

Ow ja, ben trouwens erg slecht in titels bedenken, vandaar dat ik dit nog even zonder titel heb gelaten!

Groetjes Blieje
Zenuwachtig sta ik op: ik moet weer naar mijn werk. Erg veel zin heb ik daar niet in, want ik weet dat ik Ronnie weer tegen zal komen, mijn ex. Niet wetend wat voor plan hij deze keer in zijn hoofd heeft. En omdat hij in hetzelfde bedrijf werkt als ik, ben ik nog niet zomaar van hem af.
Ik krijg mijn ontbijt maar moeilijk binnen, honger heb ik totaal niet. Het enige dat overheerst in mijn lichaam zijn de zenuwen, de angsten om hem weer tegen te komen. Het belemmert mijn routine en door al dat gedoe sta ik zelfs een kwartier later naast mijn fiets dan dat ik had gewild. Dat is van de ene kant wel gunstig, een kwartier te laat, zo is de kans kleiner dat ik Ronnie tegenkom. Maar van de andere kant is het juist niet gunstig, het kan me mijn baan kosten als het zo doorgaat. Mijn hart bonst in mijn keel, de angst om hem tegen te komen blijft, ondanks dat ik een kwartier later ben. Voorzichtig stap ik op de fiets en ga naar mijn werk. Ik hoop dat mijn baas niet kwaad op me is. We hebben wel al gepraat over Ronnie en er wordt zo spoedig mogelijk iets aan gedaan. Ronnie zelf is ook al uitgenodigd voor een gesprek dat binnenkort gaat plaatsvinden. Wat jammer dat zo’n soort gesprekken altijd op zich laten wachten.
Inmiddels ben ik twee straten overgestoken, maar ik zie Ronnie nog niet. Dat zegt echter niks, want dat kruispunt waar hij me meestal staat op te wachten, moet ik nog passeren. Door de zenuwen schrik ik van iedere auto die voorbij rijdt, het geluid van elke motor maakt me bang. Het angstzweet breekt me uit terwijl ik steeds harder ga fietsen. Ik heb het kruispunt bijna bereikt en als ik eenmaal daar ben kijk ik goed rond of ik Ronnie zie, de normaal ogende jongeman in de donkergroene jas. Nerveus geef ik mijn ogen de kost. Maar gelukkig is hij nergens te bekennen. Opgelucht fiets ik door en op mijn gezicht verschijnt een kleine glimlach. Ook de zenuwen in mijn lichaam lijken zowaar minder te worden. Toch blijf ik om me heen kijken of hij toevallig niet ergens anders staat.
Het fietsen gaat nu verbazingwekkend goed, Ronnie zal nu vast wel op het werk zijn, gelukkig! Als dat allemaal zo doorgaat vraag ik of ik desnoods mijn werktijd een kwartiertje mag verschuiven! Opgelucht kijk ik naar de bomen die langs de weg staan en trek ik een brede glimlach. Ik geniet van de wind die het angstzweet uit mijn nek blaast, hij is er nu niet. Ik ben veilig.
Dan roept iemand mijn naam. Hier schrik ik heel erg van want ik ken de stem van de persoon maar al te goed. Als ik achterom kijk blijkt het inderdaad een normaal ogende jongeman in een donkergroene jas te zijn: mijn ex Ronnie. Hoe komt hij nou hier? Waar heeft hij al die tijd gestaan? Mijn hart klopt weer in mijn keel en mijn ademhaling versnelt per direct. Het angstzweet, dat zojuist door de wind was weggeblazen, is duidelijk weer op zijn retour. Een naar gevoel beheerst mijn lichaam, vooral als ik merk dat hij naast me komt fietsen.
“Zeggen we niks meer?” vraagt Ronnie doodleuk aan me, niet beseffend wat hij veroorzaakt.
Ik zwijg en probeer hem niet aan te kijken. Hij kijkt me raar aan.
“Waarom negeer je me?” vraagt hij.
Hierdoor voel ik irritatie en woede opkomen en besluit nog wat harder te gaan fietsen, maar Ronnie kan mij helaas goed bijhouden. Door al dit gedoe heb ik niet in de gaten dat ik bij een kruispunt aankom en schrik me ook een ongeluk als ik een auto hoor toeteren. Als ik wil kijken waar het getoeter vandaan komt zie ik een auto die met volle vaart op me af rijdt. Ik heb niet op het verkeer gelet. Doodsbang fiets ik zo hard als ik kan verder en heb nog net op tijd de overkant bereikt. Meteen fiets ik door en kijk naar Ronnie die nog aan de andere kant van het kruispunt staat te wachten. Er komt nog een hele rij auto’s aan, dus voorlopig ben ik nog wel even veilig. Maar voor hoe lang?