet langer verlamd door de mist die in de straten hing. Ze draaide zich om en rende zo hard (als) ze kon weg. Weg van het meisje. Weg van de stem. Weg van haar angst.
“Waarom ren je, Lena,” zei de zachte huilende stem van het kleine meisje, die door de straten galmde alsof ze door een duizend man werd geschreeuwd.
Elena sloot haar ogen. Ze wou de stem niet meer horen, het meisje niet meer zien. Ze rende en rende zolang als ze dat kon volhouden. De straat leek eindeloos lang. Er kwam maar geen eind aan. Elena’s benen werden vermoeider en voelde steeds zwaarder aan. Iedere stap ging meer energie kosten dan de vorige.
Ze wou niet stoppen voor de zware kille mannelijke stem die schreeuwde met het geluid van een duizend mannen: “Elena, je hebt me verlaten!”
De kinderlijke zachte huilende stem: “Lena, waarom ren je weg voor me?”
Hoe verder ze rende, hoe luider de stemmen werden. Ze keek doodsbang om. Het kleine meisje zweefde achter haar. Schreeuwend en huilend.
“Lena, waarom? Waarom ren je weg?”
“Lena, ren niet weer weg!”
Ze struikelde. Een kinderkopje wat uit de weg stak was te hoog voor haar vermoeide benen. Ze viel hard op de grond. Haar knieën en ellebogen lagen open, haar lip bloedde. Ze keek doodsbang naar achteren. Het kleine meisje schoot op haar af, een helse kille kreet schreeuwend.
“Nee,” schreeuwde Elena zo hard ze kon.
“Elena,” riep een verontruste stem.
“Wat is er,” riep een andere stem.
Elena zat recht overeind in haar bed, bezweet en hijgend. Ze keek om zich heen en zag de lijkbleke gezichten van Alvaira en Thetis.
Verder zijn je lange beschrijvende zinnen qua inhoud heel mooi. Je weet het tempo mooi te wisselen. Ga vooral zo door, zou ik zeggen. Pas wel op met te veel dialoog, dat haalt soms een beetje het bloedstollende eruit. Ook het noemen van onnodige details kan de vaart eruithalen of de aandacht afleiden, hoewel je dat niet zoveel doet.
Ik denk werkelijk dat ik jou wat betreft de spanningsopbouw weinig meer hoef te leren. Dat lukt wel, verfijn het nog verder. Het beste wat jij zou kunnen aanscherpen is je spelling en grammatica. Ik hoop dat je hier wat aan hebt gehad, het spijt me dat ik je niet meer advies kan geven wat betreft het onderwerp van deze schrijfles!
Succes!
Alles draait om jou en mij en wij, we draaien overal omheen...
-Herman van Veen
-Herman van Veen
-
- Puntenslijper
- Berichten: 7
- Lid geworden op: 02 feb 2013 11:19
Heey,
Dit is mijn verhaal. Hoop dat het goed is. Het is wel kort....
Heel langzaam streelde ik haar. Haar ogen waren gesloten. Haar ravenzwarte haar omhulde haar kleine, porseleinen gezichtje. Ik glimlachte. Ze was mooier dan al die anderen die haar voor waren gegaan. Ik keek mijn kamer rond, naar al die honderden schilderijen die aan mijn muur hingen. Honderden schilderijen van beeldschone meisjes. Dode meisjes.
Allemaal gedood door een prachtige, vlijmscherpe mes, die in een snelle beweging hun keel had doorgesneden. Hun prachtige, slanke halzen die in een snelle beweging doordrenkt waren met bloed. Een verlangen raasde door me heen, terwijl ik aan het scharlakenrode bloed dacht, dat ik al mijn hele leven als een minnaar beschouwde. Een scharlakenrode minnaar, dat wachtte op mijn terugkomst. Ik sloot mijn ogen, en mijn hand baande zich een weg naar mijn opgezwollen lid.
‘Nog niet’ fluisterde ik mezelf in. Ik kreunde, en met al mijn zelfbeheersing liep ik naar mijn bureau. Ik opende een la, en keek naar het scherpe mes dat er rustig in lag. Klaar om weer te leven, en het leven van een ander af te nemen.
Met mijn hand omklemde ik het lemmet.
‘Nat?’ fluisterde iemand. Mijn lippen krulde op. Ik draaide me om, en verstopte het vlijmscherpe mes achter mijn rug. Ik likte langs mijn lippen, terwijl het beeld van haar in een plas van bloed voor mijn geest voorbij kwam.
‘Ja, schat?’ antwoordde ik.
‘Oh, daar ben je. Ik dacht dat je… Nou, ja. De benen had genomen.’
Ik lachte.
‘Ik zou je voor geen goud willen missen’ Langzaam stapte ik op haar af. Mijn ogen nog steeds op haar slanke, witte hals gericht.
‘Gelukkig, want weet je? Ik heb alles voor je over.’ Een brede grijns trok over mijn gezicht.
‘Echt waar? Want ik wil je om een kleine gunst vragen.’
‘Je mag me alles vragen, mijn liefste. Wat je ook vraagt, ik doe het’
Ik haalde het mes tevoorschijn, en zwaaide het voor haar gezicht.
‘Blijf alsjeblieft stilliggen, anders wordt het zo’n kliederboel…’
Dit is mijn verhaal. Hoop dat het goed is. Het is wel kort....
Heel langzaam streelde ik haar. Haar ogen waren gesloten. Haar ravenzwarte haar omhulde haar kleine, porseleinen gezichtje. Ik glimlachte. Ze was mooier dan al die anderen die haar voor waren gegaan. Ik keek mijn kamer rond, naar al die honderden schilderijen die aan mijn muur hingen. Honderden schilderijen van beeldschone meisjes. Dode meisjes.
Allemaal gedood door een prachtige, vlijmscherpe mes, die in een snelle beweging hun keel had doorgesneden. Hun prachtige, slanke halzen die in een snelle beweging doordrenkt waren met bloed. Een verlangen raasde door me heen, terwijl ik aan het scharlakenrode bloed dacht, dat ik al mijn hele leven als een minnaar beschouwde. Een scharlakenrode minnaar, dat wachtte op mijn terugkomst. Ik sloot mijn ogen, en mijn hand baande zich een weg naar mijn opgezwollen lid.
‘Nog niet’ fluisterde ik mezelf in. Ik kreunde, en met al mijn zelfbeheersing liep ik naar mijn bureau. Ik opende een la, en keek naar het scherpe mes dat er rustig in lag. Klaar om weer te leven, en het leven van een ander af te nemen.
Met mijn hand omklemde ik het lemmet.
‘Nat?’ fluisterde iemand. Mijn lippen krulde op. Ik draaide me om, en verstopte het vlijmscherpe mes achter mijn rug. Ik likte langs mijn lippen, terwijl het beeld van haar in een plas van bloed voor mijn geest voorbij kwam.
‘Ja, schat?’ antwoordde ik.
‘Oh, daar ben je. Ik dacht dat je… Nou, ja. De benen had genomen.’
Ik lachte.
‘Ik zou je voor geen goud willen missen’ Langzaam stapte ik op haar af. Mijn ogen nog steeds op haar slanke, witte hals gericht.
‘Gelukkig, want weet je? Ik heb alles voor je over.’ Een brede grijns trok over mijn gezicht.
‘Echt waar? Want ik wil je om een kleine gunst vragen.’
‘Je mag me alles vragen, mijn liefste. Wat je ook vraagt, ik doe het’
Ik haalde het mes tevoorschijn, en zwaaide het voor haar gezicht.
‘Blijf alsjeblieft stilliggen, anders wordt het zo’n kliederboel…’
- Artemiss
- Tipp-Ex team
- Berichten: 890
- Lid geworden op: 01 jul 2008 14:29
- Locatie: Ergens in de Randstad
@Typemachine
Nou ja, kort maar krachtig, toch? Op zich is het korte in dit geval niet zo'n probleem, want het ging er maar om, dat je spanning kon opbouwen.
Laten we beginnen met de positieve punten. (Ik ga nu niet zeuren over taaltechnische en grammaticale foutjes, want daar gaat het nu niet om - ze zitten er overigens wel in, hier en daar.)
De setting is heel goed gekozen. Het onderwerp leent zich bij uitstek voor bloedstollende passages.
Je beschrijvingen zijn daarnaast ook erg goed. Je kunt je bovendien redelijk goed inleven in een gevaarlijke gek, wat voor een schrijver altijd handig is.
Nu komen de kritiekpuntjes.
Je beschrijft veel en versnelt weinig. Nu hoeft dat in de specifieke passage die jij hebt besloten uit te werken ook niet per se, maar de opdracht was juist om spanning te laten zien. Wat jij hebt geschreven, is eng, verwarrend en schokkend. De spanning je erin hebt verwerkt, komt alleen niet goed tot zijn recht, omdat aan het begin van alinea 2 al duidelijk is wat de setting is. Gestoorde moordenaar is met vrouw alleen in een kamer en pakt zijn mes - rara, wat gaat daar gebeuren?
Het is ook moeilijk om iets spannend te laten zijn, vanuit het perspectief van de moordenaar (voor wie dit alles immers helemaal niet spannend is). Een beter perspectief zou zijn vanuit de vrouw, die wellicht al heel lichtjes iets vermoedt, maar niet precies weet wat... en dan is het te laat. Dat is al een stuk spannender omdat de lezer ook niet precies weet waar het heen gaat.
Ik hoop dat je wat aan deze ideetjes had. Het is wel waar, dat als je je verhaal langer maakt, dat je dan meer ruimte hebt voor spanningsopbouw.
Veel succes met schrijven!
Nou ja, kort maar krachtig, toch? Op zich is het korte in dit geval niet zo'n probleem, want het ging er maar om, dat je spanning kon opbouwen.
Laten we beginnen met de positieve punten. (Ik ga nu niet zeuren over taaltechnische en grammaticale foutjes, want daar gaat het nu niet om - ze zitten er overigens wel in, hier en daar.)
De setting is heel goed gekozen. Het onderwerp leent zich bij uitstek voor bloedstollende passages.
Je beschrijvingen zijn daarnaast ook erg goed. Je kunt je bovendien redelijk goed inleven in een gevaarlijke gek, wat voor een schrijver altijd handig is.

Nu komen de kritiekpuntjes.
Je beschrijft veel en versnelt weinig. Nu hoeft dat in de specifieke passage die jij hebt besloten uit te werken ook niet per se, maar de opdracht was juist om spanning te laten zien. Wat jij hebt geschreven, is eng, verwarrend en schokkend. De spanning je erin hebt verwerkt, komt alleen niet goed tot zijn recht, omdat aan het begin van alinea 2 al duidelijk is wat de setting is. Gestoorde moordenaar is met vrouw alleen in een kamer en pakt zijn mes - rara, wat gaat daar gebeuren?
Het is ook moeilijk om iets spannend te laten zijn, vanuit het perspectief van de moordenaar (voor wie dit alles immers helemaal niet spannend is). Een beter perspectief zou zijn vanuit de vrouw, die wellicht al heel lichtjes iets vermoedt, maar niet precies weet wat... en dan is het te laat. Dat is al een stuk spannender omdat de lezer ook niet precies weet waar het heen gaat.
Ik hoop dat je wat aan deze ideetjes had. Het is wel waar, dat als je je verhaal langer maakt, dat je dan meer ruimte hebt voor spanningsopbouw.
Veel succes met schrijven!
Alles draait om jou en mij en wij, we draaien overal omheen...
-Herman van Veen
-Herman van Veen
-
- Puntenslijper
- Berichten: 7
- Lid geworden op: 02 feb 2013 11:19
Bedankt!
Ja, ik wist al dat er hier en daar wat foutjes zaten...
Ik vind het wel fijn, want dan weet ik nu in welk perspectief ik beter schrijven kan!
Bedankt!
Ik vind het erg hulp vol, vooral omdat ik niet alleen enge verhalen in het 'moordenaars perspectief' wil schrijven maar ook in het perspectief van 'het slachtoffer'. Dus nogmaals Bedankt!
Ja, ik wist al dat er hier en daar wat foutjes zaten...
Ik vind het wel fijn, want dan weet ik nu in welk perspectief ik beter schrijven kan!

Ik vind het erg hulp vol, vooral omdat ik niet alleen enge verhalen in het 'moordenaars perspectief' wil schrijven maar ook in het perspectief van 'het slachtoffer'. Dus nogmaals Bedankt!