Proloog
Gehaast liep ze door de straten. Op de hoek bij een caffetaria stopte ze even. Moe van het rennen liet ze haar bovenlichaam voorover vallen. Met haar ene hand steunde ze op haar knie terwijl de andere stevig haar hals omsloot. Haar gehijg was duidelijk te horen en haar hart klopte in haar keel.
Blonde lokken deinsden langs haar gezicht op en neer op het ritme van de versnelde ademhaling.
Haar hand omklemde haar hals nu nog steviger en ze trok, zonder resultaat. Druppels zweet liepen over haar voorhoofd.
Eenmaal een beetje op adem gekomen schoten de vragen door haar hoofd.
'Waarom ik, van alle mensen die ze konden kiezen...'
Even dacht ze na over een antwoord. Maar tijd om deze te formuleren had ze niet. In de verte klonken de gierende banden van het zwarte gevaarte al. Ze hadden haar opnieuw gevonden. Ze duwde zich overeind en liet nu haar hals los. Ze wist dat ze hier weg moest, maar waar naartoe? Zo snel haar benen haar konden dragen rende ze door de straten. Ze rende langs deze verlaten huizen, onder de brandende lantaarnpalen.
Haar hart klopte in haar keel en haar hoofd bonsde.
'Ze hebben me weer gevonden'
De volle maan scheen helder aan de hemel. Het was waar wat de oude man had gezegd, met de volle maan zou ze vrij zijn.
Het slippen van de banden was het teken dat de jeep de straat had bereikt. Ze versnelde haar pas en sloeg een smal steegje in. Het steegje was niet breed genoeg voor de zwarte wagen, en de achtervolging zou hier dus stoppen
Een glimlach bekroop haar gezicht, maar deze maakte al snel weer plaats voor angst.
Een stroomstoot baande zich een weg door haar lichaam, de tweede waarschuwing. Met een kreet van pijn klapte ze op de grond. Achter haar klonk het dichtslaan van een portier, gevolgd door gehaast voetstappen en geschreeuw.
Even keek ze over haar schouder. De mannen hadden beiden kort haar en een zwarte outfit. Een van hen droeg een geweer op zijn rug.
Vlug krabbelde ze overeind en begon weer te rennen. De afstand tussen haar en de twee mannen was nu zo'n vijf meter. De voetstappen achter haar halveerden, een van hen bleef staan.
Ze besloot niet om te kijken en rende verder.
Al snel werd duidelijk waarom een van de mannen was gestopt. Er klonk een knal, gevolgd door een tweede en zelfs een derde.
Ze negeerde het geluid en bleef rennen, tot een kogel zich in het vlees van haar onderbeen boorde. Ze klapte voorover en voelde hoe een warme vloeistof zich over haar been verspreidde.
De voetstappen klonken nu langzamer, een van de mannen knielde naast haar neer. Ze zag hoe hij een naald tevoorschijn haalde en deze omhoog hield. Zijn hand streek even langs haar wang toen zijn gezicht langzaam dichterbij kwam.
"Ik zei nog dat ontsnappen geen optie was."
Met die woorden stak hij de naald in haar bovenarm. Inderdaad, ontsnappen is geen optie. 'Ik ben verdoemd.' Haar gedachten zakten weg en een duisternis nam haar over.
Overgenomen
Hoofdstuk 1
Loom staarde Liv uit het raam.
'Ugh, regen.'
Met een zucht stond ze op en gleed in haar pantoffels. Dit beloofde weer zo'n dag te worden. Ze liep naar de spiegel en deed haar blonde lokken in een slordige knot bovenop haar hoofd. Ze wreef onder haar ogen. De grauwe glans veroorzaakte een glimlach op haar gezicht.
'Mijn ogen weerspiegelen vandaag.'
Met een lachje deed ze de deur open, waarna ze de trap afliep naar beneden. Haar ouders zaten al aan de ontbijttafel, zoals iedere dag. Als Liv beneden kwam gingen zij net weg.
"Eet smakelijk liefje, ik moet de bus zien te halen."
Haar moeder plantte een kus op het hoofd van Liv en snel greep ze een broodje. Liv glimlachte slaperig en mompelde een gedag terwijl ze zelf ook een broodje uit de schaal nam.
Liv deed vlug wat jam in het broodje, toen ze een hap wilde nemen stond ook haar vader op.
"Ik moet ook gaan. Over een kwartier heb ik een vergadering."
Hij streek even met zijn hand langs Liv's schouder en liep daarna achter zijn vrouw aan.
Bij de aanraking van haar vader voelde Liv een rilling over haar rug lopen.
Ze schudde de gedachtes meteen weg en nam een hap van haar broodje.
Dit was inderdaad zo'n dag.
Ze veegde de slaap uit haar ogen en keek op de klok.
'Shit, al zeven uur.'
Ze propte de laatste happen brood naar binnen en stormde de trap op.
'Kleding....'
Kleding was voor Liv altijd 'the issue of the day' uren stond ze voor de kast allerlei outfit's uit te proberen om na tien pogingen te besluiten toch maar de eerste optie te nemen.
Dit maal had ze hier geen tijd voor. Ze griste een skinny jeans en een topje uit haar kast. Ze keek even naar zichzelf in de spiegel. Een crème kleurig topje op een blauwe jeans. 'Daar moet een jasje bij.'
Snel nam ze een jasje en wierp deze op haar bed.
Ze ontdeed haar haren van het elastiek en raasde er een borstel doorheen.
'Laten we de make-up simpel houden.'
Haastig deed ze wat foundation, eyeliner en mascara op en keek tevreden naar het resultaat.
Ze nam het jasje van haar bed en stapte in haar hakken.
Eenmaal beneden greep ze haar handtas en sleutels en stapte de deur uit. Buiten de deur trok ze het jasje aan terwijl ze de auto van slot deed.
'En zo kom je dus te laat.'
Ze wierp haar tas op de bijrijders stoel en ging zitten. Het portier deed ze met een knal dicht terwijl de auto naar de verbinding met haar telefoon zocht.
"Tyron heeft verbinding gemaakt met de I-phone van Livanah. U kunt nu rijden."
Liv zuchtte, deze auto was in alles heel handig, maar die robot stem was vreselijk.
Ze keek over haar schouder en reed uit haar parkeervak de weg op.
'Als ik opschiet ben ik hooguit vijf minuten te laat.'
De auto rit verliep zonder problemen. Liv stapte snel uit en deed de auto weer op slot.
Ze rende de trap op en liep door de deuren, onderweg nog snel haar haar fatsoenerend.
Bij de balie stopte ze even.
"Ellen, kun je mijn post naar mijn kantoor laten brengen? O en doe ook maar een koffie, ook graag op kantoor."
Liv wachtte even op het knikje van haar collega en liep toen verder.
Ellen werkte als een soort antwoordapparaat achter de balie. Ze had kort, stekelig bruin haar, wat ze soms wel eens naar beneden liet hangen. Helaas was haar haar hier iets te kort voor. Verder was Ellen heel klein en droeg ze altijd een rokje tot op haar knieën.
Bij de lift aangekomen schudde Liv haar hoofd. 'Ik neem de trap wel.'
Al snel had ze spijt van deze beslissing. Na twee trappen was ze al buiten adem. Weer drie trappen later had ze haar verdieping bereikt. Ze was inderdaad te laat. De mensen stonden voor een gesloten deur te wachten.
"Excuses, ik stond in de file."
Standaard excuus. De mannen groeten Liv met een knikje terwijl deze de deur ontgrendelde.
"Komt u verder. Wilt u koffie, thee?"
Loom staarde Liv uit het raam.
'Ugh, regen.'
Met een zucht stond ze op en gleed in haar pantoffels. Dit beloofde weer zo'n dag te worden. Ze liep naar de spiegel en deed haar blonde lokken in een slordige knot bovenop haar hoofd. Ze wreef onder haar ogen. De grauwe glans veroorzaakte een glimlach op haar gezicht.
'Mijn ogen weerspiegelen vandaag.'
Met een lachje deed ze de deur open, waarna ze de trap afliep naar beneden. Haar ouders zaten al aan de ontbijttafel, zoals iedere dag. Als Liv beneden kwam gingen zij net weg.
"Eet smakelijk liefje, ik moet de bus zien te halen."
Haar moeder plantte een kus op het hoofd van Liv en snel greep ze een broodje. Liv glimlachte slaperig en mompelde een gedag terwijl ze zelf ook een broodje uit de schaal nam.
Liv deed vlug wat jam in het broodje, toen ze een hap wilde nemen stond ook haar vader op.
"Ik moet ook gaan. Over een kwartier heb ik een vergadering."
Hij streek even met zijn hand langs Liv's schouder en liep daarna achter zijn vrouw aan.
Bij de aanraking van haar vader voelde Liv een rilling over haar rug lopen.
Ze schudde de gedachtes meteen weg en nam een hap van haar broodje.
Dit was inderdaad zo'n dag.
Ze veegde de slaap uit haar ogen en keek op de klok.
'Shit, al zeven uur.'
Ze propte de laatste happen brood naar binnen en stormde de trap op.
'Kleding....'
Kleding was voor Liv altijd 'the issue of the day' uren stond ze voor de kast allerlei outfit's uit te proberen om na tien pogingen te besluiten toch maar de eerste optie te nemen.
Dit maal had ze hier geen tijd voor. Ze griste een skinny jeans en een topje uit haar kast. Ze keek even naar zichzelf in de spiegel. Een crème kleurig topje op een blauwe jeans. 'Daar moet een jasje bij.'
Snel nam ze een jasje en wierp deze op haar bed.
Ze ontdeed haar haren van het elastiek en raasde er een borstel doorheen.
'Laten we de make-up simpel houden.'
Haastig deed ze wat foundation, eyeliner en mascara op en keek tevreden naar het resultaat.
Ze nam het jasje van haar bed en stapte in haar hakken.
Eenmaal beneden greep ze haar handtas en sleutels en stapte de deur uit. Buiten de deur trok ze het jasje aan terwijl ze de auto van slot deed.
'En zo kom je dus te laat.'
Ze wierp haar tas op de bijrijders stoel en ging zitten. Het portier deed ze met een knal dicht terwijl de auto naar de verbinding met haar telefoon zocht.
"Tyron heeft verbinding gemaakt met de I-phone van Livanah. U kunt nu rijden."
Liv zuchtte, deze auto was in alles heel handig, maar die robot stem was vreselijk.
Ze keek over haar schouder en reed uit haar parkeervak de weg op.
'Als ik opschiet ben ik hooguit vijf minuten te laat.'
De auto rit verliep zonder problemen. Liv stapte snel uit en deed de auto weer op slot.
Ze rende de trap op en liep door de deuren, onderweg nog snel haar haar fatsoenerend.
Bij de balie stopte ze even.
"Ellen, kun je mijn post naar mijn kantoor laten brengen? O en doe ook maar een koffie, ook graag op kantoor."
Liv wachtte even op het knikje van haar collega en liep toen verder.
Ellen werkte als een soort antwoordapparaat achter de balie. Ze had kort, stekelig bruin haar, wat ze soms wel eens naar beneden liet hangen. Helaas was haar haar hier iets te kort voor. Verder was Ellen heel klein en droeg ze altijd een rokje tot op haar knieën.
Bij de lift aangekomen schudde Liv haar hoofd. 'Ik neem de trap wel.'
Al snel had ze spijt van deze beslissing. Na twee trappen was ze al buiten adem. Weer drie trappen later had ze haar verdieping bereikt. Ze was inderdaad te laat. De mensen stonden voor een gesloten deur te wachten.
"Excuses, ik stond in de file."
Standaard excuus. De mannen groeten Liv met een knikje terwijl deze de deur ontgrendelde.
"Komt u verder. Wilt u koffie, thee?"
Kagayaiteiru Miraii terasu hikari
Okee, ik ben niet heel goed in commentaar geven en eigenlijk heb ik ook geen commentaar!
Ik ben heel beniewd naar het vervolg, en ik vind vooral de achtervolging goed omschreven, ik word echt het verhaal ingezogen.
Schrijf snel verder!
Ik ben heel beniewd naar het vervolg, en ik vind vooral de achtervolging goed omschreven, ik word echt het verhaal ingezogen.
Schrijf snel verder!
Who can you trust?
Ik ben benieuwd waar dit heen gaat!
Ik heb wel een tip voor je, maar die hoef je niet aan te nemen.
Het zou misschien wat duidelijker zijn als je de gedachtegang van Liv schuingedrukt staat.
Nu dacht ik dat ze een aantal keer in haar zelf aan het praten was.
Snel verder!
Ik heb wel een tip voor je, maar die hoef je niet aan te nemen.
Het zou misschien wat duidelijker zijn als je de gedachtegang van Liv schuingedrukt staat.
Nu dacht ik dat ze een aantal keer in haar zelf aan het praten was.
Snel verder!
Live it, Love it, Read it.
Don't judge a book, by the cover.
Music on, World off.
May the odds be EVER in your favor.
Don't judge a book, by the cover.
Music on, World off.
May the odds be EVER in your favor.
Ja, ik had al door dat je het zo had gedaan.
Maar veel mensen (waaronder ik) vinden schuin makkelijker.
Ik lees best snel, en dan moet je terug kijken of het ' of " is, haha.
Snel verder
Maar veel mensen (waaronder ik) vinden schuin makkelijker.
Ik lees best snel, en dan moet je terug kijken of het ' of " is, haha.
Snel verder

Live it, Love it, Read it.
Don't judge a book, by the cover.
Music on, World off.
May the odds be EVER in your favor.
Don't judge a book, by the cover.
Music on, World off.
May the odds be EVER in your favor.
Mocht je je een keer vervelen, probeer dan eens de betekenis van de namen op te zoeken. Liv zou ik nog niet doen, want later hoor je haar volledige naam.
Hoofdstuk 2
Ze knipperde met haar ogen tegen het licht. 'Waar ben ik?'
Ze hield haar hand boven haar gezicht zodat ze om zich heen kon kijken. Haar arm voelde pijnlijk aan en ook zwaar.
Ze keek om zich heen. De ruimte had witte muren en een wit plafon, behalve de metalen tafel waar ze op lag was er niets. Nu pas viel haar blik op haar arm. Een zware stalen ketting zat om haar pols gebonden.
'Wat?'
Verbaasd tilde ze haar andere arm op, ook deze was voorzien van een ketting.
Ze duwde zichzelf overeind. Een duizelig gevoel nam haar over. Als in een reflex greep ze haar hoofd vast.
'Waar ben ik?'
Opnieuw keek ze om zich heen. De waas die de duizeligheid had veroorzaakt trok langzaam weg.
De vloer was grijs van kleur en voor haar bevond zich een deur. Ze zette haar voeten neer op de grond. Haar schoenen waren niet langer aanwezig en ook haar kleding was weg. In plaats van het jurkje dat ze eerst droeg, was ze nu gehuld in een witte japon.
Ze schudde de verwarring van de kleding uit haar hoofd. Ze had geen tijd om stil te staan bij kleding. Ze sprong van de tafel en liep naar de deur. Op een meter afstand werd ze teruggetrokken en klapte ze tegen de tafel aan.
Ze greep naar haar achterhoofd. Er was gelukkig geen bloed.
'Bloed...'
De herinnering flitste door haar hoofd. De achtervolging door de verlaten straten, de zwarte jeep, de twee mannen, het geweer, het steegje, het schot, de kogels. De kogels.
Ze trok haar japon een stukje op en inspecteerde haar benen.
'Waar is de wond? Geen hechtingen, niets. Was dit alles dan een droom geweest?'
Verward bleef ze zitten. Dit was nu al dagen zo, dacht ze iets gedaan te hebben, was er vervolgens geen spoor van over.
Ze was zo in gedachten verzonken dat ze niet had gemerkt dat er een man in een lange witte jas naar binnen was komen lopen.
"Ah, u bent wakker. Dat is mooi, dan kunnen we zo even wat testjes uitvoeren."
Verbaasd keek ze op naar de man. 'Ken ik hem? Wat doet hij hier? En wat doe ik hier?'
Alsof de man haar gedachten kon lezen begon hij de vragen te beantwoorden.
"Ik ben dokter Than. Ik werk hier als arts aan ons instituut. Heeft u enig idee waarom u hier bent?"
De dokter keek haar indringend aan en ze wende haar gezicht af.
Vanuit haar ooghoeken zag ze een glimlach op het gezicht van dokter Than verschijnen.
'Wat wil die man van me? Ik ben niet ziek, laat staan gek.'
"Zou u zo vriendelijk willen zijn met mij mee te lopen, mejuffrouw?"
De vergadering was snel afgelopen en Liv schudde iedereen de hand.
"Dank u voor uw aanwezigheid. Ik hoor nog wel van u via mijn secretaresse."
De mannen knikten even naar Liv en met een zucht van opluchting sloot Liv de deur.
'Eindelijk!'
Ze griste haar jas en tas van de tafel en liep de kamer uit.
'Koffie.'
Ze draaide een aantal hoeken om en liep haar kantoortje in. Met haar voet schopte ze de deur dicht terwijl ze haar spullen op de stoel in de hoek wierp.
Met een tevreden glimlach nam ze plaats achter haar bureau. Haar hand gleed langs het hout terwijl haar andere hand de warme koffiemok omsloot.
De vloeistof gleed door haar keel naar beneden en liet een warme gloed achter.
Met het puntje van haar schoen drukte ze haar computer aan, waarna ze afzette om een rondje te draaien.
Opnieuw nam ze een slok van haar koffie.
Nu pas vielen haar ogen op de post die Ellen hier had gebracht. Ze verslikte zich bijna in haar koffie toen ze zag wat er bovenop lag.
Een rode enveloppe ter grote van een A-5, met in sierlijke zwarte letters haar naam erop.
Livanah Destiny Zwartsch
Liv nam de enveloppe van de stapel en draaide deze om in haar hand. 'Waar heb ik dit toch eerder gezien?'
Tijd om de vraag te beantwoorden was er niet want haar deur vloog open. Vlug verborg Liv de enveloppe achter haar rug.
"Ellen!" zei ze joviaal.
Liv kon zichzelf wel voor haar hoofd slaan. 'Sinds wanneer doe ik zo vrolijk tegen Ellen?'
Ellen had dit blijkbaar ook gemerkt, ze had een van haar wenkbrauwen opgetrokken.
"Ik kwam even zeggen dat er telefoon voor je is, onder lijn 1."
Liv knikte even en Ellen liep weg.
Vlug stopte Liv de enveloppe in haar handtas. Daarna liep ze terug naar haar bureau. Ze nam de hoorn van de houder en toetste de een in.
"Goedendag, u spreekt met Liv van Galaxy. Waarmee kan ik u helpen?"
"Livanah..."
Liv fronste even, hoe wist deze vreemde man, zijn stem was immers erg laag, haar naam?
"Ja, daar spreekt u mee. Kan ik u helpen?" probeerde ze nogmaals.
"Destiny Zwartsch..."
Er klonk een stilte, alleen de zware ademhaling van de vreemde was nu hoorbaar. Na een aantal seconden, die echter uren leken te duren werd de ademhaling onderbroken.
"Liv, als jij dit bent. Kijk u..."
Liv knipperde even met haar ogen, alsof dat de verbazing weg zou kunnen nemen. De verbinding was verbroken.
Hoofdstuk 2
Ze knipperde met haar ogen tegen het licht. 'Waar ben ik?'
Ze hield haar hand boven haar gezicht zodat ze om zich heen kon kijken. Haar arm voelde pijnlijk aan en ook zwaar.
Ze keek om zich heen. De ruimte had witte muren en een wit plafon, behalve de metalen tafel waar ze op lag was er niets. Nu pas viel haar blik op haar arm. Een zware stalen ketting zat om haar pols gebonden.
'Wat?'
Verbaasd tilde ze haar andere arm op, ook deze was voorzien van een ketting.
Ze duwde zichzelf overeind. Een duizelig gevoel nam haar over. Als in een reflex greep ze haar hoofd vast.
'Waar ben ik?'
Opnieuw keek ze om zich heen. De waas die de duizeligheid had veroorzaakt trok langzaam weg.
De vloer was grijs van kleur en voor haar bevond zich een deur. Ze zette haar voeten neer op de grond. Haar schoenen waren niet langer aanwezig en ook haar kleding was weg. In plaats van het jurkje dat ze eerst droeg, was ze nu gehuld in een witte japon.
Ze schudde de verwarring van de kleding uit haar hoofd. Ze had geen tijd om stil te staan bij kleding. Ze sprong van de tafel en liep naar de deur. Op een meter afstand werd ze teruggetrokken en klapte ze tegen de tafel aan.
Ze greep naar haar achterhoofd. Er was gelukkig geen bloed.
'Bloed...'
De herinnering flitste door haar hoofd. De achtervolging door de verlaten straten, de zwarte jeep, de twee mannen, het geweer, het steegje, het schot, de kogels. De kogels.
Ze trok haar japon een stukje op en inspecteerde haar benen.
'Waar is de wond? Geen hechtingen, niets. Was dit alles dan een droom geweest?'
Verward bleef ze zitten. Dit was nu al dagen zo, dacht ze iets gedaan te hebben, was er vervolgens geen spoor van over.
Ze was zo in gedachten verzonken dat ze niet had gemerkt dat er een man in een lange witte jas naar binnen was komen lopen.
"Ah, u bent wakker. Dat is mooi, dan kunnen we zo even wat testjes uitvoeren."
Verbaasd keek ze op naar de man. 'Ken ik hem? Wat doet hij hier? En wat doe ik hier?'
Alsof de man haar gedachten kon lezen begon hij de vragen te beantwoorden.
"Ik ben dokter Than. Ik werk hier als arts aan ons instituut. Heeft u enig idee waarom u hier bent?"
De dokter keek haar indringend aan en ze wende haar gezicht af.
Vanuit haar ooghoeken zag ze een glimlach op het gezicht van dokter Than verschijnen.
'Wat wil die man van me? Ik ben niet ziek, laat staan gek.'
"Zou u zo vriendelijk willen zijn met mij mee te lopen, mejuffrouw?"
De vergadering was snel afgelopen en Liv schudde iedereen de hand.
"Dank u voor uw aanwezigheid. Ik hoor nog wel van u via mijn secretaresse."
De mannen knikten even naar Liv en met een zucht van opluchting sloot Liv de deur.
'Eindelijk!'
Ze griste haar jas en tas van de tafel en liep de kamer uit.
'Koffie.'
Ze draaide een aantal hoeken om en liep haar kantoortje in. Met haar voet schopte ze de deur dicht terwijl ze haar spullen op de stoel in de hoek wierp.
Met een tevreden glimlach nam ze plaats achter haar bureau. Haar hand gleed langs het hout terwijl haar andere hand de warme koffiemok omsloot.
De vloeistof gleed door haar keel naar beneden en liet een warme gloed achter.
Met het puntje van haar schoen drukte ze haar computer aan, waarna ze afzette om een rondje te draaien.
Opnieuw nam ze een slok van haar koffie.
Nu pas vielen haar ogen op de post die Ellen hier had gebracht. Ze verslikte zich bijna in haar koffie toen ze zag wat er bovenop lag.
Een rode enveloppe ter grote van een A-5, met in sierlijke zwarte letters haar naam erop.
Livanah Destiny Zwartsch
Liv nam de enveloppe van de stapel en draaide deze om in haar hand. 'Waar heb ik dit toch eerder gezien?'
Tijd om de vraag te beantwoorden was er niet want haar deur vloog open. Vlug verborg Liv de enveloppe achter haar rug.
"Ellen!" zei ze joviaal.
Liv kon zichzelf wel voor haar hoofd slaan. 'Sinds wanneer doe ik zo vrolijk tegen Ellen?'
Ellen had dit blijkbaar ook gemerkt, ze had een van haar wenkbrauwen opgetrokken.
"Ik kwam even zeggen dat er telefoon voor je is, onder lijn 1."
Liv knikte even en Ellen liep weg.
Vlug stopte Liv de enveloppe in haar handtas. Daarna liep ze terug naar haar bureau. Ze nam de hoorn van de houder en toetste de een in.
"Goedendag, u spreekt met Liv van Galaxy. Waarmee kan ik u helpen?"
"Livanah..."
Liv fronste even, hoe wist deze vreemde man, zijn stem was immers erg laag, haar naam?
"Ja, daar spreekt u mee. Kan ik u helpen?" probeerde ze nogmaals.
"Destiny Zwartsch..."
Er klonk een stilte, alleen de zware ademhaling van de vreemde was nu hoorbaar. Na een aantal seconden, die echter uren leken te duren werd de ademhaling onderbroken.
"Liv, als jij dit bent. Kijk u..."
Liv knipperde even met haar ogen, alsof dat de verbazing weg zou kunnen nemen. De verbinding was verbroken.
Kagayaiteiru Miraii terasu hikari
Interessant stukje!
Ik ben benieuwd wie er gebeld is en wat die vrouw op dat bed doet!
Snel verder
Ik ben benieuwd wie er gebeld is en wat die vrouw op dat bed doet!
Snel verder

For sale: Babyshoes, never worn
-
- Puntenslijper
- Berichten: 17
- Lid geworden op: 05 apr 2013 16:45
0.o Wat een spannend verhaal zeg! Ik ben benieuwd naar het stukje waarbij alles weer bij elkaar komt!
Leuk dat jullie het allemaal lezen. Ik zal mijn best doen om iedere week een stukje te plaatsen. Dit zal natuurlijk niet altijd lukken, maar ik doe mijn best.
----------------------------------------
Met haar handen zette ze zich af van het bureau, waardoor haar stoel met een halve draai naar achteren rolde. Met haar voet remde Liv de stoel af en kwam overeind. Met de voet die het dichts bij de stoel was trapte ze deze terug op zijn plaats.
Ze keek op haar mobiel, zes uur. Haar benen droegen haar naar de stoel waar ze haar tas en jas had gedumpt. Ze hing haar tas over haar schouder en wierp har jas over haar onderarm.
Met haar elleboog duwde ze de deurklink naar beneden terwijl ze met haar heup de deur open duwde. Eenmaal uit het kantoor keek ze nog een laatste keer over haar schouder of ze alles netjes had achtergelaten. Tevreden deed ze met haar heup de deur weer dicht.
'Tot over drie dagen.'
Met een glimlach liep ze richting de lift. De fout van vanochtend zou ze niet opnieuw maken. Terwijl ze stond te wachten keek ze even naar de rode enveloppe in haar tas.
'Waar heb ik dit toch eerder gezien?'
Het antwoord niet wetend schudde Liv haar hoofd. De deuren van de lift gleden open. In de hoek van de lift stond een gespierde man. Zijn zwarte haar kwam tot net iets over zijn wenkbrauwen en oren. Zijn ogen waren een gelige kleur, een beetje zoals een kat of een slang en zijn huid was gebruind. Niet te donker, en niet te licht. Hij was gekleed in een donkerblauwe spijkerbroek, die bij de pijpen wijd was en dus perfect over zijn zwarte schoenen viel. Hij droeg een wit overhemd met een zwarte stropdas. Over zijn schouder had hij een bruine colbert hangen en in zijn hand hield hij een koffer.
'Werkt hij hier?'
Een kuchje van de man zorgde ervoor dat Liv in de lift stapte. Haar wangen kleurden rood van schaamte, nu pas besefte ze hoe opvallend ze had staan staren. "Waar moet je heen?" vroeg de man terwijl zijn hand langs de knoppen van de lift gleed.
Liv vermeed het contact met zijn ogen om een andere staar sessie te voorkomen.
"Begane grond."
De man drukte een van de knoppen in en de lift kwam in beweging. De hele reis lang zeiden beide geen woord. Af en toe deed Liv een poging om een conversatie te starten, maar als ze dan eenmaal de moed vond om iets te zeggen dan zweeg ze toch.
Na ongeveer een minuut kwam de lift tot stilstand. De deuren gleden open en snel liep Liv de lift uit, op de voet gevolgd door de man.
Ze probeerde het geluid van zijn voetstappen te negeren, die helder weergalmden op de stenen vloer. Haar ene hand drukte ze tegen haar hoofd terwijl ze met haar andere haar jas stevig tegen haar middel drukte. Het geluid dat de man met zijn schoenen op de vloer produceerde leek haar gek te maken.
'Focus, er is niks, gewoon snel naar je auto.'
Haar vlotte passen gingen langzaam over in rennen. Rennen op hakken, het zou een olympische sport moeten worden. Zo snel haar benen haar konden dragen rende ze naar haar auto. Ze graaide in haar tas naar de sleutels, die meteen op de grond vielen. Ze zakte door haar benen en griste de sleutels van de grond. Even keek ze over haar schouder, de man was op zo'n vijf meter afstand. Met bevende handen ontgrendelde ze de deur, die ze meteen opentrok en weer dichtsloeg toen ze eenmaal zat. Met beide handen omklemde ze het stuur. Haar jas en tas schoof ze van haar schoot naar de bijrijders stoel.
De robotstem galmde door de auto. "Tyron heeft verbinding gemaakt met de I-phone van Livanah. U kunt nu rijden." Dit was voor Liv het signaal. De man was nu op een meter afstand en Liv reed uit haar parkeervak. Eenmaal zeker dat ze niets zou kunnen raken trapte ze haar gaspedaal in.
De weg naar huis was nog nooit zo lang geweest. Iedere hoek die ze omdraaide bracht haar weer op een nieuwe lange weg.
Haar handen waren gestopt met beven en haar ademhaling was gekalmeerd. De man was weg, hij zou haar niet kunnen vinden. Nu pas besefte ze hoe belachelijk het wel niet klonk.
'Ik ken die man niet eens en hij mij vast ook niet. Alsof die man mij iets aan zou willen doen?'
De gedachte klonk logisch, maar bracht toch een soort angst in haar te boven.
'Wat als die man...'
Door de gedachtegolven die door haar hoofd dansten had Liv niet gezien dat het stoplicht op rood stond. Vlug trapte de op de rem. Van haar rechterzijde kwam een rode auto aan rijden, die slipte en draaide nog net om de auto van Liv heen.
Adrenaline gierde door haar lijf toen de auto zonder schade tot stilstand kwam. Haar ogen gleden naar de lucht, waar een helder volle maan achter de wolken vandaan kroop.
Zonder nog langer na te denken reed Liv haar auto naar de kant van de weg en stapte uit. De rende naar de rode auto en tikte op het raampje, dat langzaam openging.
"Gaat he..."
Liv maakte haar zin niet af toen ze zag wie er achter het stuur zat.
Even sloot ze haar ogen en keek naar de uitgestrekte hand van dokter Than. Ze wist een glimlach op haar gezicht te doen verschijnen en greep zijn hand die haar nu overeind trok.
Hij gebaarde haar op de tafel te gaan zitten, wat ze meteen deed. Haar ogen volgden dokter Than die nu naar het uiteinde van de kettingen liep. De man nam een sleuteltje uit de zak van zijn lange witte jas en keek even naar het meisje.
Het meisje plaatste een glimlach op haar gezicht en keek toen weer naar haar polsen. Ze zag hoe dokter Than zonder iets te doen naar haar toeliep.
"Laten we een kijken wat ik aan die kettingen kan doen."
De helder witte tanden van de dokter vormden een contrast met zijn gebruinde huid en zijn zwarte haar.
Zijn gele ogen zochten langs haar polsen naar het gat voor de sleutel.
Uiteindelijk vond hij deze en brak de kettingen van haar armen. Dankbaar keek ze de dokter aan.
Haar polsen zagen rood van waar de kettingen hadden gezeten.
"Kom, dan gaan we even een wandeling maken."
De dokter sprak tegen haar alsof ze een kind van vier was. Diep van binnen wist ze dat dat niet zo was, maar iets zei haar dat ze maar beter mee kon spelen.
Haar hand gleed in die van hem terwijl hij haar van de tafel hielp. Gefascineerd keek ze naar haar blote voeten.
'Waar hebben ze mijn kleren gelaten?'
Door de afwezigheid van schoenen waren haar voetstappen niet te horen, die van dokter Than daarentegen wel. Zijn passen galmden door de helder witte gangen.
'Hoe kom ik hier weg?'
----------------------------------------
Met haar handen zette ze zich af van het bureau, waardoor haar stoel met een halve draai naar achteren rolde. Met haar voet remde Liv de stoel af en kwam overeind. Met de voet die het dichts bij de stoel was trapte ze deze terug op zijn plaats.
Ze keek op haar mobiel, zes uur. Haar benen droegen haar naar de stoel waar ze haar tas en jas had gedumpt. Ze hing haar tas over haar schouder en wierp har jas over haar onderarm.
Met haar elleboog duwde ze de deurklink naar beneden terwijl ze met haar heup de deur open duwde. Eenmaal uit het kantoor keek ze nog een laatste keer over haar schouder of ze alles netjes had achtergelaten. Tevreden deed ze met haar heup de deur weer dicht.
'Tot over drie dagen.'
Met een glimlach liep ze richting de lift. De fout van vanochtend zou ze niet opnieuw maken. Terwijl ze stond te wachten keek ze even naar de rode enveloppe in haar tas.
'Waar heb ik dit toch eerder gezien?'
Het antwoord niet wetend schudde Liv haar hoofd. De deuren van de lift gleden open. In de hoek van de lift stond een gespierde man. Zijn zwarte haar kwam tot net iets over zijn wenkbrauwen en oren. Zijn ogen waren een gelige kleur, een beetje zoals een kat of een slang en zijn huid was gebruind. Niet te donker, en niet te licht. Hij was gekleed in een donkerblauwe spijkerbroek, die bij de pijpen wijd was en dus perfect over zijn zwarte schoenen viel. Hij droeg een wit overhemd met een zwarte stropdas. Over zijn schouder had hij een bruine colbert hangen en in zijn hand hield hij een koffer.
'Werkt hij hier?'
Een kuchje van de man zorgde ervoor dat Liv in de lift stapte. Haar wangen kleurden rood van schaamte, nu pas besefte ze hoe opvallend ze had staan staren. "Waar moet je heen?" vroeg de man terwijl zijn hand langs de knoppen van de lift gleed.
Liv vermeed het contact met zijn ogen om een andere staar sessie te voorkomen.
"Begane grond."
De man drukte een van de knoppen in en de lift kwam in beweging. De hele reis lang zeiden beide geen woord. Af en toe deed Liv een poging om een conversatie te starten, maar als ze dan eenmaal de moed vond om iets te zeggen dan zweeg ze toch.
Na ongeveer een minuut kwam de lift tot stilstand. De deuren gleden open en snel liep Liv de lift uit, op de voet gevolgd door de man.
Ze probeerde het geluid van zijn voetstappen te negeren, die helder weergalmden op de stenen vloer. Haar ene hand drukte ze tegen haar hoofd terwijl ze met haar andere haar jas stevig tegen haar middel drukte. Het geluid dat de man met zijn schoenen op de vloer produceerde leek haar gek te maken.
'Focus, er is niks, gewoon snel naar je auto.'
Haar vlotte passen gingen langzaam over in rennen. Rennen op hakken, het zou een olympische sport moeten worden. Zo snel haar benen haar konden dragen rende ze naar haar auto. Ze graaide in haar tas naar de sleutels, die meteen op de grond vielen. Ze zakte door haar benen en griste de sleutels van de grond. Even keek ze over haar schouder, de man was op zo'n vijf meter afstand. Met bevende handen ontgrendelde ze de deur, die ze meteen opentrok en weer dichtsloeg toen ze eenmaal zat. Met beide handen omklemde ze het stuur. Haar jas en tas schoof ze van haar schoot naar de bijrijders stoel.
De robotstem galmde door de auto. "Tyron heeft verbinding gemaakt met de I-phone van Livanah. U kunt nu rijden." Dit was voor Liv het signaal. De man was nu op een meter afstand en Liv reed uit haar parkeervak. Eenmaal zeker dat ze niets zou kunnen raken trapte ze haar gaspedaal in.
De weg naar huis was nog nooit zo lang geweest. Iedere hoek die ze omdraaide bracht haar weer op een nieuwe lange weg.
Haar handen waren gestopt met beven en haar ademhaling was gekalmeerd. De man was weg, hij zou haar niet kunnen vinden. Nu pas besefte ze hoe belachelijk het wel niet klonk.
'Ik ken die man niet eens en hij mij vast ook niet. Alsof die man mij iets aan zou willen doen?'
De gedachte klonk logisch, maar bracht toch een soort angst in haar te boven.
'Wat als die man...'
Door de gedachtegolven die door haar hoofd dansten had Liv niet gezien dat het stoplicht op rood stond. Vlug trapte de op de rem. Van haar rechterzijde kwam een rode auto aan rijden, die slipte en draaide nog net om de auto van Liv heen.
Adrenaline gierde door haar lijf toen de auto zonder schade tot stilstand kwam. Haar ogen gleden naar de lucht, waar een helder volle maan achter de wolken vandaan kroop.
Zonder nog langer na te denken reed Liv haar auto naar de kant van de weg en stapte uit. De rende naar de rode auto en tikte op het raampje, dat langzaam openging.
"Gaat he..."
Liv maakte haar zin niet af toen ze zag wie er achter het stuur zat.
Even sloot ze haar ogen en keek naar de uitgestrekte hand van dokter Than. Ze wist een glimlach op haar gezicht te doen verschijnen en greep zijn hand die haar nu overeind trok.
Hij gebaarde haar op de tafel te gaan zitten, wat ze meteen deed. Haar ogen volgden dokter Than die nu naar het uiteinde van de kettingen liep. De man nam een sleuteltje uit de zak van zijn lange witte jas en keek even naar het meisje.
Het meisje plaatste een glimlach op haar gezicht en keek toen weer naar haar polsen. Ze zag hoe dokter Than zonder iets te doen naar haar toeliep.
"Laten we een kijken wat ik aan die kettingen kan doen."
De helder witte tanden van de dokter vormden een contrast met zijn gebruinde huid en zijn zwarte haar.
Zijn gele ogen zochten langs haar polsen naar het gat voor de sleutel.
Uiteindelijk vond hij deze en brak de kettingen van haar armen. Dankbaar keek ze de dokter aan.
Haar polsen zagen rood van waar de kettingen hadden gezeten.
"Kom, dan gaan we even een wandeling maken."
De dokter sprak tegen haar alsof ze een kind van vier was. Diep van binnen wist ze dat dat niet zo was, maar iets zei haar dat ze maar beter mee kon spelen.
Haar hand gleed in die van hem terwijl hij haar van de tafel hielp. Gefascineerd keek ze naar haar blote voeten.
'Waar hebben ze mijn kleren gelaten?'
Door de afwezigheid van schoenen waren haar voetstappen niet te horen, die van dokter Than daarentegen wel. Zijn passen galmden door de helder witte gangen.
'Hoe kom ik hier weg?'
Kagayaiteiru Miraii terasu hikari
Hoofdstuk 3
Liv liet haar ogen over de lange gespierde gedaante glijden. Een zonnebril schermde zijn ogen af, maar Liv wist precies hoe deze eruit zagen. Zijn zwarte haar leek te schitteren in het maanlicht.
Zonder erbij na te denken deed Liv een aantal stappen terug, de stem in haar hoofd negerend. Haar ogen gleden naar zijn benen.
"Pardon, maar uw mond staat open." de man was inmiddels uit de auto gekomen en had zijn zonnebril afgedaan. Hij bekeek haar even met zijn gele ogen en liet een glimlach op zijn gezicht verschijnen.
"Het toeval treft ons wel. Leuk om u weer te zien...." zei stem stierf weg, op zoek naar haar naam.
"Zwartsch." ze stak haar hand uit naar de man, die ze eerder op de parkeerplaats was ontvlucht.
'Waarom rende ik weg voor een man zo knap als hij?'
"Aangenaam," de man schudde haar hand en met zijn andere hand bewoog hij voorzichtig naar het gezicht van Liv, "Meneer Espinho, maar zegt u maar Than."
Een witte glimlach nam zijn gezicht over terwijl hij met twee vingers langzaam haar mond sloot.
Liv streek enkele lokken haar achter haar oren en wist een verlegen lachje te tonen.
Than liet zijn hand van haar kin glijden. En keek nu even naar de auto van Liv.
"Heb ik uw auto geraakt? Het spijt me, ik was ook zo gehaast."
Liv had moeite om haar mond niet opnieuw open te laten zakken van verbazing. Zij was immers degene die door rood heen reed. Ze wreef haar hand langs haar nek maar trok deze toen snel weer weg.
"Nee, ik ben ongedeerd, evenals mijn auto."
Than gaf een knikje en bood nogmaals zijn excuses aan.
"Kan ik het goedmaken?"
Ze voelde hoe het bloed bij deze vraag naar haar wangen steeg, waardoor haar gezicht rood kleurde.
'Stomme wangen.'
"Nee, dat is echt niet nodig." wist ze zonder stotteren uit de brengen.
Than was hier echter niet gerust op en schudde zijn hoofd. "Ik sta erop. Wat dacht u van een etentje? Morgen, in de lunchpauze." Opnieuw die glimlach.
Liv zag dat deze man niet zou opgeven en knikte. "Oke, omdat u zo aandringt."
Liv draaide zich om naar haar auto na afscheid te nemen van de man.
"Zal ik u anders thuis brengen?"
Liv schudde haar hoofd en gebaarde met haar hand naar haar auto. "Nee, ik moet morgen weer weg met de auto, maar bedankt voor het aanbod."
Met vlotte passen liep ze terug naar de auto, toen ze het protier achter zich dicht trok zag ze hoe Than zijn auto weg startte.
Liv volgde zijn voorbeeld en reed zonder verdere onderbrekingen naar huis. Daar aangekomen wierp ze al haar spullen in een hoekje, trapte haar schoenen uit en liep met de enveloppe naar de bank.
Een zucht weerklonk door de stille woonkamer. Haar ouders kwamen pas laat thuis.
Ze krulde op in een hoekje van de bank en scheurde de enveloppe open. Haar ogen geleden in fast-forward over de letters.
Geachte Livanah Destiny Zwartsch,
Voor Liv de rest van de tekst kon laten bezinken klonk er gesommel bij de voordeur. Ze verborg de brief onder het kussen van de bank en sloop richting de gang. Voor de deur zag ze een schaduw staan, gezien het postuur was het een man. Ze sloop verder door de gang en greep onderweg een paraplu uit de rond3 mand. Deze hield ze schuin achter haar hoofd terwijl ze de deur naderde.
In één vloeiende beweging trok ze de deur open en sloeg de paraplu richting haar bezoeker, die deze met een snele handreflex stopte.
Meteen liet ze de paraplu zakken en smolt weg in de heldere opaalkleurige ogen. "Hey. Euhm, kom binnen."
Ze nam een stap weg van de deur en liet de man, waarvan deze ontmoeting inmiddels geen toeval meer kon zijn, binnen.
De man keek kalm om zich heen en liep door de woonkamer in.
"Wat brengt u hier?"
"Ik kwam even kijken of u echt niets heeft overgehouden aan onze botsing."
Liv liet haar gedachte terug dwalen naar de tweede ontmoeting met Than. Een botsing had niet plaats gevonden, ze waren elkaar met moeite gepasseerd.
'Ik ben toch niet gek aan het worden?'
Een arm onder die van haar deed haar ontwaken uit haar gedachten wolk.
"Ik had al zo'n vermoeden dat er iets was. Gaat u maar even liggen."
De man ondersteunde Liv naar de bank en ineens voelde ze zich heel erg duizelig.
'Waren we dan echt gebotst?'
Ze stond Than toe haar op de bank te leggen. Toen hij zeker wist dat ze goed lag ging hij op de tafel zitten.
"Heb je ergens pijn? Het was immers ook een flinke klap die je maakte."
"Maar, we zijn helemaal niet gebotst." Liv sprak kalmer dan ze had verwacht. Als antwoord keek Than haar bezorgd aan.
"Het is dus nog erger dan ik dacht." Hij haalde een hand door zijn haar terwijl hij sprak. "Kan je je de botsing echt niet meer herinneren?"
Liv probeerde zich opnieuw de situatie op de weg te herinneren, een botsing was nergens te ontdekken.
"Nee, echt niet." zei ze terwijl ze met twee vingers cirkels maakte bij haar slapen.
Than stond nu langzaam op en zijn hand voor haar gezicht. "Hoeveel vingers steek ik op?"
Liv schudde haar hoofd. "Twee..." mompelde ze.
Than gaf een kort knikje. "Ik ga een arts voor je bellen. ik vertrouw dit niet. Waar is hier de telefoon?"
Met een hand op haar hoofd duwde Liv zichzelf overeind maar de armen van Than hielden haar tegen.
"Blijf maar liggen, ik vind het wel."
Met die woorden verdween hij uit haar zicht. Liv liet haar hoofd in het kussen vallen, en hoorde zachtjes het kreuken van papier.
'De enveloppe!'
Liv liet haar ogen over de lange gespierde gedaante glijden. Een zonnebril schermde zijn ogen af, maar Liv wist precies hoe deze eruit zagen. Zijn zwarte haar leek te schitteren in het maanlicht.
Zonder erbij na te denken deed Liv een aantal stappen terug, de stem in haar hoofd negerend. Haar ogen gleden naar zijn benen.
"Pardon, maar uw mond staat open." de man was inmiddels uit de auto gekomen en had zijn zonnebril afgedaan. Hij bekeek haar even met zijn gele ogen en liet een glimlach op zijn gezicht verschijnen.
"Het toeval treft ons wel. Leuk om u weer te zien...." zei stem stierf weg, op zoek naar haar naam.
"Zwartsch." ze stak haar hand uit naar de man, die ze eerder op de parkeerplaats was ontvlucht.
'Waarom rende ik weg voor een man zo knap als hij?'
"Aangenaam," de man schudde haar hand en met zijn andere hand bewoog hij voorzichtig naar het gezicht van Liv, "Meneer Espinho, maar zegt u maar Than."
Een witte glimlach nam zijn gezicht over terwijl hij met twee vingers langzaam haar mond sloot.
Liv streek enkele lokken haar achter haar oren en wist een verlegen lachje te tonen.
Than liet zijn hand van haar kin glijden. En keek nu even naar de auto van Liv.
"Heb ik uw auto geraakt? Het spijt me, ik was ook zo gehaast."
Liv had moeite om haar mond niet opnieuw open te laten zakken van verbazing. Zij was immers degene die door rood heen reed. Ze wreef haar hand langs haar nek maar trok deze toen snel weer weg.
"Nee, ik ben ongedeerd, evenals mijn auto."
Than gaf een knikje en bood nogmaals zijn excuses aan.
"Kan ik het goedmaken?"
Ze voelde hoe het bloed bij deze vraag naar haar wangen steeg, waardoor haar gezicht rood kleurde.
'Stomme wangen.'
"Nee, dat is echt niet nodig." wist ze zonder stotteren uit de brengen.
Than was hier echter niet gerust op en schudde zijn hoofd. "Ik sta erop. Wat dacht u van een etentje? Morgen, in de lunchpauze." Opnieuw die glimlach.
Liv zag dat deze man niet zou opgeven en knikte. "Oke, omdat u zo aandringt."
Liv draaide zich om naar haar auto na afscheid te nemen van de man.
"Zal ik u anders thuis brengen?"
Liv schudde haar hoofd en gebaarde met haar hand naar haar auto. "Nee, ik moet morgen weer weg met de auto, maar bedankt voor het aanbod."
Met vlotte passen liep ze terug naar de auto, toen ze het protier achter zich dicht trok zag ze hoe Than zijn auto weg startte.
Liv volgde zijn voorbeeld en reed zonder verdere onderbrekingen naar huis. Daar aangekomen wierp ze al haar spullen in een hoekje, trapte haar schoenen uit en liep met de enveloppe naar de bank.
Een zucht weerklonk door de stille woonkamer. Haar ouders kwamen pas laat thuis.
Ze krulde op in een hoekje van de bank en scheurde de enveloppe open. Haar ogen geleden in fast-forward over de letters.
Geachte Livanah Destiny Zwartsch,
Voor Liv de rest van de tekst kon laten bezinken klonk er gesommel bij de voordeur. Ze verborg de brief onder het kussen van de bank en sloop richting de gang. Voor de deur zag ze een schaduw staan, gezien het postuur was het een man. Ze sloop verder door de gang en greep onderweg een paraplu uit de rond3 mand. Deze hield ze schuin achter haar hoofd terwijl ze de deur naderde.
In één vloeiende beweging trok ze de deur open en sloeg de paraplu richting haar bezoeker, die deze met een snele handreflex stopte.
Meteen liet ze de paraplu zakken en smolt weg in de heldere opaalkleurige ogen. "Hey. Euhm, kom binnen."
Ze nam een stap weg van de deur en liet de man, waarvan deze ontmoeting inmiddels geen toeval meer kon zijn, binnen.
De man keek kalm om zich heen en liep door de woonkamer in.
"Wat brengt u hier?"
"Ik kwam even kijken of u echt niets heeft overgehouden aan onze botsing."
Liv liet haar gedachte terug dwalen naar de tweede ontmoeting met Than. Een botsing had niet plaats gevonden, ze waren elkaar met moeite gepasseerd.
'Ik ben toch niet gek aan het worden?'
Een arm onder die van haar deed haar ontwaken uit haar gedachten wolk.
"Ik had al zo'n vermoeden dat er iets was. Gaat u maar even liggen."
De man ondersteunde Liv naar de bank en ineens voelde ze zich heel erg duizelig.
'Waren we dan echt gebotst?'
Ze stond Than toe haar op de bank te leggen. Toen hij zeker wist dat ze goed lag ging hij op de tafel zitten.
"Heb je ergens pijn? Het was immers ook een flinke klap die je maakte."
"Maar, we zijn helemaal niet gebotst." Liv sprak kalmer dan ze had verwacht. Als antwoord keek Than haar bezorgd aan.
"Het is dus nog erger dan ik dacht." Hij haalde een hand door zijn haar terwijl hij sprak. "Kan je je de botsing echt niet meer herinneren?"
Liv probeerde zich opnieuw de situatie op de weg te herinneren, een botsing was nergens te ontdekken.
"Nee, echt niet." zei ze terwijl ze met twee vingers cirkels maakte bij haar slapen.
Than stond nu langzaam op en zijn hand voor haar gezicht. "Hoeveel vingers steek ik op?"
Liv schudde haar hoofd. "Twee..." mompelde ze.
Than gaf een kort knikje. "Ik ga een arts voor je bellen. ik vertrouw dit niet. Waar is hier de telefoon?"
Met een hand op haar hoofd duwde Liv zichzelf overeind maar de armen van Than hielden haar tegen.
"Blijf maar liggen, ik vind het wel."
Met die woorden verdween hij uit haar zicht. Liv liet haar hoofd in het kussen vallen, en hoorde zachtjes het kreuken van papier.
'De enveloppe!'
Kagayaiteiru Miraii terasu hikari
Hoofdstuk 4
(begin)
Liv's ogen flitsten van links naar rechts. Paniek nam haar langzaam over toen ze de woorden tot zich door liet dringen. Haar trillende handen omklemden de brief.
Terwijl ze las gleed een zweetdruppel langs haar slaap naar haar kin. Ondertussen probeerde ze ook te luisteren naar de bewegingen van Than, die nu in de keuken was, te horen aan de rinkelende glazen en het rammelen van het bestek als de lades open en dicht gingen.
Haar ogen gleden verder tot ze bij een soort gedicht-achtig stukje kwam.
Kijk hem niet in zijn ogen
Ontwijk zijn gelaat
Vlucht voor zijn adem
Ren voor zijn stem
Schuil niet in zijn armen
Een wagen zonder rem
Hij leest je ogen en je ziel
Een mist verward je zicht
Een kou tot in het diepst van je ziel
Je kent hem als je hem ziet
Onthoud dit goed
En voorkom wat voorkomen had moeten worden
Liv liet haar ogen opnieuw langs de letters bewegen. Ze snapte niet wat er werd bedoeld. Eenmaal opnieuw bij het einde zag ze dat er nog iets stond.
Spreek zijn naam nooit uit
Waarschijnlijk ben ik al te laat
Laat hem niet tot je doordringen
De volle maan roept zijn naam
Vergeet niet zijn naam is...
Op dat moment klonk het vallen van glazen, die in stukken uiteenspatte. Liv propte snel de brief onder het kussen van de bank en liet zichzelf achterover tegen de leuning vallen, zoals Than haar had achtergelaten.
Met een zuchtend gegrom verscheen Than in de deuropening. Zijn borstkas ging gehaast op en neer toen hij zijn schouder tegen de deurpost liet vallen. Gelijk omsloten zijn handen deze zelfde deurpost en zijn nagels kermden zich in het hout.
Zijn haren verborgen zijn ogen in een schaduw terwijl hij langzaam een stap dichterbij zette.
Als een reflex schoot Liv overeind. De eerdere duizeligheid en verwarring leek verdwenen, alsof deze er nooit was geweest en ook Than leek hier niets meer van de weten.
Liv kwam langzaam overeind en liep richting hem. "Th-" Ze slikten haar woorden terug. De brief flitste weer door haar hoofd.
'Spreek zijn naam nooit uit'
Liv plaatste voorzichtig haar hand op de schouder van Than. "Gaat het?" Ze stond klaar om terug te springen als hij haar zou willen grijpen.
Dit gebeurde niet, in plaats daarvan zakte Than naar de grond en alsof hij haar meetrok zakte ook Liv naar de grond. Zijn ogen waren nu duidelijker zichtbaar en zagen er levenloos uit.
Liv voelde de paniek opnieuw toenemen. 'O gosh, hij is dood. Ik heb een dode in mijn huis.'
Met beide handen schudde ze Than's schouders, die kil voor zicht uit staarde, recht in Lilly's heldere smaragden.
(begin)
Liv's ogen flitsten van links naar rechts. Paniek nam haar langzaam over toen ze de woorden tot zich door liet dringen. Haar trillende handen omklemden de brief.
Terwijl ze las gleed een zweetdruppel langs haar slaap naar haar kin. Ondertussen probeerde ze ook te luisteren naar de bewegingen van Than, die nu in de keuken was, te horen aan de rinkelende glazen en het rammelen van het bestek als de lades open en dicht gingen.
Haar ogen gleden verder tot ze bij een soort gedicht-achtig stukje kwam.
Kijk hem niet in zijn ogen
Ontwijk zijn gelaat
Vlucht voor zijn adem
Ren voor zijn stem
Schuil niet in zijn armen
Een wagen zonder rem
Hij leest je ogen en je ziel
Een mist verward je zicht
Een kou tot in het diepst van je ziel
Je kent hem als je hem ziet
Onthoud dit goed
En voorkom wat voorkomen had moeten worden
Liv liet haar ogen opnieuw langs de letters bewegen. Ze snapte niet wat er werd bedoeld. Eenmaal opnieuw bij het einde zag ze dat er nog iets stond.
Spreek zijn naam nooit uit
Waarschijnlijk ben ik al te laat
Laat hem niet tot je doordringen
De volle maan roept zijn naam
Vergeet niet zijn naam is...
Op dat moment klonk het vallen van glazen, die in stukken uiteenspatte. Liv propte snel de brief onder het kussen van de bank en liet zichzelf achterover tegen de leuning vallen, zoals Than haar had achtergelaten.
Met een zuchtend gegrom verscheen Than in de deuropening. Zijn borstkas ging gehaast op en neer toen hij zijn schouder tegen de deurpost liet vallen. Gelijk omsloten zijn handen deze zelfde deurpost en zijn nagels kermden zich in het hout.
Zijn haren verborgen zijn ogen in een schaduw terwijl hij langzaam een stap dichterbij zette.
Als een reflex schoot Liv overeind. De eerdere duizeligheid en verwarring leek verdwenen, alsof deze er nooit was geweest en ook Than leek hier niets meer van de weten.
Liv kwam langzaam overeind en liep richting hem. "Th-" Ze slikten haar woorden terug. De brief flitste weer door haar hoofd.
'Spreek zijn naam nooit uit'
Liv plaatste voorzichtig haar hand op de schouder van Than. "Gaat het?" Ze stond klaar om terug te springen als hij haar zou willen grijpen.
Dit gebeurde niet, in plaats daarvan zakte Than naar de grond en alsof hij haar meetrok zakte ook Liv naar de grond. Zijn ogen waren nu duidelijker zichtbaar en zagen er levenloos uit.
Liv voelde de paniek opnieuw toenemen. 'O gosh, hij is dood. Ik heb een dode in mijn huis.'
Met beide handen schudde ze Than's schouders, die kil voor zicht uit staarde, recht in Lilly's heldere smaragden.
Kagayaiteiru Miraii terasu hikari
-
- Balpen
- Berichten: 144
- Lid geworden op: 18 jun 2012 21:31
Hey hey,
Ik heb het ook gelezen. Vindt het echt heel spannend geschreven, vooral die stukjes met dat meisje. Ben benieuwd wie ze is en wat ze daar doet.
Dokter Than is een freak. Wat wil hij van Liv? Dat vraag ik me zelf af en ook wat er met hem gebeurd.
Zeker goed geschreven, meeslepend ook. Kon eigenlijk tot nu toe niet echt kritiekpuntjes vinden.
Ga zo door
Ik heb het ook gelezen. Vindt het echt heel spannend geschreven, vooral die stukjes met dat meisje. Ben benieuwd wie ze is en wat ze daar doet.
Dokter Than is een freak. Wat wil hij van Liv? Dat vraag ik me zelf af en ook wat er met hem gebeurd.
Zeker goed geschreven, meeslepend ook. Kon eigenlijk tot nu toe niet echt kritiekpuntjes vinden.
Ga zo door

Even Miracles take A Little Time
Na het overlezen van alles ben ik erachter gekomen dat ik een slecht begin heb gemaakt. Over de proloog ben ik best tevreden al ben ik ook daar elementen vergeten. Hierdoor klopt het verhaal niet met hoe ik het in gedachten had. Bovendien wordt uit de proloog, naar mijn idee, een belangrijk element niet duidelijk. Ik zal dus opnieuw beginnen.
Kagayaiteiru Miraii terasu hikari