Ze staarde naar de spiegel, zag haar ingevallen ogen leeg terug staren. Ze probeerde vrolijk te kijken, te lachen, maar het resultaat was een dode grijns. Ze balde haar vuisten. Witte littekens lichtten op. Een traan liep over haar bleke wang. Hatelijke lichtblauwe ogen keken haar koud aan. Haar schouders schokten lichtjes.
Plotseling haalde ze uit met haar rechtervuist en ze sloeg met volle kracht de spiegel aan scherven.
Ze wilde niet langer het gezicht in de spiegel zijn. Ze keek even naar haar prikkende vuist en pakte een scherf. Met haar duim gleed ze langs de scherpe randen tot ze bloed zag opwellen.
Het gebroken gezicht in de spiegel lachte triest. Haar gebroken gezicht.
Langzaam zette ze de scherf aan haar pols...