Het lot slaat altijd toe op momenten dat je het niet verwacht. Op momenten dat je er niet om vraagt. Of misschien was het gewoon mijn verleden dat me nog altijd achterna zit - ik weet het niet. Maar wat er gebeurt was kon geen toeval zijn, daar geloof ik niet meer in.
De zon scheen zachtjes op mijn rug. Ik was nog half in slaap en wanneer ik soms mijn ogen opende, was alles heel fel en wazig. Ik moest wel heel lang nadenken voor ik erachter was welke dag het was. Misschien kwam het omdat deze week niet zo was als alle andere weken. Mijn hele ritme lag over de hoop. Ik had geluk dat het huisje van Loïs en mij iets verder van het dorp afstond, anders had ik waarschijnlijk al nachten niet meer kunnen slapen door de verbouwingen. Dat was waarschijnlijk ook de reden dat Leo de laatste tijd zo chagrijnig deed, nog chagrijniger dan normaal. Ik was nog lang niet van plan om van mijn matras af te komen, maar Loïs was het er niet mee eens. Ze gaf me een duwtje tegen mijn zij en deze keer moest ik dan echt mijn ogen openen. Ik keek recht in haar blauwgrijze ogen. Vroeger waren haar ogen veel blauwer, maar het leek wel alsof ze ieder jaar iets meer kleur verloren. In levensjaren gezien was ze helemaal niet zo oud, maar ze had het uiterlijk van een oude vrouw. Cirkels onder haar ogen van vermoeidheid, haar manke been van het harde werken. Alles dat ze had meegemaakt maakte haar twintig jaar ouder. Ik wist nooit echt wat ze voor me betekende, ze was niet echt een moeder, ook geen vriendin, maar ik beschouwde haar wel als mijn familie. Eigenlijk was ze de enige familie die ik ooit heb gehad. Toen ik als achtjarige uit het Centrum was gevlucht heeft ze me opgevangen, en sinds toen heeft ze me nooit meer in de steek gelaten. Ik kan niet echt beschrijven hoe dankbaar ik haar ben.
“Jill, het is echt tijd dat je wat gaat doen. Zit Leo niet op je te wachten?” vroeg ze met haar zachte stem terwijl ze op haar hurken bij me zat. Ik kreunde zachtjes. “Nee, hij ging eerst met Hazel naar de markt,” herinnerde ik me. Ik kwam langzaam overeind en ging met mijn hand door mijn haren. Door het zonlicht leken mijn haren nóg lichter; bijna zilverkleurig. Als ik het dorp inging probeerde ik mijn haar altijd te verbergen. Lichtblond haar stond voor adel, samen met lichtgroene ogen en een lichte huid. Niemand buiten het Centrum zag er zo uit. Ik had alle kenmerken en ik viel ook behoorlijk op als ik door het dorp liep. Daar had iedereen donkerkleurig haar, vaak bruine ogen. Als de mensen van het dorp erachter zouden komen dat ik van adel ben, zouden ze me allemaal haten. En gelijk hadden ze. De adel had alles van de bevolking afgenomen; geld, macht, en nog het belangrijkste; water. Water was in dit land het kostbaarste dat er maar is, zuiver water was heel zeldzaam. De adel maakte daar misbruik van. Loïs was inmiddels al weer opgestaan en stond bij het aanrecht. Ons huisje was bescheiden en klein, maar prima om in te leven. Ik stond er niet zo vaak bij stil hoe mijn leven eruit had gezien als ik nog in het Centrum woonde. Waarschijnlijk het tegenovergestelde van dit, maar niet beter. “Hoe laat is het?” vroeg ik met een krakende stem terwijl ik op stond. Ik was nog een beetje licht in mijn hoofd. “Elf uur,” antwoorde Loïs terwijl ze zich naar me omdraaide met een pannetje in haar hand. Ik trok een kastje open en haalde daar mijn spijkerbroek en witte bloesje vandaan – die allang niet meer zo wit was. Terwijl ik me omkleed staarde Loïs me de hele tijd aan, ik ergerde me er nogal aan. “Wat is er?” vroeg ik uiteindelijk terwijl ik mijn blauwe gympen aantrok. De vrouw leunde achterover tegen het aanrecht en glimlachte naar me. “Wanneer ga je het hem nou vertellen?” vroeg ze plotseling. Ik keek haar raar aan, maar stiekem wist ik al wel wat ze bedoelde. Toch speelde ik nog even voor dom. “Wat?” “Dat je van hem houdt natuurlijk. Hij heeft het al zo vaak tegen jou gezegd, het word echt tijd dat je het een keer terug zegt,” sprak ze wijs, met haar kin in de lucht. Natuurlijk had ze het over Leo, mijn ‘beste maatje’. Ik weet niet meer hoe onze vriendschap is ontstaan, maar het gebeurde gewoon vanzelf. We waren allebei buitenbeentjes in het dorp. Het meisje van adel en de extreem slimme jongen die niemand begrijpt. Ik leerde hem kennen toen ik acht was, dat was nu alweer dertien jaar geleden. En in die jaren heeft hij me meerdere keren gevraagd of we niet meer waren dan vrienden. Ik heb altijd gezegd dat ik het niet wist, en er was altijd die teleurgestelde blik in zijn ogen. Maar ik wist het ook echt niet. “Waar komt dat in een keer vandaan?” vroeg ik lachend, maar Loïs keek me nu juist heel serieus aan. “Ik ken jou beter dan wie dan ook. Maar je bent gewoon te bang om het toe te geven.” Ik dacht even diep na. Misschien had ze wel gelijk. Maar alles zou zoveel ingewikkelder worden en ik had helemaal niet de behoefte om romantisch te gaan doen. Ik kwam wel in de buurt van de leeftijd dat mensen gingen trouwen, maar daar wilde ik echt nog niet aan denken. Ik haalde even diep adem en ik voelde me plotseling heel ongemakkelijk. Dat kwam bijna nooit voor. “Waarom vandaag?” vroeg ik voorzichtig. “Waarom niet? Wie weet is morgen wel te laat. Leo zal echt niet voor eeuwig op je blijven wachten.” Oké, dat kwam hard aan. Ik had een hekel aan veranderingen. Alles was goed zoals het was, dus waarom zou ik het allemaal zo moeilijk maken? Maar Loïs had wel een punt, Leo hoefde niet op me te wachten. Hij was misschien niet bepaald een dorpsheld maar er waren vast wel meisjes die iets in hem zagen. Het zou me echt breken als ik hem met een ander meisje zou moeten zien. Dat kon ik me gewoon niet voorstellen. Als ik het hem niet zou zeggen, had ik de kans om hem kwijt te raken en dat wilde ik niet. Zonder dat ik er iets aan kon doen verscheen er een grote glimlach op mijn gezicht. “Ik ga het gewoon doen,” sprak ik, plotseling heel opgewekt. De ogen van Loïs begonnen te fonkelen en haar witte tanden kwamen tevoorschijn, waarna ze me stevig omhelsde.
Op de een of andere manier voelde ik me zo opgelucht. Ik had er nooit echt bij stil gestaan, maar het was waar. Ik hield van Leo. Ik wou mezelf echt voor mijn kop slaan voor dit dromerige gedoe, maar ik voelde me echt heel gelukkig. Hoe had Loïs het weer voor elkaar gekregen? Ik rende met grote stappen door het uitgedroogde gras. Het waaide behoorlijk buiten en ik had de wind in mijn rug waardoor ik me net een vogel voelde. Ik zigzagde tussen de bomen door en toen ik het puntje van de laatste heuvel bereikte was het dorp in zicht. Alle huisjes stonden schots en scheef, overal zaten scheuren; in de weg, in de daken. Toch zag het er niet zo grauw uit, het leek eerder een soort doolhof vanaf de heuvel. Er was iets zonnigs aan het dorp, maar misschien was dat gewoon mijn eigen blindheid. Zo snel mogelijk rende ik door, tot ik hevig begon te hijgen. Ik liep mijn standaard route. Straatje hier, dan een paar stegen. Ik had de laatste smalle steeg bereikt, om de hoek was het kleine huisje van Leo en Hazel. Maar toen ik bijna de hoek om wou gaan, hoorde ik een luide schreeuw vanuit het huis. Ik leunde tegen de muur en keek heel kort om het hoekje. Voor een kort moment stopte mijn hart met kloppen. Mijn pupillen vernauwden. Nee, dit kon niet. Wat hadden de Paralysi hier te zoeken? Het was een elite van de koning, een soort soldaten, die het volk bedreigde met gif. Als je tegen de regels inging werd je vergiftigd en je kon het antigif alleen krijgen wanneer je weer gehoorzaam was. Veel Paralysi waren vroeger ooit zelf vergiftigd. Het was afschuwelijk. Misschien wel de grootste reden om het koningshuis en het Centrum te haten. De mannen hadden zwarte pakken aan en droegen soms een gasmasker. Ik had ze nog nooit van dichtbij gezien, maar nu kwamen ze bij Leo’s huis vandaan. Ik begon in paniek te raken. Was dat Hazel geweest die daar had geschreeuwd? Plotseling was dat gevoel van net compleet verdwenen. Het maakte plaats voor een onheilspellend gevoel. Er was iets heel erg mis.
Uit het niets besefte ik waarom de Paralysi hier waren. Voor mij. Ik was een voortvluchtige uit het Centrum. Mijn ouders waren criminelen – volgens hen – en nu waren ze naar me opzoek. Veronica James, dat was mijn echte naam, maar alleen Loïs, Leo en zijn zusje wisten dat. Misschien hadden ze Leo samen met mij gezien, of had iemand van het dorp me verraden. Ik probeerde kalm te blijven, maar in mijn hoofd was het een grote chaos. Ik keek toe hoe de mannen wegliepen, wachtte en wachtte, tot ze uiteindelijk uit mijn zicht verdwenen waren. Toen sprong ik de hoek om en klopte als een gek op de deur, maar ik hoorde geen enkel geluid. Ik sloeg zo hard dat mijn vuist pijn deed. “Leo! Doe open! Leo!” schreeuwde ik hysterisch. Nog steeds geen geluid. Een paar buren waren al naar buiten gekomen om te kijken wat er aan de hand was, maar ik trok me er niets van aan. “Alsjeblieft, ik wil weten wat er gebeurd is!” Ik leunde met mijn voorhoofd tegen de deur en beet op mijn onderlip. Waarom deden ze de deur nou niet open? Misschien was het beter om te zwijgen. Ik hield me stil en wachtte. Klopte nog een keer op de deur om te laten weten dat ik nog niet weg was. Ik hoorde zachte voetstappen van achter de deur en zette een stapje achteruit. Heel langzaam opende de deur, tot op een klein kiertje. Daartussen zag ik een betraand gezicht verschijnen. Ze keek me niet aan, maar iets in haar leek gebroken te zijn. “Hazel…” zei ik zachtjes. Ik wou naar haar toe stappen om haar te omhelzen, maar ik wist nog steeds niet wat er precies gebeurd was. Ik wou weer naar voren stappen zo dat ik naar binnen kon gaan, maar ze hield me tegen. Keek me plotseling heel strak aan. “Dit jouw schuld,” zei ze fel. Er was van alles dat ik wou zeggen, wat ik er tegen in wou brengen, maar ik bleef stil. Plotseling begon ze te huilen. Ze liet de deurknop los en hield haar handen voor haar ogen. Zonder erbij na te denken stapte ik op haar af en hield ik haar vast, en deze keer liet ze het gebeuren. Ik legde mijn kin op haar hoofd en ze gooide haar armen om mij heen, terwijl ze hevig snikte. Nu ik in de deuropening stond wist ik meteen wat er was gebeurd. Leo lag op zijn bed, ogen gesloten. Hij bewoog niet en ik twijfelde zelfs even of hij wel ademde. Vergiftigd.
____________
Ik zit al weken met dit verhaal in mijn hoofd en ik ben er nu eindelijk aan begonnen, maar ik heb nu dringend feedback nodig! Tips, tricks, opmerkingen; alles is welkom. Laat me weten wat je ervan vindt.
(Ik had trouwens niet echt een idee waar dit verhaal bij hoort want er zitten overal wel wat elementen van in, maar het kan heel goed zijn dat ik het ergens anders bij had moeten plaatsen.)
Vergiftigd
Mooi verhaal, goed verwoord ook. Het enige dat me opvalt zijn een paar spelfoutjes.
Bijvoorbeeld deze:
Maar wat er gebeurt was kon geen toeval zijn, daar geloof ik niet meer in. = gebeurd.
Mijn hele ritme lag over de hoop. = overhoop
Het Centrum hoeft niet met een hoofdletter.
vroeg ik met een krakende stem terwijl ik op stond. = opstond.
Ik trok een kastje open en haalde daar mijn spijkerbroek en witte bloesje vandaan – die allang niet meer zo wit was. = dat al lang niet meer zo wit was
Terwijl ik me omkleed staarde Loïs me de hele tijd aan, ik ergerde me er nogal aan.= omkleedde. Het verhaal is in de verleden tijd geschreven, dus dan moet dat woord ook in de verleden tijd.
De vrouw leunde achterover tegen het aanrecht en glimlachte naar me. = de vrouw, Loïs toch?
Ik had er nooit echt bij stil gestaan, = stilgestaan
en nu waren ze naar me opzoek. = op zoek
Ik hield me stil en wachtte. Klopte nog een keer op de deur om te laten weten dat ik nog niet weg was. = Vervolgens klopte ik nog een keer op de deur om...
maar ze hield me tegen. Keek me plotseling heel strak aan. = hield me tegen en keek me heel strak aan.
“Dit jouw schuld,” = dit is jouw schuld.
Dit zijn een paar kleine, maar wel opvallende details. Hoop dat ik je ermee geholpen heb. Verder is het een heel goed verhaal, ben benieuwd naar hoe het verder gaat!
Waar het zo bij hoort zou ik je ook niet zo kunnen vertellen.
Groetjes Blieje

Maar wat er gebeurt was kon geen toeval zijn, daar geloof ik niet meer in. = gebeurd.
Mijn hele ritme lag over de hoop. = overhoop
Het Centrum hoeft niet met een hoofdletter.
vroeg ik met een krakende stem terwijl ik op stond. = opstond.
Ik trok een kastje open en haalde daar mijn spijkerbroek en witte bloesje vandaan – die allang niet meer zo wit was. = dat al lang niet meer zo wit was
Terwijl ik me omkleed staarde Loïs me de hele tijd aan, ik ergerde me er nogal aan.= omkleedde. Het verhaal is in de verleden tijd geschreven, dus dan moet dat woord ook in de verleden tijd.
De vrouw leunde achterover tegen het aanrecht en glimlachte naar me. = de vrouw, Loïs toch?
Ik had er nooit echt bij stil gestaan, = stilgestaan
en nu waren ze naar me opzoek. = op zoek
Ik hield me stil en wachtte. Klopte nog een keer op de deur om te laten weten dat ik nog niet weg was. = Vervolgens klopte ik nog een keer op de deur om...
maar ze hield me tegen. Keek me plotseling heel strak aan. = hield me tegen en keek me heel strak aan.
“Dit jouw schuld,” = dit is jouw schuld.
Dit zijn een paar kleine, maar wel opvallende details. Hoop dat ik je ermee geholpen heb. Verder is het een heel goed verhaal, ben benieuwd naar hoe het verder gaat!
Waar het zo bij hoort zou ik je ook niet zo kunnen vertellen.
Groetjes Blieje
Het laatste contact is altijd het zwaarste.