Voorwoord
Dit is een verhaal dat ik omstreeks mijn 15e heb geschreven. Ik heb het echter nooit afgemaakt, ik ben erg benieuwd wat jullie ervan vinden en of er potentie in zit om het af te maken.
---------
De dagen vliegen voorbij en ik zie niets dan die zwarte leegte in mijn hoofd. Er mist iets, iets dat weg is gevallen, wat verdwenen is. Waarom is het er niet? Ik heb het gevoel van gemis, iets dat me verdriet doet omdat ik bang ben dat het belangrijk is. De leegte die mijn hoofd vult over strekt meerdere dagen, heb ik gemerkt. 2 april, alles is duidelijk en nu, weer ‘wakker’ is het 10 april. Wat daar tussen in zit is volkomen onbekend, ik ben gevonden nadat ik was ingestort in het winkelcentrum. Geen idee wat ik daar überhaupt deed. De mensen die mij naar het ziekenhuis brachten vertelden me dat ik mompelde terwijl ik daar lag. Ik mompelde: ‘Niet nu, niet haar,’ repeterend, keer op keer achterelkaar. Het maakte hen bang.
Mijn nachten van diepe slaap worden verstoord door flitsende beelden.
Ik ben in een kamer en een man hijgt in mijn nek. Een klein meisje, huilend. Drie donkere gestaltes, mompelend in een taal die ik niet versta. Een bak met ijskoud water. Een bed met kettingen. Drie lachende mannen. Twee messen op tafel.
Hijgend word ik wakker, ik huil en ben bang. Waar kwamen die beelden vandaan? Nog nooit eerder had ik zo gedroomd. Ik sta op en loop naar de badkamer, daar pak ik wat water en kom ik even rustig op adem terwijl ik zit op de wc. Zuchtend sta ik weer op, kom op, nog even slapen. Ik ga weer richting mijn slaapkamer en ga onder de dekens liggen. Zodra ik weer in slaap val word ik weer geplaagd door de flitsende beelden, beelden die ik net lang genoeg zie om te de situatie te kunnen vatten.
Kreunend kom ik mijn bed uit, ik ben helemaal uitgeput. Ik heb lang geslapen, maar ben vermoeider dan dat ik er in ging. De hele nacht bleven de beelden door mijn hoofd gaan, alsof ik de hele nacht aan het nadenken ben geweest. Nadat ik heb gegeten kleed ik me aan en fiets ik naar het werk. Op het werk is het heel erg rustig, op mijn gemak doe ik de administratie.
‘Goedendag Noa,’ groet Robbert me. Ik kijk op en zie zijn bruine heldere ogen en raak in paniek. Hyperventilerend ren ik naar de wc en Zoë mijn collega komt achter me aan.
‘Wat is er aan de hand? Noa, kijk naar me.’ zegt Zoë terwijl ik nog steeds hyperventilerend in een hoekje zit. Huilend probeer ik van haar weg te kijken maar ze pakt mijn gezicht en draait deze naar zich toe.
‘Roberts ogen, ze zijn als die van hem.’ krijg ik er met moeite uit terwijl ik blijf door huilen.
‘Wie is hem? Noa, wie is hem?’ vraagt Zoë terwijl ze me stevig vast houd. Ik probeer het me te herinneren maar kan er niet op komen.
‘Wil je Robert halen?’ vraag ik terwijl ik weg kijk van haar vragende ogen. Ik voel hoe ze opstaat en ze rustig weg loopt.
‘Noa, is alles goed?’ Roberts stem klieft door de inmiddels gespannen stilte en ik krijg het gevoel alsof ik verdrink, zelfs zijn stem lijkt er op die van de onbekende vreemde.
‘Wat heb jij vorig weekend gedaan?’ vraag ik met overslaande stem terwijl ik probeer mijn emoties in de hand te houden.
‘Ik was gewoon thuis samen met mijn vriendin. Wat is er aan de hand Noa, wat heb ik met dit alles te maken?’ ik negeer zijn vraag en kijk hem goed aan. Hij is het, precies. Alleen wat heeft hij gedaan? Hij kan het toch niet gedaan hebben terwijl er een bloederig scenario uit mijn geheugen opduikt. Laat hem alsjeblieft een broer hebben, smeek ik in stilte terwijl ik diep ademhaal en de vraag stel.
‘Robert, heb jij een broer?’ hij kijkt me verbaasd aan en trekt een wenkbrauw op.
‘Ja, een tweelingbroer, al sinds mijn geboorte.’ probeert hij te grappen maar dat dringt niet tot me door. Het enige dat binnen komt zijn de drie woorden ‘ja, een tweelingbroer’.
‘David, hier komen, we hebben weer iemand.’ De grote man staat met een voldaan grijnzend gezicht naar me toe gericht terwijl een nieuwe man binnenkomt wandelen. Hij lijkt op een collega van werk. Hij loopt naar me toe. ‘Deze komt me bekend voor. Volgens mij is het een collega van mijn lieve brave broertje’ en hij grinnikt. ‘Als die lieve Robbert eens zou weten wat ik met dit lekkertje ga doen!’ nog steeds heeft hij die gemene grijns op zijn gezicht. ‘Kom eens liefje,’ ik voel hoe hij mijn gezicht vast pakt en agressief zijn lippen op de mijne duwt.
‘Neee!’ gil ik uit. Ik doe mijn ogen open en zie dat ik nog steeds op de vloer in het damestoilet zit. Robert en Zoë zitten naast me en geven me wat te drinken.
‘Wat gebeurde er Noa, probeer het rustig uit te leggen. Je zakte in één keer weg.’ fluistert Zoë terwijl ze me over mijn rug strijkt.
‘Ik kreeg opeens een soort herinnering. Geen idee waarom ik wegzakte. Robbert, jouw broer, David, toch? Hij, ik,’ ik probeer uit te leggen wat er is gebeurd, maar ik krijg het er niet uit. ‘Willen jullie me naar het politiebureau brengen?’
‘Mevrouw Siera, wat kan ik voor u doen?’ vraagt de politieagent die me te woord staat.
‘Ik denk dat ik meer weet over het vermiste meisje.’ zeg ik terwijl ik knik naar de foto van het 6 jarige blonde meisje. De agent kijkt me aan en knikt.
‘Wat kunt u vertellen?’
‘Ik weet niet precies of ik echt iets kan vertellen, ik weet alleen dat ik erbij was. Ik ben die dagen kwijt maar er komt steeds meer terug en ik…’ mijn stem breekt en ik haal een keer diep adem. ‘weet dat er drie mannen waren.’
‘Wat bedoelt u met dat u erbij was mevrouw?’ vraagt de agent terwijl hij vrij ongelovig kijkt naar mij en dan naar de foto van het meisje.
‘Ik bedoel te zeggen dat ik ook een slachtoffer ben van die 3 mannen. Het enige probleem is dat ik bijna niets meer weet, behalve dat de tweeling broer van een collega er in verweven zit. David Hort.’
[Nog geen titel]
-
- Vulpen
- Berichten: 366
- Lid geworden op: 18 sep 2012 22:45
Ik vind het een spannend begin! Ik heb voor nu 1 opmerking. Je wisselt in je alinea's van setting, zorg dat je dit aan je lezers vertelt. Dat kan zijn 'ondertussen op het politiebureau' zijn, of door een van je karakters de omgeving te laten omschrijven.
Springen tussen scene's zonder dit expliciet te noemen, kan wel in films of series (door het beeld) maar moet je met verhalen toelichten en dus explcitiet noemen.
Springen tussen scene's zonder dit expliciet te noemen, kan wel in films of series (door het beeld) maar moet je met verhalen toelichten en dus explcitiet noemen.