Er was eens een jongen, die verliefd werd op de wind. Hij volgde haar overal, tot zij zich uiteindelijk omdraaide en vroeg ‘Jongen, waarom volg je mij?’ De jongen keek haar met stralende ogen aan en zei: ‘Omdat ik verliefd op je ben, oh prachtige wind.’ De wind draaide zich trots weer om. ‘Je denkt toch niet dat ik, de machtige wind, van een doodgewone mens, een normale jongen als jij kan houden?’ vroeg de wind hooghartig, en ze ging weer door. Maar de jongen hield vol en volgde haar waar ze ook maar ging.
De wind probeerde hem nog enkele malen aan zijn verstand te brengen dat hij het op moest geven, maar de jongen bleef haar volgen en zo verstreken de jaren.
De wind had in al haar jaren al vele vijanden gemaakt, want de meeste mensen vonden haar prachtige stormen, waar ze zich zo voor inspande, vreselijk en ze haatten haar. Een groep mannen had zich samengespannen en lokte de wind in een val. Ze bouwden een huis vol kieren, waar de wind lekker kon tochten, want daar hield het van. Binnen in het huis bouwden ze veel gangen, met in het midden een erg mooie, glimmende diamant, om haar nieuwsgierigheid te wekken. En het werkte. De wind ging het huis binnen, waar haar al meteen de gloed opviel. Ze zwenkte door de gangen en kwam in het midden uit. Zelfs zij, die zoveel wonderen had gezien, moest even naar adem snakken toen ze de prachtige edelsteen zag.
De jongen wachtte buiten op haar. Vanuit het hoekje waar hij zat zag hij de groep mannen alle kieren dichtstoppen. Hij wachtte tot ze weg waren en liep toen naar het huis toe. Daar had de wind ondertussen door dat ze vastzat, en ze schreeuwde van woede. ‘Wind, wind, prachtige wind. Ik kan je hier uithalen.’ Hoorde ze plotseling een zachte stem zeggen. ‘Jongen?’ vroeg ze verbaasd. ‘Hoe zou jij mij, de machtige wind kunnen helpen?’ ‘Ik heb gezien hoe mannen het luik dichtstopten, en ik kan de kieren weer openmaken,´ antwoordde hij. ‘Als je dat doet, zal ik je voor eeuwig dankbaar zijn,´ sprak de wind. ‘Hoef ik dan niet meer achter je aan te lopen, maar zullen wij dan samen reizen?’ vroeg de jongen. ‘Zo zal het zijn,’ beloofde de wind. De jongen pulkte een paar kieren open en de wind wrong zich erdoor heen. ‘Zo jongen, nu zullen we samen verdergaan, als jij die diamant voor me haalt.’ De jongen keek de mooie wind aan en ging toen zonder sputteren het huis in. Hij haalde de diamant en gaf hem aan de wind. De wind lachte verheugd en duwde de jongen weer het huis in, waarna ze het dichtstopte. ‘Wind, wind, prachtige wind! Wat doe je toch? We zouden samen zijn!’ schreeuwde de jongen. ‘Wat denk je, dat ik, de machtige wind, samen zou kunnen zijn met zo’n mens als jij, zo’n normale jongen? Minstens koning zou je moeten zijn!’ blies de wind en kakelend ging ze er vandoor. De jongen ging op de vloer zitten en huilde. Even later kwamen de mannen weer. Ze werden woedend toen ze merkten dat de wind weer vrij was. Toen ze begrepen dat de jongen haar had vrij gelaten richtten ze hun woede tot hem en ze gooiden hem gebonden in de rivier.
De rivier had medelijden met de jongen, die geboeid in zijn water was gegooid. Hij vond dat de jongen er sympathiek uitzag en besloot hem niet te laten verdrinken, maar hij droeg de jongen weg uit de boze stad, ver weg, tot hij in een prettig land was. Daar kabbelde hij zachtjes voort, terwijl hij de jongen meevoerde. Die werd langzaam wakker en merkte dat hij in het water lag. ´Rivier! Oh, vriendelijke rivier! Waarom heb je mij niet laten verdrinken?’ riep hij verbaasd uit. ‘Waarom wel?’ vroeg de rivier met vriendelijke stem. ‘Je leek mij een aardige jongen. Vertel me eens, waarom hebben die mannen je in het water gegooid? Wat had je hen misdaan?’ ‘Niets,’ snikte de jongen, en hij vertelde de rivier zijn hele verhaal, over zijn liefde voor de wind en haar gemene streek. De rivier zuchtte. ‘Mijn zuster is zo trots,´ zei hij vermoeid. ‘Uw zuster ? De prachtige wind is uw zuster? Hoe kan dat, oh vriendelijk riviertje, dat uw zuster zo machtig is en u zo klein?’ Opeens schudde de rivier en de jongen verdronk bijna in de enorme golven. Het water overspoelde het land.
‘Zie je dat, jongen? Het water, want dat ben ik, is net zo machtig als de wind,’ bulderde de rivier. ‘Ik snap het, machtig water,’ zei de jongen met grote ogen, en het water veranderde weer in het rustige riviertje.
‘Kom jongen, vertel me, wat vind je van dit land? Heb je ook zulk goed, mooi land gezien?’ De jongen schudde zijn hoofd. ‘Ik zal je koning maken, want ik vind je een aardige jongen. Luister goed naar me, want zo krijg je dit land. Ik zal het land overspoelen, maar als jij tegen me zegt, dat ik me terug moet trekken, zal ik dat doen. Wacht dus, tot de nood het hoogst is.’ De jongen knikte verheugd en stapte uit het water. Hij mengde zich onder de bevolking in de aardige hoofdstad en wachtte tot de rivier zou komen.
En hij kwam, meteen de volgende dag. Hij overspoelde de stad. De jongen waarschuwde de inwoners net op tijd en ze vluchtten naar de hoogste plek van het dorp, maar het water bleef maar stijgen. ‘Kan niemand ons dan helpen?’ gilde een vrouw vertwijfeld. De jongen wilde al roepen, maar de rivier knipoogde hem nog even stil te blijven. Het hele dorp begon te schreeuwen, maar weer gaf de rivier hem een teken niet te roepen. Plots zag de jongen een klein kindje zwemmen,dat gilde. Zonder aan de rivier te denken dook hij het water in. Hij redde het kindje en klom druipend en moe weer op de kant. Toen bedacht hij pas dat hij dit water kon stoppen. ‘Oh machtig water, stop met stromen. Laat ons,´ schreeuwde hij de rivier toe, en het water trok zich onmiddellijk terug. De mensen juichten. ‘Een held! Redder van onze kinderen! Vriend van de rivier! Jongen, wij hebben geen koning. Wil jij onze koning worden?’ riepen ze hem toe. De jongen stemde in en werd een goede koning. Zijn leven bestond uit het regeren van zijn mensen, waar hij veel plezier in had. Hij trouwde niet, maar had vele vrienden die allemaal veel van hem hielden en hem vaak kwamen opzoeken. Toch vergat hij zijn oude vriend het water niet. Hij kwam vaak naar de rivier om met hem te praten.
Er waren al jaren voorbij gegaan sinds de jongen koning was in het goede, mooie land, en de jongen was een man geworden.
Ondertussen had de wind het moeilijk. Ze werd steeds meer opgejaagd en wist dat ze moest uitwijken naar een ander deel van de wereld. Voordat ze ging, wilde ze eerst afscheid nemen van haar broer. Ze zocht het machtige water op en vertelde hem dat ze weg moest. ‘Blijf eerst nog even bij me,´ zei het water vriendelijk. ‘Hier, in dit land, zal je niet weggestuurd worden. Daar zorgt de koning wel voor.’ ‘De koning?’ vroeg de wind verbaasd. ‘Wie is dat?’ ‘Dat zul je nog wel zien,’ lachte het water. De wind ging erop uit, ze kon niet zolang op één plek blijven. Ze dwaalde rond in het land en zag hoe mooi het was, en hoe vrolijk de mensen keken. Ze richtte een storm aan van puur plezier, en de mensen lachten alleen maar.
‘Hoe kan het, dat jullie alleen maar lachen?’ vroeg de wind de mensen verbaasd. ‘Waarom zijn jullie niet boos?’ ‘Waarom wel?’ riepen de mensen lachend terug. ‘Onze koning heeft ons geleerd, dat de wind stormen maakt als ze plezier heeft, en wij hebben zelf ook graag plezier. Bovendien vergoed onze koning de schade die je maakt, zodat wij er verder geen last van hebben. Storm jij maar raak, wind!´Maar de wind hield op met stormen en ging verder. Ze vroeg zich af, wie die koning wel niet kon zijn. ´Het moet wel een wijs man zijn, dat hij zoveel van mij weet,´ zei ze bedachtzaam tegen zichzelf. Ze kwam langs een boerenhoeve, waar de kinderen vrolijk achter haar aan kwamen rennen. Ze lachte en woei hen door de haren. Ze pakte van het ene kind het hoedje af, maar het lachte alleen maar naar haar en keek. De wind hield verbaasd op met waaien. ´Wordt je niet boos, als ik je hoedje afpak?’ vroeg ze het kind verbaasd. ‘Nee hoor, onze koning heeft ons geleerd, van de wind te houden, want dat doet hij zelf ook. Speel jij maar met mijn hoedje, wind!’ lachte het kind vrolijk. Maar de wind liet het hoedje los en ging langzaam verder. Wie houdt er nu nog van mij? dacht ze mismoedig. Ik heb de mensen altijd met trots en neerbuigendheid behandeld, zoals die ene jongen, die mij altijd volgde en die ze verdronken hebben. Ze kwam langs het mooie slot van de koning en besloot een kijkje te nemen. Ze wrong zich door kieren en gaten en kwam uiteindelijk in het regeervertrek van de koning. Daar waren een hoop mannen, maar de wind herkende de koning meteen aan zijn kroon.
Wat een mooie man, dacht ze. Hij lijkt zo wijs en vriendelijk. En toch doet hij me aan iemand denken, maar ik weet niet wie. Ik weet toch zeker dat ik nog nooit zo iemand ontmoet heb.
Plots ging de koning rechtop staan. ‘Vrienden,’ sprak hij, ‘we hebben een gaste. Ik voel dat de wind hier is. Kom wind, laat je zien.’ De wind kwam verlegen vanuit de kieren en gaten te voorschijn en vulde de kamer. ‘Oh, grote koning, dank u, dat ik in uw land mag verblijven,’ zei ze nederig. ‘Het is me een eer,’ boog de koning terug, ‘om de wind te mogen ontvangen in ons land. Heren, betoon uw eer aan de machtige wind.’ Alle heren in de zaal bogen voor haar, en de koning verexcuseerde zich bij hen en vroeg de wind met hem buiten te gaan lopen, wat ze graag deed. Ze woei naast hem mee terwijl hij door zijn land liep. ‘Ik dacht, dat je wel liever buiten zou zijn dan binnen,’ zei de koning glimlachend. ‘Oh, wijze koning, hoe komt het, dat jij mij zo goed kent, en ik jou absoluut niet.’ ‘Dat was altijd al zo,’ zei de koning lachend, ‘maar dat geeft niet. Wind! Wind! Oh prachtige wind! Je mag zolang van mijn land gebruik maken als je wilt.’ De koning wilde teruglopen, maar de wind hield hem tegen. ‘Ik zie het nu! Jij bent het! De jongen! Ik dacht, dat je niet meer leefde!’ ‘Ja, ik ben het,’ zei de koning ernstig, ‘je broer, het water, heeft me gered. Hij heeft er ook voor gezorgd dat ik koning van dit land ben.’ ‘Waarom ben je zo vriendelijk voor me, nadat ik je zo gemeen behandeld heb?’ vroeg de wind verbaasd. ‘Omdat ik vroeger verliefd op je was, en omdat ik veel van je broer houdt, hij is mijn beste vriend. Oh, prachtige wind, laten wij nu ook vrienden worden.’ De wind knikte en vanaf dat moment was er geen land ter wereld waar ze zo vaak kwam als in dat van de koning. Ze bracht de mooiste geschenken voor hem mee, en op een dag kwam ze terug van een reis met een heel mooi en lief meisje. ‘Zij zal je dagen nog stralender maken, en jullie kinderen zullen nog meer vreugde in je leven brengen.’Zei ze de koning, en de koning nam haar advies ter harte en trouwde met het meisje, want hij was meteen op slag verliefd op haar geworden. Ze kregen negen kinderen, die allemaal net zo veel van de wind en het water hielden als de koning en de koningin zelf.
De koning werd enorm oud, en stierf met een tevreden hart. De oudste zoon nam het bewind over het land van hem over en de koning werd begraven.
Maar de wind legde de diamant op zijn borst en het water overspoelde zijn graf om het vruchtbaar te maken. En elk jaar, op zijn sterfdag, kwamen ze samen op zijn graf en treurden om hem, zelfs toen de mensen hem allang vergeten waren.
De jongen die verliefd werd op de wind - Een Sprookje
-
- Balpen
- Berichten: 144
- Lid geworden op: 18 jun 2012 21:31
Wat leuk bedacht. Een heus sprookje... 

Even Miracles take A Little Time
-
- Balpen
- Berichten: 299
- Lid geworden op: 18 dec 2012 16:44
- Contacteer:
Heel gaaf verhaal! Zoals Daantje al zegt, het is echt een sprookje, en ook echt geschreven in de stijl van een sprookje. Bij een ander soort verhaal zou ik misschien zeggen: neem meer de tijd voor sommige gebeurtenissen, maak het beschrijvender. Maar hier past die manier van schrijven juist wel heel goed.
Waar je nog wel even naar zou kunnen kijken, zijn de dialogen. Een voorbeeldje om uit te leggen wat ik bedoel:
‘Blijf eerst nog even bij me,’ zei het water vriendelijk.
Als er een vraagteken of een uitroepteken staat, blijft die wel staan, maar de andere regels werken hetzelfde:
‘De koning?’ vroeg de wind verbaasd.
Er zijn meerdere regels over leestekens in dialogen en er bestaat discussie over wat juist is, maar dit is degene die door de meeste uitgevers van fictie gehanteerd wordt. En dus waarschijnlijk degene die je jezelf ook wil aanleren
Verder staat het over het algemeen mooier als je in een dialoog op een nieuwe regel begint, zodra er een ander persoon aan het woord komt (of überhaupt iets doet). Dus:
Dit is echter geen verplichte regel en je kunt er best van afwijken. Een enter levert toch een soort kleine pauze op, en soms wil je dat niet. Maar over het algemeen is het een goede regel om aan te houden.
Een heel verhaal, ik hoop dat je er wat aan hebt!
Waar je nog wel even naar zou kunnen kijken, zijn de dialogen. Een voorbeeldje om uit te leggen wat ik bedoel:
Allereerst even over de leestekens. Het lastige van dialogen is dat er eigenlijk twee zinnen zijn: de zin die gezegd wordt, en de volledige zin (inclusief het 'zei persoon X'). Wat hoofdletters en punten betreft moet je naar de volledige zin kijken. Dus 'zei' of 'vroeg' krijgt geen hoofdletter! Sterker nog, een punt aan het eind van wat er gezegd wordt verandert in een komma, als er buiten de aanhalingstekens nog een stuk zin komt. Oh, en na de aanhalingstekens komt altijd een spatie. In de praktijk wordt dat:Ondertussen had de wind het moeilijk. Ze werd steeds meer opgejaagd en wist dat ze moest uitwijken naar een ander deel van de wereld. Voordat ze ging, wilde ze eerst afscheid nemen van haar broer. Ze zocht het machtige water op en vertelde hem dat ze weg moest. ‘Blijf eerst nog even bij me.’Zei het water vriendelijk. ‘Hier, in dit land, zal je niet weggestuurd worden. Daar zorgt de koning wel voor.’ ‘De koning?’Vroeg de wind verbaasd. ‘Wie is dat?’ ‘Dat zul je nog wel zien.’Lachte het water.
‘Blijf eerst nog even bij me,’ zei het water vriendelijk.
Als er een vraagteken of een uitroepteken staat, blijft die wel staan, maar de andere regels werken hetzelfde:
‘De koning?’ vroeg de wind verbaasd.
Er zijn meerdere regels over leestekens in dialogen en er bestaat discussie over wat juist is, maar dit is degene die door de meeste uitgevers van fictie gehanteerd wordt. En dus waarschijnlijk degene die je jezelf ook wil aanleren

Verder staat het over het algemeen mooier als je in een dialoog op een nieuwe regel begint, zodra er een ander persoon aan het woord komt (of überhaupt iets doet). Dus:
Dit maakt het makkelijker voor de lezer om in één keer te zien wie er aan het woord is. Nu moet ik zeggen dat ik daar bij dit verhaal in eerste instantie geen last van had, maar het zou zomaar kunnen gebeurenOndertussen had de wind het moeilijk. Ze werd steeds meer opgejaagd en wist dat ze moest uitwijken naar een ander deel van de wereld. Voordat ze ging, wilde ze eerst afscheid nemen van haar broer. Ze zocht het machtige water op en vertelde hem dat ze weg moest.
‘Blijf eerst nog even bij me,’ zei het water vriendelijk. ‘Hier, in dit land, zal je niet weggestuurd worden. Daar zorgt de koning wel voor.’
‘De koning?’ vroeg de wind verbaasd. ‘Wie is dat?’
‘Dat zul je nog wel zien,’ lachte het water.

Een heel verhaal, ik hoop dat je er wat aan hebt!

Ik hou heel erg van sprookjes en deze vind ik erg mooi
de titel vind ik uitnodigend en passend 
ik kijk uit naar meer sprookjes van je ^.^


ik kijk uit naar meer sprookjes van je ^.^
- Never give up on anything, because miracles happen every day -
My head is a jungle...
My head is a jungle...
Echt een heel mooi sprookje! Ik werd er echt even helemaal door opgezogen! Deed me een beetje denken aan De Kleine Johannes. Het is mooi en origineel en ik werd er even helemaal door opgezogen.
Ik hoop dat je snel weer wat schrijft. En inderdaad, ik vond de titel ook heel mooi en pakkend. Ik was eigenlijk ook niet van plan om iets te gaan lezen, maar toen zag ik jouw titel en moest het toch nog even lezen. En daar heb ik geen spijt van. 


Heel erg leuk bedacht!
For sale: Babyshoes, never worn